Zoekresultaten

Numeri 16:5 (HSV)

En hij sprak tot Korach en tot heel diens aanhang: Morgenochtend zal de HEERE bekendmaken wie van Hem is, en wie de heilige is die Hij in Zijn nabijheid zal laten komen. Wie Hij kiest, zal Hij in Zijn nabijheid laten komen.

Exodus 16:5 (HSV)

En op de zesde dag moet het zó zijn dat zij bereiden wat zij binnenbrengen, en dat zal het dubbele zijn van wat zij dagelijks verzamelen.

Genesis 16:5 (HSV)

Toen zei Sarai tegen Abram: De verantwoordelijkheid voor het onrecht dat mij wordt aangedaan , ligt bij jou. Ik heb jou zelf mijn slavin in je schoot gegeven, maar nu zij ziet dat zij zwanger is geworden, ben ik in haar ogen verachtelijk. Laat de HEERE oordelen tussen mij en jou.

Richteren 16:5 (HSV)

En de stadsvorsten van de Filistijnen kwamen naar haar toe en zeiden tegen haar: Verleid hem en zie waarin zijn grote kracht ligt en waarmee wij hem aankunnen. Dan binden we hem vast om hem te bedwingen. Wij zullen u dan elk elfhonderd zilverstukken geven.

Jozua 16:5 (HSV)

Het gebied van de nakomelingen van Efraïm, naar hun geslachten, is als volgt: de zuid grens van hun erfelijk bezit begint oostelijk van Atroth-Addar en loopt tot aan Hoog-Beth-Horon.

Leviticus 16:5 (HSV)

Van de gemeenschap van de Israëlieten moet hij twee geitenbokken nemen als zondoffer en één ram als brandoffer.

Deuteronomium 16:5 (HSV)

U mag het paaslam niet slachten binnen een van uw poorten die de HEERE , uw God, u geeft.

1 Korinthe 16:5 (HSV)

Maar ik zal naar u toe komen, wanneer ik Macedonië doorgereisd ben, want ik ga door Macedonië,

1 Koningen 16:5 (HSV)

Het overige nu van de geschiedenis van Baësa, wat hij gedaan heeft en zijn macht, is dat niet beschreven in het boek van de kronieken van de koningen van Israël?

1 Samuel 16:5 (HSV)

Hij zei: Met vrede; ik ben gekomen om voor de HEERE een offer te brengen; heilig u en kom met mij naar het offer. Hij heiligde Isaï en zijn zonen en nodigde hen uit voor het offer.

1 Kronieken 16:5 (HSV)

Asaf was het hoofd, Zacharja de tweede na hem; verder Jeïel, Semiramoth, Jehiël, Mattithja en Eliab, Benaja, Obed-Edom en Jeïel, met instrumenten als luiten en met harpen. En Asaf liet zich horen met cimbalen,

2 Kronieken 16:5 (HSV)

Het gebeurde, toen Baësa dit hoorde, dat hij ophield met het uitbouwen van Rama, en zijn werk staakte.

2 Samuel 16:5 (HSV)

Toen koning David bij Bahurim kwam, zie, daar kwam een man de stad uit, uit het geslacht van het huis van Saul, van wie de naam Simeï was, de zoon van Gera. Al vervloekend kwam hij dichterbij.

2 Koningen 16:5 (HSV)

Toen trok Rezin, de koning van Syrië, met Pekah, de zoon van Remalia, de koning van Israël, ten strijde tegen Jeruzalem. Zij belegerden Achaz, maar waren niet tot strijden in staat.

Jakobus 4:7 (HSV)

Onderwerp u dan aan God. Bied weerstand aan de duivel en hij zal van u wegvluchten.

Jakobus 4:8 (HSV)

Nader tot God, en Hij zal tot u naderen. Reinig de handen, zondaars, en zuiver de harten, dubbelhartigen!

Jakobus 1:2 (HSV)

Acht het enkel vreugde, mijn broeders, wanneer u in allerlei verzoekingen terechtkomt,

Jakobus 1:3 (HSV)

want u weet dat de beproeving van uw geloof volharding teweegbrengt.

Jakobus 1:4 (HSV)

Maar laat die volharding ook volledig mogen doorwerken, opdat u volmaakt bent en geheel oprecht, en in niets tekortschiet.

Jakobus 1:6 (HSV)

Maar laat hij er in geloof om vragen en daarbij niet twijfelen. Immers, wie twijfelt, lijkt op een golf van de zee, die door de wind voortgestuwd en op- en neergeworpen wordt.

Jakobus 1:12 (HSV)

Zalig is de man die verzoeking verdraagt, want als hij beproefd gebleken is, zal hij de kroon van het leven ontvangen, die de Heere beloofd heeft aan hen die Hem liefhebben.

Jakobus 1:14 (HSV)

Maar ieder mens wordt verzocht, als hij door zijn eigen begeerte wordt meegesleurd en verlokt.

Jakobus 1:17 (HSV)

Elke goede gave en elk volmaakt geschenk is van boven en daalt neer van de Vader der lichten, bij Wie er geen verandering is, of schaduw van omkeer.

Jakobus 1:19 (HSV)

Zo dan, mijn geliefde broeders, ieder mens moet haastig zijn om te horen, maar traag om te spreken en traag tot toorn.

Jakobus 1:20 (HSV)

De toorn van een man brengt immers geen gerechtigheid voor God teweeg.