Voorbij de bergen

Gedichten over vrucht dragen!

Vol verwachting

Groeien in de kennis van God

Henk Stoorvogel - Dichter bij God

Jeroen voor 't Hekke - God ziet jou

Bijbelse voeding (deel 1)

Afrekening

Stille tijd: de derde zendingsreis van Paulus

Niet vergeten! Een aantal kernzaken die iedere christen moet onthouden

Het Boek

<div class="version vid75 iso6393nld" data-vid="75" data-iso6393="nld">
 <div class="book bkJHN">
 <div class="chapter ch18" data-usfm="JHN.18">
 <div class="label">18</div><div class="s1">De arrestatie van Jezus</div><div class="p"> 1Na deze woorden ging Jezus met zijn leerlingen een tuin in aan de overkant van het Kidrondal. 2Ook Judas, zijn verrader, kende deze plek, want Jezus was daar vaker geweest met zijn leerlingen. 3Judas had van de leidende priesters en Farizee&#235;n een troep soldaten en tempeldienaars meegekregen en met hen ging hij naar de tuin. Zij hadden fakkels, lantaarns en wapens bij zich. 4Jezus wist wat Hem zou overkomen. Hij liep hun tegemoet en vroeg: &#8216;Wie zoekt u?&#8217; 5&#8216;Jezus van Nazareth,&#8217; antwoordden zij. &#8216;Ik ben het,&#8217; zei Hij, terwijl Judas, die Hem uitleverde, erbij stond.</div><div class="p"> 6Bij het horen van de woorden &#8216;Ik ben het&#8217; deinsden ze terug en vielen op de grond. 7&#8216;Wie zoekt u?&#8217; vroeg Jezus nog eens. &#8216;Jezus van Nazareth,&#8217; was het antwoord. 8&#8216;Ik heb toch gezegd: Ik ben het! Als het u om Mij te doen is, laat die anderen dan gaan.&#8217; 9Daarmee kwam uit wat Hij eerder eens gezegd had: &#8216;Van hen die U Mij gegeven hebt, heb Ik niemand verloren laten gaan.&#8217; 10Toen trok Simon Petrus een zwaard, haalde uit en sloeg Malchus, de knecht van de hogepriester, het rechteroor af. 11Jezus zei: &#8216;Doe dat zwaard weg! Zou Ik de beproeving die de Vader Mij stuurt, uit de weg gaan?&#8217;</div><div class="p"> 12De soldaten en tempeldienaars namen Jezus gevangen. Zij boeiden Hem 13en brachten Hem eerst bij Annas, de schoonvader van Kajafas, de hogepriester van dat jaar. 14Kajafas had indertijd tegen de Hoge Raad gezegd: &#8216;Het is goed dat &#233;&#233;n mens sterft voor het hele volk.&#8217; Annas stuurde Jezus, die nog steeds geboeid was, door naar de hogepriester Kajafas.</div><div class="p"> 15Simon Petrus en een andere leerling volgden Jezus. Die andere leerling was een kennis van de hogepriester. Hij mocht tegelijk met Jezus de binnenplaats van het paleis op. 16Maar Petrus moest buiten blijven. De andere leerling kwam terug, sprak even met de portierster en nam Petrus toen mee naar binnen. 17De portierster zei: &#8216;U bent zeker een leerling van die Jezus.&#8217; &#8216;Nee, hoor,&#8217; zei Petrus. 18Omdat het koud was, hadden de knechten en bewakers een vuur gemaakt waarbij zij zich warmden. Petrus ging er ook bij staan.</div><div class="p"> 19De hogepriester ondervroeg Jezus over zijn leerlingen en idee&#235;n. 20&#8216;Het is algemeen bekend wat Ik heb gezegd,&#8217; antwoordde Jezus. &#8216;Ik heb vrijuit gesproken. Ik sprak openlijk in de synagoge en in de tempel, overal waar de Joden bij elkaar komen. 