Ruth 1:20-21
Ruth 1:20-21 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Maar zij zeide tot haar: Noemt mij niet Noömi; noemt mij Mara, want de Almachtige heeft mij veel bitterheid aangedaan. Vol ben ik heengegaan, maar leeg heeft mij de HERE doen terugkeren. Waarom zoudt gij mij Noömi noemen, daar de HERE tegen mij heeft getuigd en de Almachtige mij kwaad heeft aangedaan?
Ruth 1:20-21 Het Boek (HTB)
Maar Naomi antwoordde: ‘Noem mij geen Naomi (Aangenaam) meer. Noem mij Mara (Bitter). Want de Almachtige God heeft mijn leven bitter gemaakt. Rijk ben ik weggegaan, maar arm heeft de HERE mij laten terugkeren. Waarom zouden jullie mij Naomi noemen, terwijl de HERE tegen mij is geweest en mij zoveel ellende heeft aangedaan?’
Ruth 1:20-21 BasisBijbel (BB)
Maar Naomi zei tegen hen: "Noem mij maar geen Naomi (= 'mooi en vriendelijk') meer. Noem mij voortaan maar Mara (= 'bitter'). Want de Almachtige God heeft mijn leven bitter gemaakt. Toen ik vertrok, had ik alles. Maar met lege handen heeft de Heer mij teruggebracht. Waarom zouden jullie mij Naomi noemen? Want de Heer is tégen mij. De Almachtige God heeft mijn leven bitter gemaakt."
Ruth 1:20-21 Herziene Statenvertaling (HSV)
Maar zij zei tegen hen: Noem mij niet Naomi, noem mij Mara, want de Almachtige heeft mij grote bitterheid aangedaan. Ík ging vol weg, maar de HEERE heeft mij leeg laten terugkeren. Waarom zou u mij Naomi noemen, nu de HEERE tegen mij getuigd heeft en de Almachtige mij kwaad gedaan heeft?