Genesis 32:24-32

Genesis 32:24-32 HTB

En daar vocht Iemand met hem tot het dag werd. En toen de Ander merkte dat Hij het gevecht niet kon winnen, sloeg Hij Jakob op de heup zodat het gewricht uit de kom schoot. Toen zei de Ander: ‘Laat Mij los, want het wordt dag.’ Maar Jakob hijgde: ‘Ik laat U niet los, voordat U mij hebt gezegend.’ ‘Hoe heet u?’ vroeg de Ander. ‘Jakob,’ was het antwoord. ‘Zo zult u niet langer heten,’ vertelde de Ander hem. ‘Voortaan heet u Israël, want u hebt met God en de mensen gestreden en overwonnen.’ Toen vroeg Jakob de Ander: ‘Wat is uw naam?’ ‘Dat moet u niet vragen,’ antwoordde de Ander. En Hij zegende Jakob daar. Jakob noemde die plaats Peniël (Het Gezicht van God) en zei: ‘Ik heb God recht in de ogen gekeken en toch is mijn leven gespaard.’ De zon was al op, toen Jakob Peniël verliet. Hij liep mank door de klap op zijn heup. Dit is de reden waarom de Israëlieten nog steeds niet het stuk van de heupspier eten, die de heup rekt.

YouVersion gebruikt cookies om je ervaring te personaliseren. Door onze website te gebruiken ga je akkoord met ons gebruik van cookies zoals beschreven in ons Privacybeleid