De reis van Mary Magdalene, Deel 1: 'Geroepen worden'

De reis van Mary Magdalene, Deel 4: ‘Hersteld door genade’

De reis van Mary Magdalene, Deel 2: 'Genezen en bevrijd'

Hoe zou God eruit zien?

Wat ga je zaaien?

Door het boek Handelingen 1 met Paul Visser

Optimisme

Bijbelse principes over ontwikkelen I Ontwikkelen in verbondenheid I Deel 2

De reis van Matthew, Deel 1: 'Welkom zoals je bent'

De reis van Matthew, Deel 3: ‘Ontdek je roeping’

Het Boek

<div class="version vid75 iso6393nld" data-vid="75" data-iso6393="nld">
 <div class="book bkJHN">
 <div class="chapter ch7" data-usfm="JHN.7.40+JHN.7.41+JHN.7.42+JHN.7.43+JHN.7.44+JHN.7.45+JHN.7.46+JHN.7.47+JHN.7.48+JHN.7.49+JHN.7.50+JHN.7.51+JHN.7.52+JHN.7.53">
 <div class="p">40Sommige toehoorders zeiden: &#8216;Inderdaad! Hij is de Profeet!&#8217; 41&#8216;Hij is de Christus!&#8217; meenden anderen. Maar er waren er ook die zeiden: &#8216;De Christus komt toch niet uit Galilea? 42Er staat geschreven dat de Christus voortkomt uit het geslacht van David. Uit Bethlehem, Davids geboortestad.&#8217; 43De meningen over Hem waren verdeeld. 44Sommigen wilden Hem grijpen, maar niemand deed het.</div><div class="p"> 45Toen de tempeldienaars bij de leidende priesters en de Farizee&#235;n terugkwamen, vroegen die: &#8216;Waarom hebben jullie Hem niet meegebracht?&#8217; 46&#8216;Het is zo bijzonder wat die man zegt,&#8217; antwoordden de tempeldienaars. &#8216;Zoiets hebben wij nog nooit gehoord.&#8217; 47&#8216;Heeft Hij jullie ook al omgepraat?&#8217; vroegen de Farizee&#235;n. 48&#8216;De leden van de Hoge Raad en de Farizee&#235;n geloven toch ook niet dat Hij de Christus is? 49Maar al die mensen die niet eens weten wat er in de wet staat! Vervloekt zijn zij!&#8217; 50Op dat moment nam een van hen het woord. Het was Nikodemus, die al eens bij Jezus was geweest om met Hem te praten. 51&#8216;Volgens onze wet mogen wij niemand zomaar veroordelen,&#8217; zei hij. &#8216;Wij moeten Hem eerst verhoren en nagaan wat Hij gedaan heeft.&#8217;</div><div class="p"> 52&#8216;Komt u soms ook uit Galilea?&#8217; vroegen de anderen spottend. &#8216;Lees maar na wat er geschreven staat. U zult nergens vinden dat er een profeet uit Galilea komt.&#8217; 53De discussie werd gesloten en iedereen ging naar huis.</div>
 </div>
 </div>
</div>

