Hooglied 1:1-8
Hooglied 1:1-8 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Het Hooglied, hetwelk van Salomo is. Hij kusse mij met de kussen Zijns monds; want Uw uitnemende liefde is beter dan wijn. Uw oliën zijn goed tot reuk, Uw naam is een olie, die uitgestort wordt; daarom hebben U de maagden lief. Trek mij, wij zullen U nalopen! De Koning heeft mij gebracht in Zijn binnenkameren; wij zullen ons verheugen en in U verblijden; wij zullen Uw uitnemende liefde vermelden, meer dan den wijn; de oprechten hebben U lief. Ik ben zwart, doch liefelijk (gij dochteren van Jeruzalem!), gelijk de tenten van Kedar, gelijk de gordijnen van Salomo. Ziet mij niet aan, dat ik zwartachtig ben, omdat mij de zon heeft beschenen; de kinderen mijner moeder waren tegen mij ontstoken, zij hebben mij gezet tot een hoederin der wijngaarden. Mijn wijngaard, dien ik heb, heb ik niet gehoed. Zeg mij aan, Gij, Dien mijn ziel liefheeft, waar Gij weidt, waar Gij de kudde legert in den middag; want waarom zou ik zijn als een, die zich bedekt bij de kudden Uwer metgezellen? Indien gij het niet weet, o gij schoonste onder de vrouwen! zo ga uit op de voetstappen der schapen, en weid uw geiten bij de woningen der herderen.
Hooglied 1:1-8 Herziene Statenvertaling (HSV)
Het Hooglied, dat van Salomo is. Laat Hij mij kussen met de kussen van Zijn mond, want Uw uitnemende liefde is beter dan wijn. Uw zalfoliën zijn heerlijk van geur, Uw Naam is een uitgegoten zalfolie. Daarom hebben de meisjes U lief. Trek mij mee, wij zullen achter U aan snellen. De Koning heeft mij gebracht in Zijn binnenkamers. Laten wij ons verheugen en ons in U verblijden, laten wij Uw uitnemende liefde in herinnering roepen meer dan de wijn. Met recht hebben zij U lief. Donker van huid ben ik, maar bekoorlijk, dochters van Jeruzalem, als de tenten van Kedar, als de tentkleden van Salomo. Zie niet op mij neer omdat ik donker ben, want de zon heeft mij beschenen. De zonen van mijn moeder ontstaken tegen mij in woede, zij maakten mij tot bewaakster van de wijngaarden. Mijn eigen wijngaard heb ik niet bewaakt. U, Die ik innig liefheb, maak mij bekend waar U de kudde weidt, waar U die op de middag laat rusten. Want waarom zou ik zijn als een gesluierde bij de kudden van Uw metgezellen? Als u het niet weet, o, allermooiste onder de vrouwen, volg dan de sporen van de schapen en weid uw geiten bij de woningen van de herders.
Hooglied 1:1-8 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Hooglied. Van Salomo. Hij kusse mij met de kussen van zijn mond! Want kostelijker dan wijn is uw liefde, heerlijk van geur zijn uw oliën, als uitgegoten olie is uw naam. Daarom hebben de jonge meisjes u lief. Trek mij achter u mee, laten wij ons spoeden. De Koning voerde mij naar zijn vertrekken, laten wij juichen en ons in u verheugen, uw liefde prijzen boven de wijn! Met recht heeft men u lief! Donker van huid ben ik, doch bekoorlijk, dochters van Jeruzalem, als de tenten van Kedar, de gordijnen van Salomo. Let er niet op, dat mijn huid donker is, dat de zon mij verbrand heeft. De zonen van mijn moeder waren hard jegens mij en stelden mij aan tot bewaakster der wijngaarden – mijn eigen wijngaard heb ik niet bewaakt. Vertel mij toch, mijn zielsbeminde, waar gij weidt, waar gij op de middag (de kudde) laat rusten. Want waarom zou ik zijn als een gesluierde bij de kudden van uw makkers? – Indien gij het niet weet, o, gij schoonste onder de vrouwen, volg dan de sporen der schapen, en weid uw geiten bij de verblijven der herders.
Hooglied 1:1-8 Het Boek (HTB)
Het allermooiste lied van Salomo. Ik verlang ernaar dat hij mij kust. Zijn liefde is mij meer waard dan de heerlijkste wijn. Uw zalfolie geurt verrukkelijk, nog heerlijker is de klank van uw naam. Daarom houden de jonge meisjes van u. Voer mij met u mee, laten we ons haasten. De koning nam mij mee naar zijn vertrekken. Wij willen jubelen en blij zijn met u. Uw liefde gaat de vreugde van de wijn ver te boven. Het is terecht dat men zoveel van u houdt! Ik ben bruin en charmant om te zien. Meisjes van Jeruzalem, ik ben zo bruin als de tenten van Kedar en de gordijnen van Salma. Let er maar niet op dat ik zo bruin ben, de zon heeft mij verbrand. Mijn broers hebben mij ruw behandeld, ik moest hun wijngaarden bewaken. Maar mijzelf heb ik niet goed bewaakt. Mijn liefste, zeg me waar je je kudden weidt en waar ʼs middags je schapen rust houden. Er is immers geen reden mij te sluieren, zoals wanneer ik bij de kudden van je vrienden kom? Jij bent de mooiste van alle vrouwen. Als je niet weet waar ik weid, volg dan gewoon het spoor van de kudde. Laat je geiten maar grazen bij de nachtverblijven van de herders.
Hooglied 1:1-8 BasisBijbel (BB)
Het mooiste lied, geschreven door Salomo. Zij: "Kus me! Kus me toch met je verrukkelijke mond! Want jouw liefde is heerlijker dan wijn. Je ruikt heerlijk naar parfum. En je naam klinkt verrukkelijk. Daarom houden alle meisjes van je. Neem me mee! Laten we snel naar je kamer gaan, mijn koning! Laten we blij zijn en plezier maken! Dat jij van mij houdt, is heerlijker dan wijn! Het is geen wonder dat alle meisjes van je houden. Mijn huid is bruinverbrand, maar ik ben mooi. Meisjes van Jeruzalem, mijn huid is zo donker als de tenten van Kedar, donker en mooi als de tapijten van Salomo. Let er niet op dat mijn huid zo donker is, dat hij donkerbruin is van de zon. Mijn broers waren hard voor mij. Ik moest van hen de wijngaard bewaken. Maar voor mijzelf, mijn eigen wijngaard, heb ik niet gezorgd. Allerliefste, zeg me toch waar jij je kudden laat grazen! Vertel me waar je 's middags je dieren laat rusten. Of moet ik de kudden van je vrienden langs gaan om je te zoeken?" Hij: "Als je het niet weet, mooiste van alle meisjes, volg dan de sporen van de schapen. Laat je geiten maar achter bij de andere herders.