Chronologisch

Discipelschap dagboek: een boek-voor-boek leesplan

Muziek: Romeinen 8 in song

Danken met de Psalmen

Wat is mijn roeping?

De reis van Matthew, Deel 4: ‘De gaven die jij hebt’

De reis van Simon Peter, Deel 4: 'Van rivaliteit naar roeping'

Geloof; Wat houdt dat in?

De reis van Simon Peter, Deel 2: 'Leren vertrouwen'

Open Doors | Strijdvaardig als Elia door Anne van der Bijl | Deel 2

Het Boek

<div class="version vid75 iso6393nld" data-vid="75" data-iso6393="nld">
 <div class="book bk2KI">
 <div class="chapter ch23" data-usfm="2KI.23">
 <div class="label">23</div><div class="s1">Josia zuivert de tempel</div><div class="p"> 1Koning Josia riep alle leiders van Juda en Jeruzalem bijeen om met hem naar de tempel te gaan. 2Alle priesters, profeten en andere mensen, van groot tot klein, verzamelden zich bij de tempel. Daar liet de koning het boek van het verbond dat in de tempel was gevonden, voorlezen. 3De koning stond naast de pilaar en samen met het aanwezige volk beloofde hij de Here plechtig dat hij Hem met hart en ziel zou gehoorzamen en zou doen wat in het boek werd bevolen.</div><div class="p"> 4Daarna gaf de koning de hogepriester Hilkia, de rest van de priesters en de tempelwachters opdracht alle voorwerpen in de tempel te vernietigen die iets te maken hadden met de verering van Ba&#228;l, Asj&#233;ra en de zon, de maan en de sterren. De koning liet alles naar buiten brengen en verbranden in de velden van het Kidron-dal buiten Jeruzalem en hij liet de as naar Betel brengen. 5Hij zette de valse priesters af, die waren aangesteld door de vroegere koningen van Juda. Zij hadden reukwerk verbrand op de heuvels door heel Juda en zelfs in Jeruzalem. Tevens hadden zij reukwerk geofferd aan Ba&#228;l en aan de zon, de maan en de sterren. 6Hij verwijderde het schandelijke afgodsbeeld van Asj&#233;ra uit de tempel en bracht het buiten Jeruzalem naar de beek Kidron. Daar verbrandde hij het en gooide de overgebleven as op de begraafplaats van de gewone mensen. 7Hij verwijderde ook de bordelen rond de tempel, waar mannelijke prostituees huisden en de vrouwen gewaden weefden voor het beeld van Asj&#233;ra. 8Hij haalde de priesters van de Here, die al die tijd in de andere steden van Juda hadden gewoond, terug naar Jeruzalem en verwoestte alle altaren op de heuvels waar men reukwerk had verbrand, zelfs in uithoeken als Geba en Berseba. Eenzelfde lot trof de altaren bij de ingang van het paleis van Jozua, de vroegere stadsbestuurder, dat bij de binnenkomst door de stadspoort aan de linkerkant ligt. 9Deze priesters mochten echter geen dienst doen bij het altaar van de Here in Jeruzalem, ook al aten zij wel samen met de andere priesters van het ongezuurde brood. 10Daarna ontwijdde en verwoestte de koning het altaar van Tofeth in het dal van Ben-Hinnom, zodat daar voortaan niemand meer zijn zoon of dochter levend kon verbranden als offer aan Moloch. 11Ook haalde hij de standbeelden van paarden en strijdwagens weg die bij de ingang van de tempel stonden, vlakbij de verblijven van de hofdienaar Nathan-Melech. Deze standbeelden waren door vroegere koningen van Juda aan de zon gewijd. 12Vervolgens verwoestte hij de altaren die de koningen van Juda op het dak van het paleis boven de zaal van Achaz hadden neergezet. Hetzelfde gebeurde met de altaren die Manasse had geplaatst in de twee binnenhoven van de tempel. Hij sloeg ze in stukken en wierp het puin in het dal van de beek Kidron. 13Vervolgens ontwijdde en vernietigde hij de altaren op de heuvels ten oosten van Jeruzalem en ten zuiden van de Verwoestingsberg. Salomo had die gebouwd voor Astoreth, de afschuwelijke godin van de Sidoni&#235;rs, voor Kemos, de afschuwelijke god van Moab, en voor Milkom, de weerzinwekkende god van de Ammonieten. 14Ook sloeg hij de gewijde pilaren kapot en haalde de beelden van Asj&#233;ra omver, waarna hij die plaatsen verontreinigde door er menselijke beenderen op te gooien. 15Hij verwoestte ook het altaar en de offerheuvel in Betel die Jerobeam de Eerste had gemaakt toen hij Isra&#235;l zijn zondige voorbeeld gaf. Hij sloeg de stenen tot gruis en verbrandde het walgelijke beeld van Asj&#233;ra.