<div class="version vid75 iso6393nld" data-vid="75" data-iso6393="nld">
 <div class="book bkJHN">
 <div class="chapter ch8" data-usfm="JHN.8">
 <div class="label">8</div><div class="s1">Vergeving voor de overspelige vrouw</div><div class="p"> 1Jezus bracht de nacht door op de Olijfberg. 2De volgende morgen was Hij alweer vroeg in de tempel. De mensen kwamen om Hem heen staan en luisterden naar Hem. 3De bijbelgeleerden en Farizee&#235;n brachten een vrouw bij Hem die op overspel was betrapt. Zij duwden haar midden in de kring en zeiden: 4&#8216;Meester, deze vrouw is op heterdaad betrapt terwijl zij overspel pleegde. 5In de wet van Mozes staat dat wij zo&#700;n vrouw moeten stenigen. Wat is uw mening?&#8217; 6Zij waren erop uit Hem in de val te laten lopen. Dan zouden zij een reden hebben om Hem aan te klagen. Jezus ging op zijn hurken zitten en schreef met zijn vinger in het stof. 7Toen zij bleven aandringen, stond Hij op en zei: &#8216;Laat hij die zelf nooit zondigt, de eerste steen maar gooien!&#8217; 8Hij hurkte opnieuw en begon weer te schrijven. 9Na deze woorden dropen de mannen &#233;&#233;n voor &#233;&#233;n af, de leiders het eerst. Jezus bleef alleen met de vrouw achter. 10Hij stond op en vroeg: &#8216;Waar is iedereen? Heeft niemand u veroordeeld?&#8217;</div><div class="p"> 11&#8216;Nee, Here,&#8217; antwoordde zij. &#8216;Wel,&#8217; zei Jezus, &#8216;Ik veroordeel u ook niet. Ga maar en zondig voortaan niet meer.&#8217;</div><div class="s1">Jezus, het licht van de wereld</div><div class="p"> 12Jezus richtte Zich weer tot de mensen en zei: &#8216;Ik ben het licht van de wereld. Wie Mij volgt, zal nooit in de duisternis leven, maar hij zal het licht hebben dat Leven geeft.&#8217; 13&#8216;Daar zegt U nogal wat,&#8217; merkten de Farizee&#235;n op. &#8216;Er is geen enkel bewijs dat U de waarheid spreekt.&#8217; 14Jezus antwoordde: &#8216;Toch is het waar, ook al ben Ik het Zelf die het zegt. Want Ik weet waar Ik vandaan kom en waar Ik heenga. Maar u weet daar niets van. 15U oordeelt met menselijke maatstaven, Ik oordeel niemand. 16En zelfs als Ik het wel zou doen, zou mijn oordeel betrouwbaar zijn. Want Ik ben niet alleen, maar samen met de Vader die Mij gestuurd heeft. 17In uw wet staat dat als twee getuigen hetzelfde zeggen, hun getuigenis rechtsgeldig is. 18Ik ben Zelf de ene Getuige. De ander die voor Mij getuigt, is mijn Vader die Mij gestuurd heeft.&#8217; 19&#8216;Waar is uw Vader dan?&#8217; vroegen zij. Hij antwoordde: &#8216;U weet niet wie Ik ben en ook niet wie mijn Vader is. Als u Mij zou kennen, zou u ook mijn Vader kennen.&#8217; 20Dit zei Jezus terwijl Hij de mensen toesprak in het gedeelte van de tempel waar de collectekisten stonden. Hij werd niet gevangengenomen, omdat het zijn tijd nog niet was.</div><div class="s1">Het gezag van Jezus</div><div class="p"> 21Hierna zei Jezus: &#8216;Ik ga weg en u zult Mij zoeken. Maar waar Ik heenga, kunt u niet komen. U zult sterven zonder dat uw zonden vergeven zijn.&#8217; 22&#8216;Waarom zegt Hij: &#8220;Waar Ik heenga, daar kunt u niet komen?&#8221;&#8198;&#8217; vroegen de Joden verwonderd. &#8216;Zou Hij soms zelfmoord willen plegen?&#8217; 23Jezus zei: &#8216;U bent van hier beneden, Ik ben van boven. U bent van deze wereld, maar Ik niet. 24Daarom heb Ik gezegd dat u zult sterven zonder dat uw zonden vergeven zijn. Want als u niet gelooft dat Ik ben die Ik ben, zult u sterven zonder vergeving te hebben ontvangen.&#8217; 25&#8216;Maar wie bent U dan?&#8217; vroegen zij en Jezus antwoordde: &#8216;Dat heb Ik vanaf het begin al verteld. 26Ik zou veel over u kunnen zeggen en u veroordelen. Maar dat zal Ik niet doen. Ik vertel de wereld alleen wat Ik gehoord heb van Hem die Mij gestuurd heeft. Hij spreekt de waarheid.&#8217; 27Maar zij begrepen niet dat Hij het over de Vader had. 28Jezus zei: &#8216;Wanneer u Mij, de Mensenzoon, omhooggeheven en gedood hebt, zult u weten wie Ik ben. Dan zal het u duidelijk zijn dat Ik niet mijn eigen wil doe, maar alleen zeg wat de Vader Mij geleerd heeft. 