Van begin tot eeuwigheidVoorbeeld

Sauls regering en Davids zalving

Lees: 1 Samuël 8:4-9; 1 Samuël 16:1-13

SOAP: 1 Samuël 16:7b

In de tijd van Jozua en de rechters bleef God zich tonen als een trouwe beschermer en voorziener. Maar de Israëlieten bleven ontrouw en vervielen voortdurend in afgoderij.

Tegen de tijd dat we bij 1 Samuël zijn, is er geen koning in Israël en doet iedereen wat goed is in zijn eigen ogen (Richteren 21:25). Hoewel God hun ultieme koning was, wilde het volk een koning zoals de andere volken hadden. God stelde de eerste koning van Israël aan, Saul. Hij zag er aan de buitenkant goed uit, maar uiterlijk vertoon komt niet altijd overeen met de binnenkant.

Saul was meer bezig met wat het volk van hem vond dan met God te behagen, dus koos God een andere koning, een jonge herdersjongen met de naam David.

David was qua uiterlijk allesbehalve een koning. Maar hij had iets wat Saul niet had: een hart dat voor God wilde leven. Hij verhief David tot de grootste koning die Israël op aarde gekend heeft, omdat David zijn leven bleef toewijden aan Hem. Hij was niet perfect, maar wel trouw.

Je kunt in de verleiding komen om jezelf met anderen te vergelijken of om op anderen neer te kijken. Wat God waardeert, is een persoon die nederig is en zich aan Hem overgeeft. Hij wil ons gebruiken in Zijn missie om de verlorenen te verlossen. Vertrouw jij erop dat Hij je de plaats laat zien die Hij voor jou heeft?

Gebed

God, dank U dat U meer ziet dan wij mensen. Dank U dat U mij kent en van mij houdt. Ik bid dat U mij voor Uw glorie zal gebruiken en dat ik U trouw zal blijven. Amen.