Openbaring 4:1-11

Openbaring 4:1-11 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

Na deze dingen zag ik, en zie, er was een deur geopend in de hemel; en de eerste stem, die ik gehoord had, alsof een bazuin met mij sprak, zeide: Klim hierheen op en ik zal u tonen, wat na dezen geschieden moet. Terstond kwam ik in vervoering des geestes en zie, er stond een troon in de hemel en iemand was op die troon gezeten. En die erop gezeten was, was van aanzien de diamant en sardius gelijk; en een regenboog was rondom de troon, van aanzien de smaragd gelijk. En rondom de troon waren vierentwintig tronen, en op die tronen waren vierentwintig oudsten gezeten, in witte klederen gekleed en met gouden kronen op hun hoofden. En van de troon gingen bliksemstralen, stemmen en donderslagen uit; en zeven vurige fakkels brandden voor de troon; dit zijn de zeven Geesten Gods. En voor de troon was als een glazen zee, kristal gelijk. En midden in de troon en rondom de troon waren vier dieren, vol ogen van voren en van achteren. En het eerste dier was een leeuw gelijk, en het tweede dier een rund gelijk, en het derde dier had een gelaat als van een mens, en het vierde dier was een vliegende arend gelijk. En de vier dieren hadden elk voor zich zes vleugels en waren rondom en van binnen vol ogen en zij hadden dag noch nacht rust, zeggende: Heilig, heilig, heilig is de Here God, de Almachtige, die was en die is en die komt. En wanneer de dieren heerlijkheid, eer en dankzegging zullen brengen aan Hem, die op de troon gezeten is en tot in alle eeuwigheden leeft, zullen de vierentwintig oudsten zich nederwerpen voor Hem, die op de troon gezeten is en Hem aanbidden, die tot in alle eeuwigheden leeft, en zij zullen hun kronen voor de troon werpen, zeggende: Gij, onze Here en God, zijt waardig te ontvangen de heerlijkheid, de eer en de macht; want Gij hebt alles geschapen, en om uw wil was het en werd het geschapen.

Openbaring 4:1-11 Het Boek (HTB)

Nadat ik dit gehoord en gezien had, zag ik een deur in de hemel openstaan en hoorde ik dezelfde luide stem. ‘Kom naar boven,’ zei Hij tegen mij, ‘dan zal Ik u laten zien wat hierna moet gebeuren.’ Op hetzelfde moment kwam de Geest over mij. Ik zag een troon in de hemel staan en op die troon zat Iemand. Hij schitterde als de zuiverste edelsteen, als diamant en sarder. Om de troon stond een regenboog die zo helder was als smaragd. Rondom de troon stonden vierentwintig tronen en op elk van die tronen zat een ouderling met witte kleren aan en een gouden kroon op zijn hoofd. Uit de troon kwamen bliksemschichten en donderslagen en allerlei andere geluiden. Vlak voor de troon stonden zeven brandende fakkels, dat zijn de zeven Geesten van God. Er lag voor de troon ook iets dat leek op een kristalheldere, spiegelgladde zee. Rondom de troon stonden vier levende wezens, met van voren en van achteren overal ogen. Het eerste van die wezens leek op een leeuw, het tweede op een jonge stier, het derde had een mensengezicht en het vierde leek op een vliegende arend. Elk van de vier wezens had zes vleugels. Zij hadden rondom en van binnen overal ogen. Zonder ophouden zeiden zij: ‘Heilig, heilig, heilig is de Here, de Almachtige God, die was, die is en die komt.’ Die vier levende wezens eren, prijzen en danken Hem die op de troon zit en die voor altijd en eeuwig leeft. Telkens wanneer zij dat doen, vallen de vierentwintig ouderlingen voor Hem neer om Hem te aanbidden en Hem als de Heer van hun leven te erkennen. En zij zeggen: ‘Here, onze God, U bent alle lof, eer en macht waard, omdat U alles gemaakt hebt. Alles is ontstaan en gemaakt, omdat U het wilde.’