29Hij is bij Mij. Hij heeft Mij nooit verlaten, omdat Ik altijd doe wat Hij wil.&#8217;</div><div class="p"> 30Toen Hij dit zei, geloofden velen dat Hij de Christus was. 31Jezus zei tegen de Joden die in Hem geloofden: &#8216;Als u zich houdt aan wat Ik zeg, bent u werkelijk mijn leerlingen. 32Dan zult u de waarheid kennen en door de waarheid bevrijd worden.&#8217; 33&#8216;Wij zijn nooit slaven geweest,&#8217; zeiden zij. &#8216;Wij stammen af van Abraham. Hoe kunt u dan zeggen dat wij bevrijd moeten worden?&#8217; 34&#8216;Vergis u niet,&#8217; antwoordde Jezus. &#8216;Ieder die zondigt, is een slaaf van de zonde. 35Een slaaf heeft geen blijvende plaats in het huis, maar een zoon wel. 36Als u door de Zoon van God wordt bevrijd, zult u werkelijk vrij zijn. 37Ik weet heel goed dat u van Abraham afstamt. Toch probeert u Mij te doden, omdat mijn boodschap niet tot uw hart doordringt. 38Ik vertel wat Ik bij mijn Vader gezien heb en u doet wat u van uw vader hebt gehoord.&#8217; 39&#8216;Abraham is onze vader,&#8217; zeiden zij. &#8216;Als u kinderen van Abraham bent,&#8217; antwoordde Jezus, &#8216;volg dan zijn goede voorbeeld. 40Maar in plaats daarvan probeert u Mij te doden. Ik heb u nog wel de waarheid verteld, die Ik van God gehoord heb. Zoiets zou Abraham nooit doen. 41U doet precies hetzelfde als uw echte vader.&#8217; &#8216;Wij zijn niet uit ontucht geboren!&#8217; protesteerden zij. &#8216;Niemand anders dan God is onze Vader.&#8217;</div><div class="p"> 42Jezus zei: &#8216;Als God uw Vader was, zou u van Mij houden. Want Ik ben van God uit naar u toegekomen. Ik ben niet uit Mijzelf gekomen, maar God heeft Mij gestuurd. 43Waarom begrijpt u niet wat Ik zeg? Omdat u niet in staat bent mijn woorden aan te horen. 44U bent kinderen van de duivel en doet graag wat hij wil. Hij is al sinds het begin een moordenaar en heeft altijd buiten de waarheid gestaan, want de waarheid is hem vreemd. Hij kan alleen maar liegen, hij is de bron van de leugen. 45Omdat Ik de waarheid spreek, gelooft u Mij niet. 46Wie van u kan Mij beschuldigen van iets slechts? Ik spreek de waarheid. Waarom gelooft u Mij dan niet? 47Wie bij God hoort, begrijpt wat Hij zegt. Omdat u niet bij God hoort, begrijpt u Hem niet.&#8217;</div><div class="p"> 48&#8216;Hebben wij niet gezegd dat U een Samaritaan bent?&#8217; zeiden de Joden. &#8216;U bent bezeten.&#8217; 49&#8216;Ik ben niet bezeten,&#8217; antwoordde Jezus. &#8216;Ik eer mijn Vader, maar u doet niets anders dan Mij beledigen. 50Ik ben overigens niet op mijn eigen eer uit. God geeft Mij eer en Hij is degene die oordeelt. 51Onthoud dit: wie doet wat Ik zeg, zal nooit sterven.&#8217; 52&#8216;Nu weten wij zeker dat U bezeten bent,&#8217; zeiden de Joden. &#8216;Abraham en de profeten zijn allemaal gestorven en U beweert dat ieder die doet wat U zegt, niet zal sterven. 53U denkt toch zeker niet dat U meer bent dan onze stamvader Abraham? Hij en de profeten zijn gestorven. Wat verbeeldt U Zich wel?&#8217;</div><div class="p"> 54&#8216;Als Ik Mijzelf zou verheerlijken,&#8217; antwoordde Jezus, &#8216;zou dat niets betekenen. Maar mijn Vader verheerlijkt Mij. En u zegt dat Hij uw God is. 55U hebt Hem nooit leren kennen. Ik ken Hem wel. Als Ik zou zeggen dat Ik Hem niet ken, zou Ik een leugenaar zijn, net als u. Maar Ik ken Hem en doe wat Hij zegt. 56Abraham keek met blijdschap uit naar mijn komst. Hij zag Mij komen en was erg blij.&#8217; 57&#8216;U bent nog geen vijftig jaar en U hebt Abraham al gezien?&#8217; zeiden de Joden. 58&#8216;Het is zoals Ik zeg,&#8217; antwoordde Jezus. &#8216;Ik ben, al van voordat Abraham werd geboren.&#8217; 59Dit was voor hen aanleiding om stenen te pakken met de bedoeling Hem te stenigen. Maar Jezus verliet ongemerkt de tempel.</div>
 </div>
 </div>
</div>