</div><div class="p"> 16Terwijl hij rondkeek, zag Josia diverse graven in de berghelling. Hij beval zijn mannen de beenderen eruit te halen en ze te verbranden op het altaar in Betel, zodat dat werd verontreinigd. Dat was precies wat de profeet van de Here had gezegd dat zou gebeuren met het altaar van Jerobeam. 17&#8216;Wat is dat voor een monument daar?&#8217; vroeg hij. En de mannen van de stad zeiden: &#8216;Dat is het graf van de profeet uit Juda, die voorspelde dat wat u nu juist hebt gedaan, zou gebeuren met dit altaar hier in Betel.&#8217; 18Koning Josia beval: &#8216;Laat dat graf maar liggen. Verstoor de rust van zijn overblijfselen niet.&#8217; Zo werden zijn beenderen en die van de profeet uit Samaria niet verbrand. 19Verder verwoestte Josia alle tempels op de heuvels in heel Samaria. Deze waren gebouwd door de vroegere koningen van Isra&#235;l en waren de Here altijd een doorn in het oog geweest. Maar Josia veranderde die in puinhopen, net zoals hij in Betel had gedaan. 20Hij doodde de priesters van de heidense tempels op hun eigen altaren en verbrandde menselijke beenderen op de altaren om ze te verontreinigen. Nadat dit alles was uitgevoerd, ging hij terug naar Jeruzalem.</div><div class="p"> 21De koning gaf zijn onderdanen vervolgens opdracht Pesach, het Paasfeest, te vieren, zoals de Here, hun God, dat in het Boek van het Verbond had geschreven. 22Sinds de tijd van de richters van Isra&#235;l was Pesach niet meer zo gevierd, ook niet onder de koningen van Isra&#235;l en Juda. 23Deze Pesach-viering had plaats in het achttiende regeringsjaar van koning Josia en werd in Jeruzalem gevierd. 24Josia maakte ook een eind aan het bestaan van waarzeggers, tovenaars en elk soort afgodenverering, zowel in Jeruzalem als in de andere delen van het land. Josia wilde namelijk alle wetten naleven die waren opgetekend in het boek dat de priester Hilkia in de tempel had gevonden. 25Niet eerder was er een koning geweest die zich zo overtuigd tot de Here had gekeerd en alle wetten van Mozes gehoorzaamde. Ook van Josia&#700;s opvolgers kon niemand zich met hem vergelijken. 26Maar ondanks dit alles was de Here nog steeds zeer toornig op Juda wegens de zonden van koning Manasse. 27Want de Here had gezegd: &#8216;Ik zal Juda net zo uit mijn ogen verwijderen als Ik met Isra&#235;l heb gedaan. Ik zal mijn uitverkoren stad Jeruzalem de rug toekeren, evenals de tempel, waarvan Ik zei dat Ik er voor eeuwig mijn naam aan zou verbinden.&#8217;</div><div class="p"> 28De rest van de levensbeschrijving van Josia is te vinden in de Kronieken van de koningen van Juda.</div><div class="p"> 29In die tijd trok koning Necho van Egypte op tegen de koning van Assyri&#235; bij de Eufraat. Koning Josia wilde hem tegenhouden, maar koning Necho doodde Josia bij Megiddo, zodra hij hem zag. 30Zijn officieren brachten zijn lijk met een wagen van Megiddo naar Jeruzalem en begroeven hem op de plaats die hij zelf had uitgekozen. De inwoners van Juda zalfden zijn zoon Joahaz tot nieuwe koning.</div><div class="p"> 31-32 Bij de troonsbestijging was Joahaz drie&#235;ntwintig jaar en zijn bewind in Jeruzalem duurde slechts drie maanden. Zijn moeder heette Hamutal en was een dochter van Jeremia uit Libna. Hij voerde een goddeloos bewind, evenals zijn voorgangers. 33Farao Necho sloot hem op in de stad Ribla in de streek Hamath om te voorkomen dat hij in Jeruzalem aan de macht kwam. Hij eiste van Juda een belasting van drieduizend kilo zilver en dertig kilo goud. 34Daarna koos de Egyptische koning Eljakim, een andere zoon van Josia, uit om in Jeruzalem als koning te regeren en veranderde diens naam in Jojakim. Koning Joahaz werd meegenomen naar Egypte, waar hij enige tijd later stierf. 35Jojakim zorgde ervoor dat de belasting die de farao eiste, ook werd opgebracht overeenkomstig de aanslagen die hij oplegde.</div><div class="p"> 36-37 Toen Jojakim koning werd, was hij vijfentwintig jaar en zijn bewind in Jeruzalem duurde elf jaar. De naam van zijn moeder was Zebudda, een dochter van Podaja uit Ruma. Ook zijn bewind was goddeloos, net als dat van zijn voorgangers.</div>
 </div>
 </div>
</div>

