De Psalmen 57:1-11

De Psalmen 57:1-11 NBG51

Wees mij genadig, o God, wees mij genadig, want bij U schuilt mijn ziel; ja, in de schaduw van uw vleugelen zal ik schuilen, totdat het onheil voorbij is. Ik roep tot God, de Allerhoogste, tot God, die het voor mij voleindigt. Hij zal van de hemel zenden en mij verlossen, als Hij te schande gemaakt heeft wie mij vertrapt; sela God zal zijn goedertierenheid en waarheid zenden. Ik lig neder te midden van leeuwen, vlammen spuwende mensenkinderen; hun tanden zijn speer en pijlen, hun tong een scherp zwaard. Verhef U boven de hemelen, o God; uw heerlijkheid zij over de ganse aarde. Zij spanden een net voor mijn schreden, zij bogen mijn ziel terneer, zij groeven een kuil voor mijn aangezicht, zij vielen daar middenin. sela Mijn hart is gerust, o God, mijn hart is gerust; ik wil zingen, ja psalmzingen. Waak op, mijn ziel, waak op, harp en citer; ik wil het morgenrood wekken. Ik zal U loven, o Here, onder de volken, ik zal U psalmzingen onder de natiën; want hemelhoog is uw goedertierenheid, tot aan de wolken reikt uw trouw.

Gratis leesplannen en overdenkingen die te maken hebben met De Psalmen 57:1-11

YouVersion gebruikt cookies om je ervaring te personaliseren. Door onze website te gebruiken ga je akkoord met ons gebruik van cookies zoals beschreven in ons Privacybeleid