<div class="version vid75 iso6393nld" data-vid="75" data-iso6393="nld">
 <div class="book bkJHN">
 <div class="chapter ch9" data-usfm="JHN.9">
 <div class="label">9</div><div class="s1">De genezing van een blinde man</div><div class="p"> 1Jezus liep verder en zag een man die al sedert zijn geboorte blind was. 2Zijn leerlingen vroegen: &#8216;Meester, heeft deze man zelf gezondigd of is hij blind geboren doordat zijn ouders gezondigd hebben?&#8217; 3&#8216;Nee,&#8217; antwoordde Jezus. &#8216;Het heeft niets te maken met zijn zonden of die van zijn ouders. Maar door hem van zijn blindheid te genezen, toont God zijn macht. 4Zolang het dag is, moeten wij doen wat God ons opdraagt. Als de nacht komt, kan niemand meer iets doen. 5Zolang Ik in de wereld ben, ben Ik het licht van de wereld.&#8217; 6Daarna spuugde Hij op de grond en maakte met zijn speeksel wat modder. Dat deed Hij op de ogen van de blinde man en zei: 7&#8216;Ga u wassen in de vijver van Siloam.&#8217; Siloam betekent &#8216;Gezondene&#8217;. De man ging er heen en waste zich. Toen hij terugkwam, kon hij zien. 8Zijn buren en de mensen die hem vroeger als bedelaar hadden gekend, waren verbaasd. &#8216;Dat is toch de blinde man die altijd zat te bedelen?&#8217; vroegen zij. 9&#8216;Inderdaad!&#8217; zeiden sommigen. &#8216;Nee,&#8217; zeiden anderen, &#8216;het is iemand die op hem lijkt.&#8217; &#8216;Ik ben het echt!&#8217; riep de man uit. 10&#8216;Hoe kan het dan dat u nu kunt zien?&#8217; vroegen zij. 11Hij antwoordde: &#8216;Iemand die Jezus heet, maakte wat modder, smeerde dat op mijn ogen en zei dat ik naar Siloam moest gaan om mij te wassen. Toen ik dat gedaan had, kon ik zien.&#8217; 12&#8216;Waar is die man dan nu?&#8217; vroegen zij. &#8216;Dat weet ik niet,&#8217; zei hij.</div><div class="p"> 13Zij brachten hem naar de Farizee&#235;n, 14want het was sabbat toen Jezus de ogen van de man genas. 15De Farizee&#235;n vroegen de man ook hoe het kwam dat hij kon zien. Hij antwoordde: &#8216;Hij deed wat modder op mijn ogen. Daarna heb ik mij gewassen en nu kan ik zien.&#8217; 16Enkele Farizee&#235;n zeiden: &#8216;Die Jezus is niet door God gestuurd. Anders zou Hij niet op de sabbat werken.&#8217; &#8216;Maar,&#8217; brachten anderen er tegenin, &#8216;een slecht mens zou zulke goede dingen toch niet doen?&#8217; De meningen waren verdeeld. 17Zij vroegen de man die blind was geweest: &#8216;En u? Wat zegt u van Hem? Per slot van rekening waren het uw ogen die Hij genas.&#8217; &#8216;Hij is een profeet,&#8217; antwoordde de man.</div><div class="p"> 18De Joodse leiders wilden niet geloven dat hij vroeger blind was geweest. Daarom lieten zij zijn ouders roepen. 19&#8216;Is dit uw zoon?