Marcus 7:1, 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30
Marcus 7:10 HTB
Mozes heeft gezegd: “Heb eerbied voor uw vader en moeder. Wie kwaad spreekt van zijn ouders, moet sterven.”
Marcus 7:11 HTB
Maar wat hebt u ervan gemaakt? “Als je tegen je ouders zegt dat je heel je bezit aan God wilt geven
Marcus 7:14 HTB
Jezus riep de mensen bij Zich en zei tegen hen: ‘Luister! Dit is iets dat u beslist moet weten.
Marcus 7:15 HTB
Een mens wordt niet onrein door wat zijn mond ingaat, maar door wat zijn mond uitgaat.’
Marcus 7:17 HTB
Daarna liet Jezus de mensen alleen en ging naar huis. Zijn leerlingen vroegen Hem wat Hij met zijn vergelijking bedoelde.
Marcus 7:21 HTB
Uit je innerlijk, je hart, komen slechte gedachten voort. Hoererij, diefstal en moord
Marcus 7:23 HTB
gevloek, hoogmoed, onverschilligheid en zo meer, komen van binnen uit de mens. Die maken hem onrein.’
Marcus 7:27 HTB
‘Laat Mij eerst de mensen van mijn eigen volk helpen. Want het is niet goed het eten van de kinderen voor de honden te gooien.’
Marcus 7:28 HTB
De vrouw antwoordde: ‘Ja, Here, maar de honden onder de tafel krijgen toch wel de restjes van de kinderen?’
Marcus 7:30 HTB
Toen zij thuiskwam, zag zij het meisje rustig in bed liggen en de boze geest was weg.