2 Koningen 17:14-23
2 Koningen 17:14-23 HSV
toen luisterden zij niet, maar zij waren halsstarrig, zo halsstarrig als hun vaderen, die niet in de HEERE, hun God, geloofd hadden. Ook verwierpen zij Zijn verordeningen en Zijn verbond, dat Hij met hun vaderen gesloten had, en Zijn getuigenissen, waarmee Hij hen gewaarschuwd had. Zij gingen de nietige afgoden achterna, zodat zij zelf nietig werden. Ze gingen de heidenvolken achterna die rondom hen woonden, terwijl de HEERE hun geboden had niet te doen als zij. Ja, zij verlieten al de geboden van de HEERE, hun God, en maakten gegoten beelden voor zich: twee kalveren. Ze maakten gewijde palen, bogen zich voor heel het leger aan de hemel neer en dienden de Baäl. Ook deden zij hun zonen en dochters door het vuur gaan, pleegden waarzeggerijen en deden aan wichelarij, en verkochten zich om te doen wat slecht was in de ogen van de HEERE en Hem tot toorn te verwekken. De HEERE was zeer toornig op Israël, zodat Hij hen wegdeed van Zijn aangezicht. Er bleef niets over dan alleen de stam van Juda. Maar zelfs Juda nam de geboden van de HEERE, hun God, niet in acht: zij wandelden overeenkomstig de verordeningen van Israël, die zij gemaakt hadden. Toen verwierp de HEERE het hele nageslacht van Israël. Hij vernederde hen en gaf hen in de hand van plunderaars, totdat Hij hen van Zijn aangezicht weggeworpen had. Hij scheurde Israël namelijk los van het huis van David, en zij maakten Jerobeam, de zoon van Nebat, koning. Jerobeam dreef Israël van achter de HEERE vandaan en deed hen een grote zonde bedrijven. De Israëlieten wandelden overeenkomstig alle zonden van Jerobeam, die hij gedaan had; zij weken daar niet van af, totdat de HEERE Israël van Zijn aangezicht wegdeed, zoals Hij gesproken had door de dienst van al Zijn dienaren, de profeten. Zo werd Israël in ballingschap uit zijn land weggevoerd naar Assyrië, tot op deze dag.