&#8217; vroegen zij. &#8216;Is het waar dat hij blind geboren is? Hoe kan hij nu dan zien?&#8217; 20Zijn ouders antwoordden: &#8216;Dit is onze zoon en hij is blind geboren. 21Maar wij weten niet hoe het komt dat hij nu kan zien. Wij weten ook niet wie zijn ogen genezen heeft. Vraag het hem zelf. Wie weet het beter dan hij? Hij is oud en wijs genoeg.&#8217; 22Zij zeiden dit omdat zij bang waren voor de Joodse leiders. Want die hadden besloten dat ieder die erkende dat Jezus de Christus was, niet meer in de synagoge mocht komen. 23Daarom zeiden zij: &#8216;Hij is oud en wijs genoeg. Vraag het hem zelf.&#8217;</div><div class="p"> 24Daarop riepen de Joodse leiders de man nog eens bij zich en zeiden: &#8216;Geef alle eer aan God. Wij weten dat die Jezus een zondaar is.&#8217; 25De man antwoordde: &#8216;Of Hij een zondaar is, weet ik niet. Ik weet maar &#233;&#233;n ding: ik was blind en kan nu zien.&#8217; 26Zij vroegen weer: &#8216;Wat heeft Hij eigenlijk gedaan? Hoe heeft Hij uw ogen genezen?&#8217; 27De man zei: &#8216;Dat heb ik toch al verteld? U luistert gewoon niet. Waarom wilt u het anders nog een keer horen? Of wilt u soms ook leerlingen van Hem worden?&#8217; 28Zij scholden hem uit en zeiden: &#8216;U bent een aanhanger van Hem, maar wij zijn leerlingen van Mozes. 29Wij weten dat God met Mozes heeft gesproken, maar van die Jezus weten wij niet eens waar Hij vandaan komt!&#8217; 30De man zei: &#8216;Ik vind het maar vreemd dat u niet weet waar Hij vandaan komt. Hij heeft nog wel mijn ogen genezen! 31Wij weten allemaal dat God niet naar zondaars luistert. Maar als iemand eerbied voor Hem heeft en doet wat Hij wil, luistert God wel. 32Nog nooit heeft iemand de ogen van een blindgeborene genezen. 33Als die man niet van God kwam, had Hij zoiets nooit kunnen doen.&#8217; 34De leiders werden kwaad en zeiden: &#8216;U bent zelf een zondaar! U moet niet denken dat u ons de les kunt lezen!&#8217; En zij joegen hem weg.</div><div class="p"> 35Jezus hoorde wat er met de man gebeurd was. Hij zocht hem op en vroeg: &#8216;Gelooft u in de Mensenzoon?&#8217; 36De man antwoordde: &#8216;Ik weet niet wie dat is, Here. Anders zou ik in Hem geloven.&#8217; 37&#8216;Ik ben het,&#8217; antwoordde Jezus. 38&#8216;Ja, Here,&#8217; zei de man, &#8216;ik geloof.&#8217; En hij knielde voor Jezus neer. 39Jezus zei: &#8216;Ik ben tot een oordeel in deze wereld gekomen: de blinden zullen zien en de zienden zullen blind worden.&#8217;</div><div class="p"> 40Enkele Farizee&#235;n die erbij stonden, vroegen: &#8216;Zijn wij soms ook blind?&#8217; 41&#8216;Als u blind was,&#8217; antwoordde Jezus, &#8216;zou u geen schuld hebben. Maar nu u beweert te zien, blijft u schuldig.&#8217;</div>
 </div>
 </div>
</div>

