Lucas 7:11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35
Lucas 7:13 HTB
Toen Jezus de vrouw zag, kreeg Hij diep medelijden met haar. ‘Huil maar niet,’ zei Hij.
Lucas 7:14 HTB
Hij liep naar de baar en legde zijn hand erop. De dragers bleven stil staan. ‘Jongen,’ zei Hij, ‘word weer levend.’
Lucas 7:15 HTB
De dode jongen ging zitten en begon te praten. Jezus zei tegen de moeder: ‘Hier is uw zoon weer.’
Lucas 7:18 HTB
De leerlingen van Johannes de Doper hoorden wat Jezus allemaal deed en vertelden het aan Johannes.
Lucas 7:25 HTB
Had hij dure kleren aan? Nee! Mensen met dure kleren en een luxe leven moet u in een paleis zoeken, niet in de woestijn.
Lucas 7:27 HTB
Ja, zelfs meer dan een profeet. Over hem werd geschreven: “Ik stuur mijn boodschapper voor u uit om voor u een weg te banen.”
Lucas 7:29 HTB
Allen die Johannes hoorden, zelfs de tolontvangers, hebben erkend dat Gods eisen juist waren en lieten zich dopen.
Lucas 7:30 HTB
Behalve de Farizeeën en de bijbelgeleerden. Die keurden het plan van God af en wilden zich niet door Johannes laten dopen.