Marcus 8:22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38
Marcus 8:22 HTB
Ze kwamen in Betsaïda. Enkele mensen brachten een blinde man bij Jezus en vroegen of Hij hem wilde aanraken.
Marcus 8:24 HTB
De man keek om zich heen en zei: ‘Ja, ik zie de mensen lopen. Maar, wat raar, het lijken net bomen.’
Marcus 8:25 HTB
Jezus legde zijn handen nog eens op de ogen van de man. Hierna kon hij weer normaal zien. Hij was genezen en zag alles duidelijk.
Marcus 8:28 HTB
‘Sommigen zeggen dat U Johannes de Doper bent,’ antwoordden de leerlingen. ‘Anderen dat U Elia bent of een andere profeet.’
Marcus 8:30 HTB
Petrus antwoordde: ‘U bent de Christus.’ Jezus zei dat zij dit aan niemand mochten vertellen.
Marcus 8:32 HTB
Omdat Hij hier ronduit met hen over sprak, nam Petrus Hem apart. ‘Zulke dingen moet U niet meer zeggen,’ zei hij.
Marcus 8:35 HTB
Want wie zijn leven wil behouden, zal het verliezen. Maar wie zijn leven vanwege Mij en voor Gods plan verliest, zal het behouden.