<div class="version vid75 iso6393nld" data-vid="75" data-iso6393="nld">
 <div class="book bkJHN">
 <div class="chapter ch10" data-usfm="JHN.10">
 <div class="label">10</div><div class="s1">Jezus, de Goede Herder</div><div class="p"> 1&#8216;Onthoud goed wat Ik u zeg: wie de schaapskooi niet door de deur binnengaat, maar op een andere plaats binnendringt, is een dief of een rover. 2Want de schaapherder komt door de deur binnen. 3De wacht doet de deur voor hem open en de schapen spitsen hun oren als de stem van de herder klinkt. Hij roept zijn schapen bij hun naam en brengt ze naar buiten. 4Als alle schapen buiten zijn, loopt hij voor ze uit. Zij volgen hem omdat zij zijn stem kennen. 5Maar ze zullen zeker niet met een vreemde meegaan. Ze zullen voor een vreemde op de vlucht slaan, omdat ze zijn stem niet kennen.&#8217;</div><div class="p"> 6Zij begrepen niet wat Jezus met deze beeldspraak bedoelde. Daarom legde Hij het hun uit. 7&#8216;Wat Ik u zeg, is de waarheid. Ik ben de deur van de schaapskooi. 8Al die zogenaamde profeten en verlossers zijn dieven en rovers. Maar de schapen hebben niet naar hen geluisterd. 9Ik ben de deur en wie door Mij binnenkomt, zal gered worden. Hij zal in en uit kunnen gaan en voedsel vinden. 10De dief komt alleen om te stelen, te doden en te vernietigen. Ik ben gekomen om mijn schapen leven in overvloed te geven.</div><div class="p"> 11Ik ben de goede herder. De goede herder geeft zijn leven voor zijn schapen. 12Een ingehuurde knecht laat de schapen in de steek zodra hij een wolf ziet aankomen. Want hij is de herder niet. De schapen zijn niet van hem. De wolf pakt er een en jaagt de andere uiteen. 13Zo&#700;n herdersknecht denkt alleen aan zichzelf. Het interesseert hem niet wat er met de schapen gebeurt. 14Ik ben de goede herder. Ik ken mijn schapen en zij kennen Mij, 15zoals Ik de Vader ken en Hij Mij kent. Ik geef mijn leven voor mijn schapen. 16Ik heb nog meer schapen, die niet bij deze stal horen. Ik moet zorgen dat die er ook bijkomen. Zij zullen mijn stem horen en dan zal het &#233;&#233;n kudde zijn met &#233;&#233;n herder. 17De Vader houdt van Mij, omdat Ik mijn leven geef en het later zal terugnemen. 18Niemand berooft Mij van het leven, Ik geef het uit eigen vrije wil. Want Ik kan en mag mijn leven geven en het terugnemen. Ik doe dat omdat mijn Vader dat heeft gezegd.&#8217;</div><div class="p"> 19Door deze woorden kregen de Joden weer verschil van mening. 20Velen van hen zeiden: &#8216;Hij is bezeten! Hij is gek! Waarom luisteren jullie nog naar Hem?&#8217; 21Anderen waren het daar niet mee eens en zeiden: &#8216;Dit zijn geen woorden van iemand die in de macht van een boze geest is. Een boze geest kan niemand van blindheid genezen!&#8217;</div><div class="p"> 22In Jeruzalem werd het jaarlijkse feest van de Tempelwijding gevierd. 23Het was winter, Jezus wandelde in de galerij van Salomo. 24De Joden kwamen om Hem heen staan en vroegen: &#8216;Hoe lang houdt U ons nog in spanning? Als U de Christus bent, zeg het dan!&#8217; 25&#8216;Dat heb Ik al gezegd,&#8217; antwoordde Jezus, &#8216;maar u gelooft Mij niet. De wonderen die Ik in de naam van mijn Vader doe, zijn het overtuigende bewijs dat Ik de Christus ben. 26U gelooft Mij niet, omdat u niet bij mijn kudde hoort. 27Mijn schapen luisteren naar mijn stem en Ik ken ze. Zij volgen Mij 28en Ik geef hun eeuwig leven. Zij zullen nooit verloren gaan. Niemand kan hen van Mij afnemen. 29Mijn Vader die hen aan Mij gegeven heeft, is groter dan wie ook. Niemand kan hen uit de hand van mijn Vader wegroven. 30De Vader en Ik zijn &#233;&#233;n.&#8217;</div><div class="p"> 31Weer pakten zij stenen om Hem te stenigen. 32Jezus zei tegen hen: &#8216;U hebt met eigen ogen gezien wat Ik door de kracht van de Vader heb gedaan. Waarom wilt u Mij nu stenigen?&#8217; 33&#8216;Wij willen U niet straffen om al het goede wat U gedaan hebt,&#8217; antwoordden zij, &#8216;maar omdat U God beledigt. U bent een mens als wij en U maakt Uzelf tot God!&#8217; 34Jezus zei: &#8216;Staat er niet geschreven: &#8220;Ik heb gezegd: u bent goden&#8221;? 35En wat in de Boeken staat, blijft geldig. De mensen tegen wie God dit zei, werden dus goden genoemd. 36Hoe kunt u dan beweren dat Ik God beledig wanneer Ik zeg dat Ik zijn Zoon ben? Ik ben nog wel door de Vader uitgekozen en naar de wereld gestuurd. 37Als Ik niet dezelfde wonderen doe als mijn Vader, hoeft u Mij niet te geloven. 38Maar als Ik dat w&#233;l doe en u gelooft Mij nog niet, geloof dan in de dingen die Ik doe! Dan zult u weten en ook moeten erkennen dat de Vader in Mij is en dat Ik in de Vader ben.&#8217; 39Zij stonden weer op het punt Hem gevangen te nemen, maar Hij ontkwam.</div><div class="p"> 40Jezus ging terug naar de andere kant van de Jordaan, naar de plaats waar Johannes voor het eerst doopte. Daar bleef Hij een tijd. 41Velen kwamen naar Hem toe en zeiden tegen elkaar: &#8216;Johannes heeft geen wonderen gedaan. Maar alles wat hij over deze Jezus zei, is waar gebleken.&#8217; 42En velen kwamen tot geloof in Jezus.</div>
 </div>
 </div>
</div>