21Waarom ondervraagt u Mij eigenlijk? Er zijn genoeg mensen die Mij hebben gehoord. Vraag het aan hen. Zij kunnen u precies vertellen wat Ik gezegd heb.&#8217; 22Een van de bewakers gaf Jezus een klap in het gezicht. &#8216;Zo wordt niet tegen de hogepriester gesproken!&#8217; zei hij. 23&#8216;Als Ik iets fout heb gezegd, vertel het Mij dan,&#8217; zei Jezus. &#8216;Maar als ik gelijk heb, waarom slaat u Mij dan?&#8217;</div><div class="p"> 24Ondertussen stond Petrus zich bij het vuur te warmen 25en enkele van de mannen vroegen hem: &#8216;Zeg, bent u ook niet een van zijn leerlingen?&#8217; &#8216;Welnee!&#8217; antwoordde Petrus. 26&#8216;Maar ik geloof dat ik u bij Hem in de tuin heb gezien,&#8217; zei een knecht van de hogepriester. Deze was familie van de knecht van wie Petrus een oor had afgeslagen. 27Petrus ontkende het opnieuw. Direct daarna kraaide er een haan.</div><div class="p"> 28&#700;s Morgens in alle vroegte brachten zij Jezus van het paleis van Kajafas naar het paleis van de Romeinse gouverneur. Maar zij gingen er niet naar binnen, om zich niet te verontreinigen door het huis van een heiden binnen te gaan. Als zij dat gedaan hadden, zouden ze niet mogen eten van het lam dat met Pesach, het Joodse Paasfeest, geofferd werd. 29Daarom kwam gouverneur Pilatus naar buiten en vroeg: &#8216;Waarvan beschuldigt u Hem?&#8217; 30&#8216;Van iets heel ernstigs,&#8217; antwoordden zij. &#8216;Anders zouden we Hem niet bij u hebben gebracht.&#8217; 31&#8216;Neem Hem maar weer mee,&#8217; zei Pilatus. &#8216;U hebt een eigen wet. Spreek zelf maar recht over Hem.&#8217; &#8216;Maar het is ons verboden zelf iemand terecht te stellen,&#8217; brachten de Joden er tegenin. 32Dit klopte met wat Jezus had gezegd over de manier waarop Hij zou sterven.</div><div class="p"> 33Pilatus ging het gebouw weer binnen en liet Jezus bij zich brengen. &#8216;Bent U de koning van de Joden?&#8217; vroeg hij. 34&#8216;Bent u zelf op die gedachte gekomen?&#8217; vroeg Jezus. &#8216;Of hebben anderen u dat verteld?&#8217; 35&#8216;Ik ben geen Jood!&#8217; zei Pilatus. &#8216;U bent hier gebracht door de priesters van uw eigen volk. Waarom weet ik niet. Wat hebt U gedaan?&#8217; 36Jezus antwoordde: &#8216;Mijn koninkrijk is niet van deze wereld. Als dat zo was, zouden mijn lijfwachten met geweld hebben verhinderd dat Ik in de handen van de Joden was gevallen. Nee, mijn koninkrijk is niet van deze wereld.&#8217; 37&#8216;Bent U dan toch een koning?&#8217; vroeg Pilatus. &#8216;U gebruikt zelf het woord koning,&#8217; was Jezus&#700; antwoord. &#8216;Ik ben geboren en in de wereld gekomen om de waarheid bekend te maken. Ieder die de waarheid liefheeft, luistert naar wat Ik zeg.&#8217; 38&#8216;Waarheid?&#8217; vroeg Pilatus. &#8216;Wat is waarheid?&#8217; Hij ging weer naar buiten en zei tegen de Joden: &#8216;Volgens mij heeft Hij geen misdaad begaan. 39Maar u bent gewend dat ik ieder jaar met het Paasfeest een gevangene vrijlaat, zal ik dan &#8220;de koning van de Joden&#8221; vrijlaten?&#8217; 40&#8216;Nee!&#8217; schreeuwden zij. &#8216;Nee, niet Hem, maar Barabbas!&#8217; Barabbas was een misdadiger.</div>
 </div>
 </div>
</div>

