Zoek resultaten voor: adonai

1 Koningen 2:21 (HTB)

‘Laat uw broer Adonia dan trouwen met Abisag,’ zei zij.

1 Koningen 1:18 (HTB)

Maar nu is Adonia koning geworden zonder dat u het weet.

1 Koningen 2:28 (HTB)

Toen Joab hoorde dat Adonia was gedood—hij had zelf meegedaan aan de opstand van Adonia, maar niet aan die van Absalom—rende hij voor bescherming naar het heiligdom en greep de horens van het altaar.

2 Samuël 3:4 (HTB)

Haggith bracht de vierde zoon, Adonia, ter wereld en daarna baarde Abital de vijfde zoon Sefatja.

1 Koningen 1:24 (HTB)

‘Koning, hebt u Adonia aangewezen als troonopvolger? Hebt u hem uitgekozen om na u koning te worden?

1 Koningen 2:13 (HTB)

Op een dag stapte Adonia bij Salomoʼs moeder binnen. ‘Komt u met vreedzame bedoelingen?’ vroeg zij hem. ‘Ja,’ antwoordde hij.

1 Koningen 2:25 (HTB)

Koning Salomo stuurde Benaja naar hem toe om hem ter dood te brengen en deze doodde Adonia met een zwaard.

1 Koningen 1:13 (HTB)

Ga onmiddellijk naar koning David en vraag hem: “U hebt mij toch beloofd dat Salomo u zou opvolgen? Waarom is Adonia dan nu koning?”

1 Koningen 1:8 (HTB)

Maar tot degenen die trouw bleven aan koning David en zich niet inlieten met Adonia, behoorden de priester Zadok, Benaja, de profeet Nathan, Simi, Reï en Davids legerbevelhebbers.

1 Kronieken 3:2 (HTB)

De derde was Absalom, de zoon van zijn vrouw Maächa, die een dochter was van koning Talmai van Gesur. De vierde was Adonia, de zoon van zijn vrouw Haggith.

1 Koningen 1:42 (HTB)

Terwijl hij dat zei, kwam Jonathan, de zoon van priester Abjathar, binnenrennen. ‘Kom binnen,’ zei Adonia tegen hem, ‘want u bent een goed man, u zult vast goed nieuws voor ons hebben.’

1 Koningen 1:11 (HTB)

Toen ging de profeet Nathan naar Bathséba, de moeder van Salomo, en vroeg haar: ‘Beseft u wel dat Haggiths zoon Adonia zich tot koning uitroept en dat koning David daar helemaal niets van weet?

1 Koningen 1:41 (HTB)

Adonia en zijn gasten hoorden het opgewonden geroep en het trompetgeschal, terwijl zij bijna met hun maaltijd gereed waren. ‘Wat gebeurt daar allemaal?’ wilde Joab weten. ‘Waarom heerst er zoʼn opwinding in de stad?’

1 Koningen 1:51 (HTB)

Aan koning Salomo werd gemeld: ‘Adonia is bang voor u. Hij heeft een van de hoeken van het altaar vastgegrepen en uitgeroepen: “Laat koning Salomo mij eerst zweren dat hij mij niet zal terechtstellen!” ’

1 Koningen 1:53 (HTB)

Koning Salomo liet hem bij zich roepen en zij haalden hem bij het altaar vandaan. Toen hij voor de koning verscheen, boog Adonia diep voor hem neer. Salomo zei alleen maar: ‘Ga naar huis.’

1 Koningen 1:5 (HTB)

Ongeveer in diezelfde tijd besloot Adonia, de zoon van David en Haggith, zichzelf tot koning uit te roepen. Hij huurde rijtuigen en wagenmenners en zorgde voor vijftig mannen die als koninklijke voetknechten de straten voor hem vrijmaakten.

1 Koningen 1:9 (HTB)

Adonia ging naar de bron Rogel, waar hij op de steen Zohéleth schapen, ossen en vetgemeste jonge geiten offerde. Daarna nodigde hij al zijn broers—de andere zonen van koning David—en alle koninklijke hoogwaardigheidsbekleders van Juda uit voor de feestelijke offermaaltijd.

1 Koningen 1:25 (HTB)

Vandaag viert hij zijn kroning met het offeren van ossen, vette geiten en vele schapen, waarbij hij uw zonen heeft uitgenodigd. Ook generaal Joab en andere hoofdofficieren en de priester Abjathar heeft hij uitgenodigd. Zij drinken en vieren feest en roepen: “Lang leve koning Adonia”.