YouVersion Logo
Search Icon

1 Koningen 18:20-46

1 Koningen 18:20-46 BB

Toen liet Achab alle Israëlieten en alle profeten naar de berg Karmel komen. Elia kwam ook en zei: "Hoelang blijven jullie nog op twee gedachten hinken? Wanneer zullen jullie kiezen wie jullie zullen dienen? Als de Heer jullie God is, dien Hém dan. Maar als Baäl jullie god is, dien hém." Maar het volk antwoordde niets. Toen zei Elia: "Ik ben de enige profeet van de Heer die nog over is. Maar er zijn 450 profeten van Baäl. Breng twee stieren hier. Kies er één van uit, hak hem in stukken en leg de stukken op het hout. Maar steek het hout niet aan. Ik zal de andere stier in stukken hakken en op het hout leggen, en het hout ook niet aansteken. Roep dan tot jullie god, en ik zal tot de Heer roepen. De god die antwoordt met vuur, zal God zijn." Het hele volk antwoordde: "Dat is goed." Daarna zei Elia tegen de profeten van Baäl: "Jullie mogen als eerste een stier uitkiezen, want jullie zijn met zo veel. Roep daarna tot jullie god, maar steek het hout niet aan." Ze kozen één van de stieren die hij gegeven had en hakten hem in stukken. Toen riepen ze van de morgen tot de middag tot Baäl: "Baäl, antwoord ons!" Daarbij sprongen ze rond het altaar dat ze hadden gemaakt. Maar er kwam geen geluid en geen antwoord. Toen het middag was geworden, begon Elia hen belachelijk te maken. Hij zei: "Roep wat harder! Hij is immers een god? Hij zit misschien na te denken, of hij heeft iets te doen. Misschien is hij wel op reis. Of misschien slaapt hij en moet hij eerst wakker worden." Toen riepen ze nog harder. En ze sneden zichzelf zoals altijd met hun messen, tot ze dropen van het bloed. Toen de middag voorbij was en het bijna de tijd van het avond-offer was, begonnen ze in trance te raken. Maar er kwam geen geluid en geen antwoord. Er gebeurde niets. Toen zei Elia tegen het hele volk: "Kom hier." Ze kwamen allemaal naar hem toe. Hij bouwde het altaar van de Heer weer op, want dat was afgebroken. Hij nam twaalf stenen, omdat er twaalf stammen zijn, twaalf zonen van Jakob. (Jakob had van de Heer de nieuwe naam 'Israël' gekregen.) Met die stenen bouwde hij het altaar voor de Heer. Rond het altaar maakte hij een brede geul. Hij legde het hout op het altaar, hakte de stier in stukken en legde de stukken op het hout. Toen zei hij: "Vul vier kruiken met water en giet het water over het vlees en het hout." Daarna zei hij: "Doe het een tweede keer." Ze deden het een tweede keer. Daarna zei hij: "Doe het een derde keer." Ze deden het een derde keer. Het water droop van het altaar af. Ook de geul liet hij volschenken met water. Op de tijd dat altijd het avond-offer moest worden gebracht, liep de profeet Elia naar voren en zei: "Heer, God van Abraham, Izaäk en Israël, laat vandaag zien dat U God bent in Israël. Laat zien dat ik uw dienaar ben, en dat ik deze dingen doe omdat U mij die heeft bevolen. Antwoord mij, Heer, zodat het volk zal toegeven dat U God bent. Dan zullen ze weer bij U terugkomen en U weer dienen." Toen schoot er vuur uit de hemel naar beneden. Het verbrandde het vlees, het hout, de stenen en de aarde en likte het water uit de geul op. Toen het hele volk dát zag, lieten ze zich voorover op de grond vallen en zeiden: "De Heer is God! De Heer is God!" Toen zei Elia tegen hen: "Grijp de profeten van Baäl! Zorg dat niemand ontsnapt!" Ze grepen hen en Elia liet hen naar de beek Kison brengen. Daar liet hij hen doden. Daarna zei Elia tegen koning Achab: "Ga wat eten, want ik hoor het geluid van een stortregen al." Achab vertrok om te gaan eten. Maar Elia klom naar de top van de Karmel. Daar knielde hij op de grond neer met zijn gezicht tussen zijn knieën. Toen zei hij tegen zijn dienaar: "Klim verder omhoog en kijk in de richting van de zee of je al regen ziet komen." De man klom omhoog en keek, maar zei: "Er is nog niets te zien." Toen zei Elia: "Ga nog een keer kijken." Hij stuurde hem zeven keer. Bij de zevende keer zei zijn dienaar: "Ik zie een wolkje zo groot als een hand uit de zee opstijgen." Toen zei Elia: "Ga naar koning Achab en zeg: 'Span uw paarden voor de wagen en rijd naar huis. Laat u niet tegenhouden door de stortregen.' " Intussen werd de lucht razendsnel zwart van regenwolken. De wind stak op en het begon te stortregenen. Koning Achab reed op zijn wagen naar Jizreël. Maar de kracht van de Heer kwam over Elia. Hij begon te rennen en liep zó hard, dat hij Achab inhaalde. Zo rende hij helemaal naar Jizreël.

YouVersion uses cookies to personalize your experience. By using our website, you accept our use of cookies as described in our Privacy Policy