Jozef, een profetisch levenVoorbeeld

Zijn broers haatten hem

De broers van Jozef hebben niet zoveel met hem op. Er staat dat als zij de schapen hoeden, Jozef de verkeerde dingen die zij doen aan Jakob vertelt. Sommigen willen daaruit afleiden dat Jozef de hele geschiedenis die nu gaat komen, ook wel een beetje over zichzelf heeft afgeroepen. Dat hij zich misdragen heeft als het verwende zoontje van zijn vader. Maar je zou ook kunnen zeggen dat de motieven van Jozef edel waren. Hij wilde niet dat de goede naam van zijn vader door de zonden van zijn zonen gelasterd zou worden. Ook van Jezus lezen we dat Hij sprak over de zonden van zijn volk. Jezus zegt: ‘Jullie haten mij omdat ik van jullie getuig dat jullie werken boos zijn ’(Johannes 7:7).

Om zijn bijzondere relatie met hun vader benijden zijn broers Jozef. Daar komen ook nog de dromen bij die hij ontvangt. Dromen waarin duidelijk wordt dat de zonen van Jakob ooit voor hem zullen buigen en dat hij koning over hen zal zijn. Ook van de broers van Jezus wordt gezegd dat zij niet in Hem geloofden (Johannes 7:5). Dat is opmerkelijk en we zouden ons wat dat betreft eens voor moeten stellen hoe de sfeer in het gezin van Maria was als haar andere kinderen Jezus een grote fantast vonden, een man die door zijn geloof het spoor volkomen bijster was en leed aan grootheidswaanzin. Toch weten we dat, dat niet het enige is, wat gezegd kan worden over de broers van Jezus. Twee van zijn broers, Jakob en Juda zullen later zelfs brieven schrijven die in het Nieuwe Testament zijn opgenomen.

De miskenning en de jaloezie van zijn broers leidt er uiteindelijk toe dat de zonen van Jakob Jozef gevangen nemen en als slaaf verkopen aan Ismaëlieten en Midianieten – hij blijkt van de ene in de andere hand te gaan – die hem uiteindelijk verkopen aan Potifar, een hoveling van de Farao. Zijn prachtige kleed, symbool van zijn hoge positie in het huis van Jakob, wordt hem van zijn lijf gescheurd en gedompeld in bloed naar Jakob gezonden. Een van de brieven van Paulus zegt dat Christus niet krampachtig heeft vastgehouden aan zijn positie in de hemel, zijn eenheid met de heerlijkheid van de Vader, maar dat Hij is afgedaald en de gedaante van een slaaf heeft aangetrokken (Filippenzen 2:7).