<div class="version vid75 iso6393nld" data-vid="75" data-iso6393="nld">
 <div class="book bkJHN">
 <div class="chapter ch11" data-usfm="JHN.11.1+JHN.11.2+JHN.11.3+JHN.11.4+JHN.11.5+JHN.11.6+JHN.11.7+JHN.11.8+JHN.11.9+JHN.11.10+JHN.11.11+JHN.11.12+JHN.11.13+JHN.11.14+JHN.11.15+JHN.11.16+JHN.11.17+JHN.11.18+JHN.11.19+JHN.11.20+JHN.11.21+JHN.11.22+JHN.11.23+JHN.11.24+JHN.11.25+JHN.11.26+JHN.11.27+JHN.11.28+JHN.11.29+JHN.11.30+JHN.11.31+JHN.11.32+JHN.11.33+JHN.11.34+JHN.11.35+JHN.11.36+JHN.11.37+JHN.11.38+JHN.11.39+JHN.11.40+JHN.11.41+JHN.11.42+JHN.11.43+JHN.11.44+JHN.11.45+JHN.11.46+JHN.11.47+JHN.11.48+JHN.11.49+JHN.11.50+JHN.11.51+JHN.11.52+JHN.11.53+JHN.11.54+JHN.11.55+JHN.11.56+JHN.11.57">
 <div class="p">1Lazarus uit Bethani&#235;, de broer van Maria en Martha, was ziek. 2Maria was de vrouw die kostbare parfumolie over de voeten van Jezus uitgegoten en met haar haren afgedroogd had. 3De twee zusters stuurden iemand naar Jezus met de boodschap: &#8216;Here, uw vriend Lazarus is ziek.&#8217; 4Toen Jezus dit hoorde, zei Hij: &#8216;Hij zal niet sterven. Deze ziekte is tot eer van God. Hierdoor zal de Zoon zijn grootheid en macht bewijzen.&#8217;</div><div class="p"> 5Jezus hield veel van Martha, Maria en Lazarus. 6Toch maakte Hij geen aanstalten naar hen toe te gaan. 7Pas twee dagen later zei Hij tegen zijn leerlingen: &#8216;Kom, wij gaan terug naar Judea.&#8217; 8De leerlingen protesteerden: &#8216;Kort geleden probeerden de Joden daar U te stenigen, Meester. En nu wilt U er weer naar toe?&#8217; 9Jezus antwoordde: &#8216;Een dag heeft toch twaalf uur. Als u overdag loopt, struikelt u niet, omdat het overal licht is. 10Maar wie &#700;s nachts loopt, struikelt omdat het donker is.&#8217; 11Even later zei Hij: &#8216;Onze vriend Lazarus is ingeslapen, maar Ik ga hem wakker maken.&#8217; 12&#8216;De slaap zal hem goed doen, dan wordt hij vlug beter,&#8217; zeiden de leerlingen. 13Zij dachten dat Jezus had gezegd dat Lazarus lag te slapen. Maar Jezus bedoelde dat hij gestorven was. 14Daarom zei Hij ronduit: &#8216;Lazarus is gestorven. 15Ik ben blij voor jullie dat Ik er niet bij was, want nu zal jullie vertrouwen in Mij sterker worden. Kom, we gaan naar hem toe.&#8217; 16Thomas, die ook wel Didymus werd genoemd, zei tegen de andere leerlingen: &#8216;Laten we meegaan om samen met Hem te sterven.&#8217;</div><div class="p"> 17Toen Jezus in Bethani&#235; aankwam, bleek Lazarus al vier dagen daarvoor begraven te zijn. 18Bethani&#235; ligt op nog geen drie kilometer van Jeruzalem. 19Er waren verscheidene Joden gekomen om Martha en Maria te troosten over het verlies van hun broer. 20Zodra Martha hoorde dat Jezus er aankwam, ging zij Hem tegemoet. Maar Maria bleef thuis. 21&#8216;Here,&#8217; zei Martha tegen Jezus, &#8216;als U hier geweest was, zou mijn broer niet gestorven zijn. 22Maar ik ben er zeker van dat God U ook nu zal geven wat U Hem vraagt.&#8217; 23&#8216;Je broer wordt weer levend, Martha,&#8217; zei Jezus. 24&#8216;Ja, dat weet ik,&#8217; antwoordde zij. &#8216;Hij zal weer levend worden als hij op de laatste dag uit de dood terugkomt.&#8217; 25&#8216;Ik geef de doden het leven terug,&#8217; zei Jezus tegen haar. &#8216;Ik ben Zelf het leven. Wie in Mij gelooft, zal leven, zelfs als hij gestorven is. 26Wie leeft en in Mij gelooft, zal nooit sterven. Geloof je dat?&#8217; 27&#8216;Ja, Here,&#8217; antwoordde zij. &#8216;Ik geloof dat U de Christus bent, de Zoon van God, die in de wereld komen zou.&#8217;</div><div class="p"> 28Hierna ging zij weg om haar zuster te halen. &#8216;Maria,&#8217; zei zij zacht, &#8216;de Meester is er en Hij wil je spreken.&#8217; 29Maria stond onmiddellijk op en ging naar Jezus toe. 30Jezus was nog niet in het dorp aangekomen. Hij was op de plaats gebleven waar Martha Hem had ontmoet. 