Mattheüs 26:20-23
Mattheüs 26:20-23 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Toen het avond geworden was, lag Hij aan met de twaalf [discipelen]. En terwijl zij aten, zeide Hij: Voorwaar, Ik zeg u, dat een van u Mij verraden zal. En zeer bedroefd, begonnen zij, een voor een, tot Hem te zeggen: Ik ben het toch niet, Here? Hij antwoordde hun en zeide: Die zijn hand met Mij in de schotel heeft gedoopt, die zal Mij verraden.
Mattheüs 26:20-23 Het Boek (HTB)
Terwijl Hij die avond met de groep van twaalf zat te eten, zei Hij: ‘Een van jullie zal Mij verraden.’ Dat sneed hen diep door de ziel. En een voor een vroegen zij: ‘Ik ben het toch niet?’ Jezus antwoordde: ‘Aan wie Ik het eerst het eten heb aangereikt, die is het.
Mattheüs 26:20-23 BasisBijbel (BB)
Toen het avond was geworden, ging Hij met de twaalf leerlingen aan tafel. Tijdens de maaltijd zei hij: "Luister goed! Ik zeg jullie dat één van jullie Mij zal verraden." Daar werden ze heel bedroefd over. En ze vroegen Hem om de beurt: "Ben ik dat, Heer?" Hij antwoordde: "De man die tegelijk met Mij zijn brood in de schotel heeft ingedoopt, die zal Mij verraden.
Mattheüs 26:20-23 Herziene Statenvertaling (HSV)
Toen het avond geworden was, lag Hij aan met de twaalf. En toen zij aten, zei Hij: Voorwaar, Ik zeg u dat een van u Mij zal verraden. En zij werden zeer bedroefd en ieder van hen begon tegen Hem te zeggen: Ik ben het toch niet, Heere? Hij antwoordde en zei: Wie de hand met Mij in de schotel indoopt, die zal Mij verraden.