YouVersion Logo
Search Icon

Jeremia 10:1-16

Jeremia 10:1-16 HSV

Hoor het woord dat de HEERE tot u spreekt, huis van Israël. Zo zegt de HEERE: U mag u de weg van de heidenvolken niet aanleren, en u niet ontstellen door de tekenen aan de hemel, omdat de heidenvolken zich daardoor ontstellen. Want de gebruiken van die volken zijn onzinnig: het is immers een stuk hout, iemand heeft het uit het bos gekapt, vakwerk met de bijl. Met zilver en met goud maken ze het mooi, met spijkers en met hamers zetten ze het vast, zodat het niet kan wiebelen. Ze zijn als een vogelverschrikker op een komkommerveld, want spreken kunnen ze niet. Ze moeten helemaal gedragen worden, want ze kunnen geen stap verzetten. Wees niet bevreesd voor hen, want kwaad kunnen ze niet doen, maar ook goeddoen is er bij hen niet bij. Niemand, HEERE, is U gelijk, groot bent U en groot is Uw Naam in sterkte. Wie zou U niet vrezen, Koning van de heidenvolken? Want dat komt U toe. Immers, onder al de wijzen van de heidenvolken en in heel hun koninkrijk is niemand U gelijk. In één ding zijn zij toch dom en dwaas: onderwijs in onzinnigheid, hout is het! Geplet zilver wordt uit Tarsis gebracht en goud uit Ufaz; werk van een vakman, en van de handen van een edelsmid – blauwpurper en roodpurper is hun gewaad – alles is het werk van kundige mensen. De HEERE God is echter de Waarheid, Hij is de levende God, een eeuwig Koning. Voor Zijn grote toorn beeft de aarde, de heidenvolken kunnen Zijn gramschap niet verdragen. Dit moet u tegen hen zeggen: De goden die de hemel en de aarde niet gemaakt hebben, die zullen van de aarde en van onder deze hemel vergaan. Hij maakte de aarde door Zijn kracht, grondvestte de wereld door Zijn wijsheid, Hij heeft de hemel door Zijn inzicht uitgespannen. Als Hij Zijn stem laat klinken, dan is er gedruis van wateren aan de hemel. Hij doet dampen opstijgen van het einde van de aarde. Hij heeft bliksemflitsen bij de regen gemaakt. De wind brengt Hij uit Zijn schatkamers tevoorschijn. Ieder mens is dom geworden, zonder kennis, elke edelsmid is beschaamd over zijn beeld. Zijn gegoten beeld is immers bedrog: er zit in hen geen adem. Nietig zijn zij, bespottelijk werk, ten tijde van hun vergelding zullen zij vergaan. Maar het Deel van Jakob is niet als zij, want Hij is Formeerder van alles, en Israël is de stam die Zijn eigendom is, HEERE van de legermachten is Zijn Naam.

YouVersion uses cookies to personalize your experience. By using our website, you accept our use of cookies as described in our Privacy Policy