<div class="version vid75 iso6393nld" data-vid="75" data-iso6393="nld">
 <div class="book bk2CH">
 <div class="chapter ch35" data-usfm="2CH.35">
 <div class="label">35</div><div class="s1">Het koningschap van Josia</div><div class="p"> 1Koning Josia kondigde af dat het Feest van de Ongezuurde Broden op de veertiende dag van de eerste maand in Jeruzalem zou worden gevierd. Die avond werden de paaslammeren geslacht. 2Hij gaf de priesters opnieuw de hen eerder toegewezen taken en moedigde hen aan weer in de tempel aan het werk te gaan. 3De geheiligde Levieten, de godsdienstonderwijzers in Isra&#235;l, kregen het bevel: &#8216;Zet de ark nu voorgoed neer in de tempel van Salomo. U hoeft de ark niet meer op uw schouders te dragen. Voortaan kunt u zich volledig wijden aan het dienen van de Here en van zijn volk Isra&#235;l. 4-5 Vorm voor uzelf weer de traditionele dienstafdelingen van uw voorouders, precies zoals koning David van Isra&#235;l en zijn zoon Salomo vroeger hebben ingesteld. Elke afdeling moet in de tempel klaar staan om bepaalde families uit het volk te helpen wanneer zij hun offers komen brengen. 6Heilig uzelf, slacht de paaslammeren en maak ze klaar voor de mensen die komen. Volg alle aanwijzingen die de Here u door Mozes heeft gegeven.&#8217; 7De koning droeg zelf dertigduizend lammeren en jonge geiten bij voor de Pesach-offers van zijn onderdanen en gaf bovendien nog eens drieduizend jonge stieren. 8Ook de medewerkers van de koning gaven vrijwillige bijdragen aan het volk, de priesters en de Levieten. Hilkia, Zacharia en Jehi&#235;l, de tempelopzichters, gaven de priesters zesentwintighonderd schapen en geiten en driehonderd ossen als Pesach-offers. 9De leiders van de Levieten&#8212;Chonanja, Semaja en Netanel en diens broers Hasabja, Je&#239;&#235;l en Jozabad&#8212;gaven vijfduizend schapen en geiten en vijfhonderd ossen aan de Levieten voor hun offers.</div><div class="p"> 10Toen werd alles voor de dienst geregeld. De priesters gingen op hun plaatsen staan evenals de Levieten volgens hun dienstafdelingen, zoals de koning had bevolen. 11Daarna slachtten de Levieten de paaslammeren en overhandigden het bloed aan de priesters, die het over het altaar sprenkelden, terwijl de Levieten de huid van de dieren afstroopten. 12Zij stapelden het offervlees voor elke familie op, zodat die hun eigen brandoffers aan de Here kon aanbieden. Zo was het in de wet van Mozes bevolen. Hetzelfde deden zij met de ossen. 13In navolging van de wet van Mozes roosterden zij daarna de paaslammeren op het vuur en kookten de andere heilige offers in potten, ketels en pannen, die daarna snel naar de buiten wachtende mensen werden gebracht om op te eten. 14Daarna maakten de Levieten de maaltijd voor zichzelf en de priesters klaar, want zij waren tot &#700;s nachts druk bezig geweest met het offeren van de brandoffers en het vet. 15De zangers, allemaal nakomelingen van Asaf, stonden op hun plaatsen en handelden volgens aanwijzingen die eeuwen eerder waren opgesteld door koning David, Asaf, Heman en Jeduthun, de profeet van de koning. De poortwachters bewaakten de toegangen en hoefden hun posten niet te verlaten, omdat hun broeders, de Levieten, hun de maaltijden kwamen brengen.