Psalm 78:10-22
Psalm 78:10-22 HSV
Zij namen Gods verbond niet in acht en weigerden te wandelen in Zijn wet. Zij vergaten Zijn daden en Zijn wonderen, die Hij hun had laten zien. Voor de ogen van hun vaderen had Hij wonderen gedaan in het land Egypte, in het gebied van Zoan. Hij spleet de zee doormidden en deed hen erdoor gaan, de wateren deed Hij rechtop staan als een dam. Hij leidde hen overdag met een wolk, de hele nacht met een lichtend vuur. Hij spleet de rotsen doormidden in de woestijn en liet hen overvloedig drinken als uit diepe wateren. Want Hij bracht stromen voort uit de rots en deed water neerstorten als rivieren. Toch gingen zij door met tegen Hem te zondigen: zij tergden de Allerhoogste in de dorre wildernis. Zij stelden God in hun hart op de proef: zij vroegen om voedsel, overeenkomstig hun verlangen. Zij spraken tegen God en zeiden: Zou God een tafel gereed kunnen maken in de woestijn? Zie, Hij heeft de rots geslagen, zodat er water uitvloeide en er beken overvloedig uitstroomden. Zou Hij ook brood kunnen geven? Zou Hij Zijn volk van vlees kunnen voorzien? Daarom hoorde de HEERE het en werd verbolgen; een vuur ontstak tegen Jakob, ja, toorn laaide op tegen Israël. Want zij geloofden niet in God en vertrouwden niet op Zijn heil.