<div class="version vid75 iso6393nld" data-vid="75" data-iso6393="nld">
 <div class="book bkDEU">
 <div class="chapter ch34" data-usfm="DEU.34">
 <div class="label">34</div><div class="s1">De dood van Mozes</div><div class="p"> 1Toen beklom Mozes vanuit de vlakte van Moab de top van de Pisga op de berg Nebo, tegenover Jericho. De Here toonde hem het beloofde land en hij keek uit over Gilead tot aan Dan: 2hij zag Naftali liggen en Efra&#239;m, Manasse en daar verderop Juda, dat zich uitstrekt tot aan de Middellandse Zee. 3Ook zag hij de Negev en het dal van de Jordaan en Jericho, de stad van de palmbomen, en Soar. 4&#8216;Dat is het beloofde land,&#8217; zei de Here tegen Mozes. &#8216;Ik beloofde Abraham, Isaak en Jakob dat Ik het hun nakomelingen zou geven. Nu hebt u het gezien, maar u zult het niet binnengaan.&#8217; 5Zo stierf Mozes, de dienaar van de Here, in het land Moab, zoals de Here had gezegd. 6En de Here begroef hem in een dal bij Bet-Peor in Moab, maar tot nu toe weet niemand precies waar hij ligt. 7Mozes was honderdtwintig jaar oud toen hij stierf, maar zijn ogen waren nog goed en hij was nog net zo sterk als een jonge man. 8Het volk Isra&#235;l rouwde dertig dagen om hem op de vlakte van Moab.</div><div class="p"> 9Jozua, de zoon van Nun, was vervuld met de Geest van de wijsheid, want Mozes had hem de handen opgelegd. Daarom gehoorzaamden de Isra&#235;lieten hem en leefden volgens de wetten en regels die de Here Mozes had gegeven. 10Er is daarna in Isra&#235;l nooit meer een profeet zoals Mozes geweest, want de Here sprak met hem van aangezicht tot aangezicht. 11-12 Hij deed op bevel van de Here verbazingwekkende wonderen, grote en angstaanjagende wonderen voor de farao en zijn hele hofhouding in Egypte en voor het hele volk Isra&#235;l in de woestijn.</div>
 </div>
 </div>
</div>

<div class="version vid75 iso6393nld" data-vid="75" data-iso6393="nld">
 <div class="book bkPSA">
 <div class="chapter ch76" data-usfm="PSA.76">
 <div class="label">76</div><div class="d"> 1Een psalm van Asaf. Een lied voor de koordirigent. Te begeleiden met snaarinstrumenten.</div><div class="q1"> 2Iedereen in Juda kent God.</div><div class="q1">Heel Isra&#235;l eert en verheerlijkt Hem.</div><div class="q1"> 3Zijn huis staat immers in Jeruzalem</div><div class="q1">en Hij woont op de berg Sion.</div><div class="q1"> 4Daar heeft Hij de wapens van de vijand vernietigd.</div><div class="q1"> 5De geweldige bergen kunnen zich niet met U meten</div><div class="q1">in pracht en heerlijkheid.</div><div class="q1"> 6U versloeg de sterke vijanden.</div><div class="q1">Zij sliepen gewoon in.</div><div class="q1">Geen van al die dappere krijgers had nog kracht</div><div class="q1">om tegen U op te staan.</div><div class="q1"> 7Toen U Zich liet zien, God van Jakob,</div><div class="q1">konden noch paarden noch strijdwagens</div><div class="q1">meer iets beginnen.</div><div class="q1"> 8U bent groot en beroemd,</div><div class="q1">niemand kan in leven blijven</div><div class="q1">als uw toorn ontbrandt.</div><div class="q1"> 9Vanuit de hemel hebt U geoordeeld</div><div class="q1">en de aarde werd helemaal stil van ontzag.</div><div class="q1"> 10Toen stond God op als rechter</div><div class="q1">en bevrijdde al de oprechte mensen op aarde.</div><div class="q1"> 11Werkelijk, zelfs uw tegenstanders moeten U eer brengen.</div><div class="q1">U houdt ze in toom.</div><div class="q1"> 12Doe uw geloften aan de Here, uw God.</div><div class="q1">Kom ze ook na.</div><div class="q1">Iedereen moet Hem offers en gaven brengen,</div><div class="q1">want Hij is beroemd en gevreesd.</div><div class="q1"> 13God verslaat alle tegenstanders,</div><div class="q1">allen vrezen Hem.</div><div class="b"></div>
 </div>
 </div>
</div>

Walk Through the Bible 365 - AprilVoorbeeld

Schrift

Over dit leesplan

Gerelateerde leesplannen