</div><div class="p"> 16De hele Pesach-ceremonie had op die ene dag plaats. Alle brandoffers waren op het altaar van de Here geofferd, precies zoals koning Josia had bevolen. 17Allen die in Jeruzalem aanwezig waren, namen deel aan de Pesachviering, die werd gevolgd door de viering van het Feest van de Ongezuurde Broden. Zo bleef het zeven dagen achterelkaar feest. 18Sinds de tijd van de profeet Samu&#235;l was Pesach niet meer zo gevierd, geen enkele koning van Isra&#235;l kon in dit opzicht met koning Josia wedijveren. Nog nooit eerder hadden zoveel priesters, Levieten en inwoners van Jeruzalem, Juda en Isra&#235;l aan de viering deelgenomen. 19Dit alles gebeurde in het achttiende regeringsjaar van koning Josia.</div><div class="p"> 20Korte tijd later, nadat Josia orde op zaken had gesteld in de tempel, trok koning Necho van Egypte met zijn leger naar het plaatsje Karkemis aan de rivier de Eufraat om de strijd aan te binden met de Assyri&#235;rs. Daarop verklaarde koning Josia hem de oorlog. 21Maar koning Necho stuurde boodschappers naar Josia met de mededeling: &#8216;Ik wil niet tegen u vechten, koning van Juda! Ik ben uitsluitend gekomen om de strijd aan te binden met de koning van Assyri&#235;. Laat mij met rust! God heeft gezegd dat ik mij moest haasten. Meng u niet in de zaken van God, anders zal Hij u vernietigen, want Hij staat aan mijn kant.&#8217; 22Maar Josia weigerde zich terug te trekken en in het dal van Megiddo raakten de beide legers slaags. Josia had zijn koninklijke gewaad uitgetrokken en zich vermomd, zodat de vijand hem niet kon herkennen. Josia wilde niet geloven dat Necho in opdracht van God handelde. 23Tijdens de slag raakten de vijandelijke boogschutters koning Josia echter met hun pijlen en verwondden hem dodelijk. &#8216;Ik ben gewond, breng mij van het slagveld,&#8217; riep hij zijn mannen toe. 24-25 Zij tilden hem uit zijn eigen strijdwagen en legden hem in een andere wagen die hem terugbracht naar Jeruzalem. Het mocht echter niet meer baten. In de stad aangekomen, overleed hij. Hij werd daar op de koninklijke begraafplaats begraven en heel Juda en Jeruzalem rouwden om hem. De profeet Jeremia schreef speciaal een rouwlied over hem. De tempelzangers zingen nu nog steeds rouwliederen over Josia, want deze liederen werden opgenomen in de offici&#235;le bundel van Klaagliederen.</div><div class="p"> 26Alle andere daden van Josia, zijn goede verrichtingen en zijn trouw aan de wetten van de Here, 27staan beschreven in het Boek over de Koningen van Isra&#235;l en Juda.</div>
 </div>
 </div>
</div>