Openbaring 4:1-11 BasisBijbel (BB)

Toen Jezus dit had gezegd, zag ik een deur openstaan naar de hemel. En de stem die ik hiervoor had gehoord en die klonk als een ramshoorn, zei tegen mij: "Kom naar boven. Dan zal Ik je laten zien wat er in de toekomst moet gaan gebeuren." Op hetzelfde moment werd mijn geest meegenomen. Ik zag een troon in de hemel. Op die troon zat Iemand die leek op een jaspis of een sardius. Over de troon heen stond een regenboog, groen als een smaragd. Rondom de troon stonden nog 24 andere tronen. Op elke troon zat een gemeenteleider. Deze gemeenteleiders hadden witte kleren aan en een gouden kroon op hun hoofd. Uit de troon kwamen bliksemstralen en gerommel en donderslagen. Vóór de troon van God brandden zeven fakkels. Dat zijn de zeven Geesten van God. En vóór de troon lag iets dat leek op een zee van glas, zo helder als kristal. Midden op de troon en rondom de troon waren vier wezens. De wezens waren van voren en van achteren vol ogen. Het eerste wezen leek op een leeuw. Het tweede wezen leek op een jonge stier. Het derde wezen had het gezicht van een mens. Het vierde wezen leek op een vliegende arend. Elk wezen had zes vleugels. En elk wezen was van binnen en van buiten vol ogen. Dag en nacht riepen ze zonder ophouden: "Heilig! Heilig! Heilig is de Heer God, de Almachtige God, die was en die is en die komt!" De wezens eerden, prezen en dankten Hem die op de troon zat en die eeuwig leeft. En elke keer dat ze dat deden, lieten de 24 gemeenteleiders zich in aanbidding op de grond vallen voor Hem die op de troon zat. Dan wierpen ze hun kroon voor de troon op de grond. Ze aanbaden Hem die eeuwig leeft en zeiden: "Heer, alle macht en eer en kracht is voor U. Dat bent U waard. Want U heeft alles gemaakt. Alle dingen zijn er omdat U wilde dat ze er waren en omdat U ze heeft gemaakt."

Openbaring 4:1-11 Herziene Statenvertaling (HSV)

Hierna zag ik, en zie, er was een deur geopend in de hemel. En de eerste stem die ik als van een bazuin met mij had horen spreken, zei: Kom hier, omhoog, en Ik zal u laten zien wat hierna moet geschieden. En meteen raakte ik in geestvervoering. En zie, er stond een troon in de hemel, en op de troon zat Iemand. En Hij Die daar zat, zag eruit als de stenen jaspis en sardius. En er was een regenboog rondom de troon, die eruitzag als een smaragd. En rondom de troon stonden vierentwintig tronen. En op de tronen zag ik de vierentwintig ouderlingen zitten, bekleed met witte kleren, en met gouden kronen op hun hoofd. En uit de troon kwamen bliksemstralen, donderslagen en stemmen. En er stonden zeven vurige fakkels te branden vóór de troon. Dit zijn de zeven Geesten van God. En vóór de troon was een glazen zee, als kristal. En in het midden van de troon en om de troon heen waren vier dieren, vol ogen van voren en van achteren. En het eerste dier leek op een leeuw, het tweede dier leek op een kalf, het derde dier had het gezicht als van een mens, en het vierde dier leek op een vliegende arend. En de vier dieren hadden elk voor zich zes vleugels rondom, en vanbinnen waren die vol ogen. Ze hadden geen rust en zeiden dag en nacht: Heilig, heilig, heilig is de Heere God, de Almachtige, Die was, Die is, en Die komt! En telkens wanneer de dieren heerlijkheid, eer en dank brachten aan Hem Die op de troon zat en Die leeft in alle eeuwigheid, wierpen de vierentwintig ouderlingen zich neer voor Hem Die op de troon zat, aanbaden Hem Die leeft in alle eeuwigheid, en wierpen hun kronen neer vóór de troon en zeiden: U bent het waard, Heere, te ontvangen de heerlijkheid, de eer en de kracht, want U hebt alle dingen geschapen, en door Uw wil bestaan zij en zijn zij geschapen.

YouVersion gebruikt cookies om je ervaring te personaliseren. Door onze website te gebruiken ga je akkoord met ons gebruik van cookies zoals beschreven in ons Privacybeleid