31De Joden die bij Maria waren om haar te troosten, zagen hoe zij vlug opstond en naar buiten liep. Zij volgden haar omdat zij dachten dat zij naar het graf ging om er te huilen. 32Toen Maria bij Jezus kwam, viel zij voor Hem op de knie&#235;n en zei: &#8216;Here, als U hier geweest was, zou mijn broer niet gestorven zijn!&#8217;</div><div class="p"> 33Toen Jezus haar en de Joden die met haar waren meegekomen, zag huilen, greep het verdriet Hem aan. 34&#8216;Waar hebben jullie hem neergelegd?&#8217; vroeg Hij ontroerd. &#8216;Wij zullen het U wijzen, Here,&#8217; antwoordden zij. 35Jezus huilde. 36De Joden zeiden tegen elkaar: &#8216;Je kunt wel zien dat Hij veel van Lazarus hield.&#8217; 37Maar enkelen van hen merkten op: &#8216;Hij had er toch wel voor kunnen zorgen dat Lazarus niet gestorven was! Hij heeft toch ook iemand van blindheid genezen?&#8217; 38Dit ergerde Jezus en Hij ging naar het graf, een grot met een zware steen voor de opening. 39&#8216;Haal die steen weg,&#8217; zei Hij. &#8216;Maar, Here,&#8217; protesteerde Martha, &#8216;er hangt al een lijklucht. Hij ligt er al vier dagen!&#8217; 40&#8216;Ik heb toch gezegd dat je, als je op Mij vertrouwt, de macht en grootheid van God zult zien?&#8217; antwoordde Jezus.</div><div class="p"> 41Zij haalden de steen weg. Jezus keek omhoog en zei: &#8216;Vader, dank U wel dat U mijn gebed verhoort. 42Ik weet dat U Mij altijd hoort, maar Ik wil graag dat de mensen hier zullen geloven dat U Mij gestuurd hebt. Daarom zeg Ik dit.&#8217; 43Nadat Hij dit tegen zijn Vader gezegd had, riep Hij met krachtige stem: &#8216;Lazarus! Kom naar buiten!&#8217; 44De dode kwam uit het graf. Zijn handen en voeten waren met linnen windsels omwikkeld en er was een doek over zijn gezicht gebonden. &#8216;Haal die doek en die windsels eraf,&#8217; zei Jezus, &#8216;en laat hem naar huis gaan.&#8217;</div><div class="p"> 45Nu zij dit hadden gezien, geloofden veel Joden dat Jezus de Christus was. 46Maar sommigen gingen naar de Farizee&#235;n om te vertellen wat Jezus had gedaan. 47Daarop belegden de leidende priesters en de Farizee&#235;n een spoedvergadering. &#8216;Wat kunnen wij doen?&#8217; vroegen zij. &#8216;Die man doet het ene wonder na het andere. 48Als wij Hem zijn gang laten gaan, gaat iedereen in Hem geloven. Als de Romeinen moeten ingrijpen, zal het met onze invloed gedaan zijn. Dan hebben we niets meer over de heilige stad en dit volk te zeggen.&#8217; 49Kajafas, die dat jaar hogepriester was, zei: &#8216;U hebt geen flauw idee wat hier aan de hand is. 50Begrijpt u niet dat het in uw voordeel is als &#233;&#233;n mens sterft voor het hele volk? Anders gaat het hele volk verloren.&#8217; 51Dat zei hij niet uit zichzelf. Als hogepriester van dat jaar werd dit hem door God ingegeven. Hij voorspelde daarmee dat Jezus voor het Joodse volk zou sterven, 52en niet alleen voor dat volk, maar ook voor de kinderen van God die over de wereld verspreid zijn. Jezus zou hen allemaal bijeenbrengen.</div><div class="p"> 53Vanaf die dag zochten de Joodse leiders naar een gelegenheid om Hem te doden. 54Daarom bewoog Jezus Zich niet langer vrij onder de mensen, maar ging naar Efra&#239;m, een rustig plaatsje aan de rand van de woestijn. Daar bleef Hij enige tijd met zijn leerlingen.</div><div class="p"> 55Het was vlak voor het Joodse Paasfeest. Jeruzalem stroomde vol met mensen uit het hele land die zich volgens de voorschriften eerst wilden reinigen. 56Zij keken rond of Jezus er ook was. &#8216;Wat denk je?&#8217; vroegen ze, terwijl zij met elkaar in de tempel stonden te praten. &#8216;Zou Hij ook komen?&#8217; 57De leidende priesters en de Farizee&#235;n hadden laten bekendmaken dat ieder die wist waar Jezus Zich ophield, dat onmiddellijk moest melden. Dan zou Hij gevangengenomen worden.</div>
 </div>
 </div>
</div>

The House 21 Day Reading PlanVoorbeeld

Schrift

Over dit leesplan

Gerelateerde leesplannen