<div class="version vid75 iso6393nld" data-vid="75" data-iso6393="nld">
 <div class="book bkJHN">
 <div class="chapter ch7" data-usfm="JHN.7">
 <div class="label">7</div><div class="s1">Jezus op het Loofhuttenfeest</div><div class="p"> 1Hierna trok Jezus rond door Galilea. Hij wilde niet naar Judea, omdat de Joodse leiders erop uit waren om Hem te doden. 2Het liep tegen de tijd van het Loofhuttenfeest. 3Daarom zeiden zijn broers tegen Hem: &#8216;U moet hier niet blijven. Ga naar Judea, dan kunnen uw leerlingen daar ook zien wat voor geweldige dingen U doet. 4Wie bekend wil worden, kan niet achter de schermen blijven. Als U werkelijk zo groot bent, laat het dan aan de wereld zien.&#8217; 5Want ook zijn broers geloofden niet dat Hij de Christus was. 6Jezus antwoordde hun: &#8216;Het is mijn tijd nog niet. Jullie kunnen gaan wanneer je wilt, 7want de wereld kan jullie niet haten. De wereld haat Mij omdat Ik haar beschuldig van slechte dingen. 8Gaan jullie maar naar het feest. Ik ga nog niet omdat mijn tijd nog niet is aangebroken.&#8217; 9En Hij bleef in Galilea, zoals Hij had gezegd.</div><div class="p"> 10Maar toen zijn broers naar het feest waren vertrokken, ging Hij toch, zo onopvallend mogelijk. 11De Joodse leiders zochten Hem tussen de feestgangers en vroegen overal of iemand Hem ook gezien had. 12Er was een onzekere stemming onder het volk en de meningen over Hem waren verdeeld. Sommigen zeiden: &#8216;Hij is een goed mens.&#8217; Maar anderen zeiden: &#8216;O nee! Hij misleidt de massa!&#8217; 13Niemand sprak openlijk over Hem. Zij waren allemaal bang dat de Joodse leiders het zouden horen.</div><div class="p"> 14Halverwege de feestweek ging Jezus naar de tempel en sprak de mensen toe. 15De Joodse leiders waren verbaasd en zeiden: &#8216;Waar haalt Hij die kennis vandaan? Hij heeft niet eens gestudeerd!&#8217; 16Jezus antwoordde: &#8216;Wat Ik u leer, heb Ik niet van Mijzelf, maar van God. Hij heeft Mij gestuurd. 17Als iemand ernaar verlangt Gods wil te doen, zal Hij kunnen onderscheiden of mijn woorden van God komen of van Mijzelf. 18Wie zijn eigen idee&#235;n verkondigt, zoekt zijn eigen eer. Maar wie de eer zoekt van degene die hem gestuurd heeft, heeft geen verkeerde bedoelingen. Zo iemand is betrouwbaar. 19Mozes heeft u de wet gegeven, maar niemand van u houdt zich eraan. Waarom probeert u Mij dan te doden?&#8217; 20&#8216;Doden?&#8217; riepen de mensen uit. &#8216;Wie probeert U te doden? U bent niet goed wijs!&#8217; 21Jezus antwoordde: &#8216;Over &#233;&#233;n ding dat Ik doe, bent u al verbaasd. 22U snijdt de voorhuid van jongens weg als ze een week oud zijn, of het nu sabbat is of niet. Daarmee doet u wat Mozes heeft gezegd. Dit besnijden is trouwens al een heel oud gebruik van lang v&#243;&#243;r Mozes. 23Het op tijd besnijden is dus belangrijker dan het houden van de sabbat. Waarom wordt u dan boos als Ik op de sabbat iemand gezond maak? 24Laat u niet leiden door uw vooroordelen, maar wees eerlijk en rechtvaardig.&#8217;</div><div class="p"> 25Sommige mensen uit Jeruzalem zeiden: &#8216;Dat is toch die man die ze willen doden? 26Hij spreekt zomaar in het openbaar en niemand zegt er wat van. Misschien is de Hoge Raad erachter gekomen dat Hij toch de Christus is. 27Maar niemand weet waar de Christus vandaan komt. En van deze man weten wij het wel!