Zoek resultaten voor: samaritaan

Johannes 8:48 (HTB)

‘Hebben wij niet gezegd dat U een Samaritaan bent?’ zeiden de Joden. ‘U bent bezeten.’

Lucas 10:33 (HTB)

Gelukkig kwam er ook iemand langs die medelijden kreeg toen hij hem daar zag liggen. Het was een Samaritaan, een vijand van de Joden.

Lucas 17:16 (HTB)

Hij viel uit eerbied languit voor Jezus neer, met zijn gezicht in het stof. En hij dankte Hem voor wat Hij had gedaan. Deze man was een Samaritaan.

Lucas 10:34 (HTB)

De Samaritaan knielde naast hem neer, verzorgde zijn wonden met olie en wijn en legde er verband om. Daarna tilde hij hem op zijn ezel en ging er zelf naast lopen. Zij kwamen bij een herberg, waar hij hem verder verzorgde.

Lucas 10:24 (HTB)

Vele profeten en koningen hebben ernaar verlangd te zien wat jullie zien en te horen wat jullie horen. Maar zij konden het niet.’

Johannes 8:47 (HTB)

Wie bij God hoort, begrijpt wat Hij zegt. Omdat u niet bij God hoort, begrijpt u Hem niet.’

Johannes 8:49 (HTB)

‘Ik ben niet bezeten,’ antwoordde Jezus. ‘Ik eer mijn Vader, maar u doet niets anders dan Mij beledigen.

Lucas 17:17 (HTB)

Jezus vroeg: ‘Zijn niet al die tien mannen genezen? Waar zijn de negen anderen?

Lucas 10:32 (HTB)

Een tempeldienaar die voorbijkwam, deed hetzelfde en liet de man gewoon liggen.

Lucas 17:15 (HTB)

Een van hen kwam bij Jezus terug en juichte: ‘Wat is God goed! Ik ben genezen!’

Lucas 10:25 (HTB)

Op een dag was er een bijbelgeleerde die wilde onderzoeken of Jezus’ ideeën wel zuiver waren. ‘Meester,’ vroeg hij, ‘wat moet ik doen om eeuwig leven te krijgen?’

Lucas 10:35 (HTB)

De volgende morgen gaf hij de herbergier twee zilveren munten en zei: “Zorg goed voor hem. Mocht dit geld niet genoeg zijn, dan betaal ik de rest de volgende keer wel.”

Mattheüs 10:5 (HTB)

Jezus stuurde deze twaalf erop uit met de opdracht: ‘Ga niet naar de ongelovigen of de Samaritanen,

Lucas 9:52 (HTB)

Op een dag stuurde Hij enkele mannen vooruit naar een Samaritaans dorp om onderdak voor Hem te zoeken.

Lucas 10:23 (HTB)

Daarna keek Hij zijn leerlingen aan en zei: ‘Het is een enorm voorrecht dat jullie dit allemaal mogen zien.

Johannes 4:9 (HTB)

‘Dat begrijp ik niet,’ zei de vrouw verbaasd. ‘Ik ben een Samaritaanse en U bent een Jood. Welke Jood vraagt een Samaritaanse nu iets te drinken?’ Want Joden gaan niet met Samaritanen om.

Johannes 4:40 (HTB)

Toen zij bij Hem kwamen, vroegen zij of Hij bij hen bleef en Hij bleef nog twee dagen.

Johannes 4:39 (HTB)

Veel mensen uit de Samaritaanse stad geloofden in Jezus. Zij waren overtuigd geraakt omdat de vrouw vertelde dat Hij precies wist wat er in haar leven gebeurd was.

Handelingen 8:9 (HTB)

In de stad woonde een zekere Simon, die zich al langer met toverij bezighield en daarmee alle Samaritanen versteld deed staan. Hij deed erg gewichtig en zei dat hij een groot man was.

Handelingen 8:25 (HTB)

Petrus en Johannes verzekerden de Samaritanen dat zij hen als broeders erkenden. Nadat zij hadden gezegd wat hun door God was opgedragen, vertrokken zij weer naar Jeruzalem. Onderweg maakten zij in vele Samaritaanse dorpen het goede nieuws van Jezus Christus bekend.

Lucas 9:51 (HTB)

De tijd van zijn terugkeer naar God kwam steeds dichterbij. Jezus was vastbesloten naar Jeruzalem te gaan.

Johannes 4:8 (HTB)

Hij was op dat moment alleen omdat zijn leerlingen naar de stad waren om eten te kopen.

Lucas 9:53 (HTB)

Maar de mensen daar wilden niets te maken hebben met iemand die naar Jeruzalem ging.

Johannes 4:41 (HTB)

Er gingen nog veel meer mensen in Hem geloven.

Johannes 4:38 (HTB)

Ik heb jullie erop uitgestuurd om te maaien wat je niet hebt gezaaid. Anderen hebben het voorbereidende werk gedaan en jullie mogen de oogst binnenhalen.’