Mattheüs 13:1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23
Mattheüs 13:2 HTB
Er kwam een grote menigte mensen naar Hem toe. Daarom ging Hij in een boot. Van daaruit sprak Hij de mensen toe die op de oever stonden te luisteren.
Mattheüs 13:3 HTB
Hij vertelde hun onder andere deze gelijkenis: ‘Een boer zaaide koren op zijn land.
Mattheüs 13:5 HTB
Er viel ook wat zaad op steenachtige grond. Omdat er weinig aarde lag, kwam het vlug op.
Mattheüs 13:6 HTB
Maar toen de zon erop ging schijnen, verschroeide het. Het ging dood, omdat het niet veel wortels had.
Mattheüs 13:8 HTB
De rest van het zaad viel in goede grond en gaf een rijke oogst: wel dertig, zestig en honderd keer zoveel als er was gezaaid.
Mattheüs 13:10 HTB
Zijn leerlingen kwamen naar Hem toe en vroegen: ‘Waarom vertelt U de mensen altijd van dit soort gelijkenissen?’
Mattheüs 13:11 HTB
‘Jullie hebben het voorrecht de geheimen van het Koninkrijk van de hemelen te begrijpen,’ antwoordde Hij. ‘Maar zij niet.
Mattheüs 13:12 HTB
Want wie iets heeft, zal er veel bij krijgen, meer dan genoeg. Maar wie niets heeft, zal ook nog kwijtraken wat hij meent te hebben.
Mattheüs 13:14 HTB
De profeet Jesaja sprak over hen toen hij zei: “U hoort wel, maar begrijpt niet. U kijkt wel, maar ziet niet.
Mattheüs 13:17 HTB
Veel profeten en rechtvaardige mensen hebben ernaar verlangd te zien wat jullie zien en te horen wat jullie horen. Maar zij konden het niet.
Mattheüs 13:20 HTB
Er zijn ook mensen die over het Koninkrijk horen vertellen en er direct enthousiast over zijn.