&#8217;</div><div class="p"> 28Terwijl Jezus in de tempel stond te spreken, riep Hij: &#8216;U kent Mij en weet waar Ik vandaan kom, maar Ik ben niet op eigen gezag gekomen. Iemand die betrouwbaar is, heeft Mij gezonden, en u kent Hem niet. 29Ik wel, want Ik kom bij Hem vandaan. Hij heeft Mij gestuurd.&#8217; 30Om deze uitspraak wilden zij Hem grijpen, maar niemand deed het, want zijn tijd was nog niet aangebroken.</div><div class="p"> 31Velen geloofden in Hem en zeiden: &#8216;Zou de Christus nog meer wonderen kunnen doen dan deze man?&#8217; 32De Farizee&#235;n hoorden wat er onder de mensen over Hem gefluisterd werd. Daarom stuurden zij, in overleg met de leidende priesters, enkele tempeldienaars om Hem gevangen te nemen. 33&#8216;Ik blijf nog maar een korte tijd bij u,&#8217; zei Jezus, &#8216;maar daarna ga Ik terug naar Hem die Mij gestuurd heeft. 34U zult Mij zoeken, maar niet vinden. Want waar Ik ben, kunt u niet komen.&#8217; 35De Joden keken elkaar verwonderd aan. &#8216;Waar wil die man naartoe dat wij Hem niet zouden kunnen vinden? Is Hij misschien van plan naar de Joden in het buitenland te gaan en de andere volken zijn leer te brengen? 36Wat zou Hij bedoelen met: &#8220;U zult Mij zoeken, maar niet vinden,&#8221; en met &#8220;Waar Ik ben, kunt u niet komen?&#8221;&#8198;&#8217;</div><div class="p"> 37Op de laatste dag, het hoogtepunt van het feest, stond Jezus op en sprak de mensen toe: &#8216;Als u dorst hebt, kom dan bij Mij om te drinken. 38Er staat geschreven dat stromen van levend water uit uw binnenste zullen komen als u in Mij gelooft.&#8217; 39Hij sprak hier over de Geest die gegeven zou worden aan de mensen die in Hem geloofden. Want de Geest was nog niet gekomen, omdat Jezus nog niet naar zijn Vader was teruggegaan. 40Sommige toehoorders zeiden: &#8216;Inderdaad! Hij is de Profeet!&#8217; 41&#8216;Hij is de Christus!&#8217; meenden anderen. Maar er waren er ook die zeiden: &#8216;De Christus komt toch niet uit Galilea? 42Er staat geschreven dat de Christus voortkomt uit het geslacht van David. Uit Bethlehem, Davids geboortestad.&#8217; 43De meningen over Hem waren verdeeld. 44Sommigen wilden Hem grijpen, maar niemand deed het.</div><div class="p"> 45Toen de tempeldienaars bij de leidende priesters en de Farizee&#235;n terugkwamen, vroegen die: &#8216;Waarom hebben jullie Hem niet meegebracht?&#8217; 46&#8216;Het is zo bijzonder wat die man zegt,&#8217; antwoordden de tempeldienaars. &#8216;Zoiets hebben wij nog nooit gehoord.&#8217; 47&#8216;Heeft Hij jullie ook al omgepraat?&#8217; vroegen de Farizee&#235;n. 48&#8216;De leden van de Hoge Raad en de Farizee&#235;n geloven toch ook niet dat Hij de Christus is? 49Maar al die mensen die niet eens weten wat er in de wet staat! Vervloekt zijn zij!&#8217; 50Op dat moment nam een van hen het woord. Het was Nikodemus, die al eens bij Jezus was geweest om met Hem te praten. 51&#8216;Volgens onze wet mogen wij niemand zomaar veroordelen,&#8217; zei hij. &#8216;Wij moeten Hem eerst verhoren en nagaan wat Hij gedaan heeft.&#8217;</div><div class="p"> 52&#8216;Komt u soms ook uit Galilea?&#8217; vroegen de anderen spottend. &#8216;Lees maar na wat er geschreven staat. U zult nergens vinden dat er een profeet uit Galilea komt.&#8217; 53De discussie werd gesloten en iedereen ging naar huis.</div>
 </div>
 </div>
</div>

Life Journal Reading PlanVoorbeeld

Schrift

Over dit leesplan

Gerelateerde leesplannen