Levenswoorden uit FilippenzenVoorbeeld

Levenswoorden uit Filippenzen

Dag 1 van 5

Samen dragen

Soms denk ik weleens terug aan mensen die een blijvende indruk op mijn geloofsleven hebben achtergelaten. Niet per se omdat ze iets spectaculairs deden, maar omdat ze trouw waren. Betrouwbaar waren. Iemand die je vasthoudt in gebed. Iemand die het geloof voorleeft, of – vaak onopvallend – iets van Jezus uitstraalt. Misschien denk jij ook wel aan zo’n persoon op dit moment. Mensen die je dichter bij God hebben gebracht. Die in jouw geloofsreis, een stille maar betekenisvolle rol hebben gespeeld. Een zondagsschool juf, een jeugdleider, je opa, een collega, of gewoon die vriend of vriendin die op precies het goede moment iets van Jezus hebben laten zien, jou bemoedigde en aanmoedigde.

Zulke mensen vergeet je niet zomaar.

In het Bijbelgedeelte van vandaag zien we dat ook Paulus zulke mensen kende. De christenen in Filippi waren hem dierbaar. Paulus uit zijn grote liefde voor de Filippenzen en laat emoties zien die hij heeft als hij voor hen bidt. De gemeente zit in zijn hart geborgen (vers 7).

De gemeente was niet groot. Niet indrukwekkend op het oog. Maar wat hen kenmerkte, was hun toewijding aan het evangelie. Ze hadden het evangelie omarmd. De gemeenteleden in Filippi zijn geen toeschouwers gebleven, maar ze doen actief mee. Niet als een tijdelijke hype, maar ze gaan ervoor. Ze bidden, geven, dienen. En Paulus? Die is dankbaar en blij. Elke keer als hij aan de gemeente in Filippi denkt. Dat zegt wel iets, hè?

Paulus zijn vreugde komt voort uit wat hij beschrijft in vers 5: ‘vanwege uw gemeenschap aan het Evangelie, van de eerste dag af tot nu toe.’(HSV).

Paulus gebruikt hier voor het woord gemeenschap: koinonia.

Dit begrip kunnen we vertalen als ‘partnerschap’. Het gaat hierbij niet om het vrijblijvend samen optrekken. Het gaat om een vorm van diepe verbondenheid waarin verantwoordelijkheden worden gedeeld. Zoals bij zakelijk relaties, waar beide partijen niet alleen samen werken, maar ook samen dragen. Niet alleen het werk, maar ook de risico’s, de successen én de financiën. In een koinonia-relatie ga je samen op weg. Je kijkt niet vanaf de zijlijn toe hoe de ander worstelt. Je deelt elkaars lasten én vreugdes. Dat partnerschap is niet gebaseerd op eigenbelang, maar op onderling vertrouwen, toewijding en de overtuiging dat het geheel meer is dan de som der delen.

Paulus begint zijn brief niet met een preek, maar met een gebed voor deze koinonia. Het is niet zomaar een gebed. Hij dankt God voor de Filippenzen en spreekt over zijn vreugde dat zij dat evangelie helpen verspreiden. En dat ze Jezus volgen. Dit zegt iets over de eenheid in de gemeente. Paulus laat zijn hart zien en is persoonlijk. Hij is vol liefde en begrip. Het gaat niet om wat deze mensen doen, maar om wie ze zijn in Christus. En dat is een belangrijk verschil. Het gaat hem niet om hun prestaties, maar om hun deelgenootschap aan het evangelie (vers 5). Ze delen met hem in het geloof en in de missie. De gemeente heeft een missionair hart.

Wat me opvalt, is hoe Paulus dankbaarheid en gebed met elkaar verbindt. Het is niet ‘ik dank jullie voor wat jullie allemaal gedaan hebben.’ Nee – God krijgt de eer. Want wat Paulus ziet in hun leven, dat herkent hij als iets wat niet uit henzelf komt. Hij ziet: hier is God iets begonnen. Hier is genade aan het werk. En Hij laat niet los wat Zijn hand begon. En juist dát is wat Paulus zo raakt: Gods werk in gewone mensenlevens.

Het lijkt erop dat Paulus de gemeente bemoedigt, nadat hijzelf eerst bemoedigt is geraakt door deze woorden. Hij schrijft deze brief vanuit de gevangenis. Hij zit niet op een vakantieadres met uitzicht op zee, maar in ketenen, omgeven door onzekerheid. En juist vanuit deze omstandigheden klinken de woorden: ‘Ik vertrouw erop dat Hij Die in u een goed werk begonnen is, dat voltooien zal tot op de dag van Jezus Christus (vers 6).’ Wat een rust ligt er in die woorden.

