Zoek resultaten voor: Hebreeën 12:5-6

Hebreeën 3:1 (HSV)

Daarom, heilige broeders, deelgenoten aan de hemelse roeping, let op de Apostel en Hogepriester van onze belijdenis: Christus Jezus.

Hebreeën 3:2 (HSV)

Hij is getrouw aan God , Die Hem aangesteld heeft, zoals ook Mozes trouw was in heel Zijn huis.

Hebreeën 3:3 (HSV)

Want Christus is zoveel meer heerlijkheid waard geacht dan Mozes, evenals hij die het huis gebouwd heeft, meer eer ontvangt dan het huis zelf.

Hebreeën 3:4 (HSV)

Immers, elk huis wordt door iemand gebouwd, maar Hij Die dit alles gebouwd heeft, is God.

Hebreeën 3:5 (HSV)

En Mozes is wel trouw geweest in heel Zijn huis, maar als dienaar, om te getuigen van wat later gesproken zou worden;

Hebreeën 3:6 (HSV)

Christus echter is getrouw over Zijn huis als Zoon. Zijn huis zijn wij, als wij tenminste de vrijmoedigheid en de roem van de hoop tot het einde toe onwrikbaar vasthouden.

Hebreeën 3:7 (HSV)

Daarom, zoals de Heilige Geest zegt: Heden, indien u Zijn stem hoort,

Hebreeën 3:8 (HSV)

verhard dan uw hart niet, zoals bij de verbittering, op de dag van de verzoeking in de woestijn.

Hebreeën 3:9 (HSV)

Daar hebben uw vaderen Mij verzocht; zij hebben Mij op de proef gesteld en Mijn werken gezien, veertig jaar lang.

Hebreeën 3:10 (HSV)

Daarom ben Ik toornig geworden op dat geslacht en heb gesproken: Altijd dwalen zij met hun hart, en zij hebben Mijn wegen niet gekend.

Hebreeën 3:11 (HSV)

Daarom heb Ik in Mijn toorn gezworen: Mijn rust zullen zij niet binnengaan!

Hebreeën 3:13 (HSV)

maar vermaan elkaar elke dag, zolang men van een heden kan spreken, opdat niemand van u verhard zal worden door de verleiding van de zonde.

Hebreeën 3:14 (HSV)

Want wij hebben deel aan Christus gekregen, als wij tenminste het beginsel van de vaste grond van het geloof tot het einde toe onwrikbaar vasthouden,

Hebreeën 3:15 (HSV)

terwijl er wordt gezegd: Heden, als u Zijn stem hoort, verhard dan uw hart niet, zoals in de verbittering.

Hebreeën 3:16 (HSV)

Want hoewel sommigen die stem gehoord hadden, hebben zij Hem verbitterd, maar niet allen die onder leiding van Mozes uit Egypte waren getrokken.

Hebreeën 3:17 (HSV)

Op wie is Hij dan veertig jaar lang vertoornd geweest? Was het niet op hen die gezondigd hadden, van wie de lichamen zijn gevallen in de woestijn?

Hebreeën 3:18 (HSV)

En aan wie heeft Hij gezworen dat zij Zijn rust niet zouden binnengaan, dan aan hen die ongehoorzaam geweest waren?

Hebreeën 3:19 (HSV)

Zo zien wij dat zij niet konden ingaan vanwege hun ongeloof.

Hebreeën 4:1 (HSV)

Laten wij er dan beducht voor zijn dat iemand van u ooit schijnt achter te blijven, terwijl de belofte om in Zijn rust binnen te gaan nog van kracht is.

Hebreeën 4:2 (HSV)

Want ook aan ons is het Evangelie verkondigd, evenals aan hen. Maar het gepredikte woord bracht hun geen voordeel, omdat het niet met geloof gepaard ging bij hen die het hoorden.

Hebreeën 4:3 (HSV)

Wij die tot geloof gekomen zijn, gaan immers de rust binnen, zoals Hij gezegd heeft: Daarom heb Ik in Mijn toorn gezworen: Mijn rust zullen zij niet binnengaan! En dat terwijl Zijn werken al sinds de grondlegging van de wereld voltooid zijn.

Hebreeën 4:4 (HSV)

Want Hij heeft ergens over de zevende dag als volgt gesproken: En God heeft op de zevende dag van al Zijn werken gerust.

Hebreeën 4:5 (HSV)

En op deze plaats opnieuw: Zij zullen Mijn rust niet binnengaan!

Hebreeën 4:6 (HSV)

Omdat dus het feit blijft dat sommigen deze rust binnengaan, en dat zij aan wie het Evangelie eerst verkondigd was, niet binnengegaan zijn vanwege hun ongehoorzaamheid,

Hebreeën 4:7 (HSV)

bepaalt Hij opnieuw een zekere dag, namelijk heden, wanneer Hij zo lange tijd daarna door David zegt (zoals al eerder gezegd is): Heden, als u Zijn stem hoort, verhard dan uw hart niet.