Paulus spreekt hier over de toekomst. ‘Ik vertrouw erop...’, zegt Paulus. Hij zegt niet: ‘Ik hoop het’ of ‘Ik denk het’. Hij is er zelfs van overtuigd. Waarom? Omdat zijn vertrouwen niet is in mensen, maar in God. Het goede werk is geen verdienste van hemzelf, maar van God. Hij heeft het geloof in het Evangelie in de harten van hen gelegd en hen bereidwillig gemaakt om het Evangelie te verkondigen.

En deze woorden gelden ook voor jou. We leven in een tijd waarin alles afhangt van wat jij doet. Je moet jezelf ontwikkelen. Je geloof verdiepen. Je leven op orde krijgen. Maar Paulus draait dat om. Hij zegt: ‘Híj, God Zelf, is begonnen.’ Niet jij. Het gaat niet om jouw goede voornemens, jouw discipline of motivatie. Dat geeft rust. Want als God begonnen is, dan rust het fundament niet op jouw prestatie of project – maar op Zijn initiatief. Hij is als een kunstenaar die aan een meesterwerk begint. Hij maakt de eerste schetsen, zet lijnen op papier, begint met schaduw en kleurt in. Mensen kijken mee en vragen zich af: ‘Zal dit ooit iets worden?’ Maar de kunstenaar knikt rustig. Hij ziet het eindresultaat al voor zich.

Zoals God eens bij de schepping Zijn werken heeft voltooid en dit als ‘zeer goed’ beschouwde (Gen. 1:31-2:2). Zo zal Hij de gelovigen in Filippi tot volkomenheid brengen. Wanneer? Op de dag dat Jezus terugkomt. Alle gelovigen zullen dat stralend, zonder vlek of rimpel, heilig en onbesmet voor hem komen te staan. Dit kunnen we lezen in Ef. 5:27. God is de Bouwer en de Voltooier. Hij zal Zijn werk afmaken met precieze en zorg. Dit is het einddoel. Dát is genade.

Deze woorden spreekt Paulus niet zomaar en deze overtuiging is niet uit de lucht gegrepen. De Filippenzen hebben namelijk een bijzonder positie verkregen. Paulus draagt hen in zijn hart. Hij is met innige ontferming over hen bewogen. Deze ontferming gaat zo diep dat ‘de ingewanden’ voelbaar zijn. Het verwijst naar een krachtige, diepgevoelde compassie. Paulus verlangt vurig naar de Filippenzen. Zelfs zijn ingewanden zijn in beweging voor deze mensen.

In de Hebreeuwse context worden de ingewanden vaak gezien als de zetel van emoties. Het doet ons denken aan de woorden die God spreekt over zijn oogappel Israël in Hosea 11:8: ‘Hoe zou Ik u opgeven, Efraïm, u prijsgeven, Israël? ... Mijn hart keert zich om in Mij, al Mijn medelijden is opgewekt.’

Het gaat hier om een emotionele bewogenheid bij God. Het verwijst naar een diepe, bijna fysieke reactie van genade en ontferming.

Paulus voelt eenzelfde soort intensiteit in zijn medeleven en bewogenheid naar de Filippenzen. Het stelt ons de vraag: hoeveel mensen draagt u op uw hart?

Hoe vaak bid je voor de mensen in de gemeente? Voor de leiders of mensen die verantwoordelijkheden dragen? Besteden we evenveel minuten aan het bidden als onze klaagzang over hen? Heb je niet pas het recht van klagen als jouw ingewanden rommelen over je gemeente?

Paulus daagt ons uit: laat je gebed niet voortkomen uit plicht, maar uit bewogenheid. Want wie zijn gemeente werkelijk op het hart draagt, zal niet eerst klagen, maar knielen.

Over dit leesplan

Levenswoorden uit Filippenzen

In dit leesplan ontdek je hoe Paulus – midden in gevangenschap en onzekerheid – woorden van rust en vertrouwen schrijft. Niet omdat hij alles op orde heeft, maar omdat zijn zekerheid in God ligt. Zijn brieven raken het hart: over bewogenheid voor mensen, leven voor Christus, dienen in nederigheid, leven als hemelburger en kracht vinden in Jezus. Laat je bemoedigen en uitdagen door deze levenswoorden, als een uitnodiging tot een leven dat echt gevormd wordt door Christus. De overdenkingen zijn geschreven door Janine Lemans, eerder uitgezonden in het programma Levenswoorden op Groot Nieuws Radio en te beluisteren via Spotify (Evangelisch College).

More

We willen Evangelisch College bedanken voor het verstrekken van dit plan. Ga voor meer informatie naar: www.evangelisch-college.nl