Psalmen 68:7-23

Psalmen 68:7-23 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

Een God, Die de eenzamen zet in een huisgezin, uitvoert, die in boeien gevangen zijn; maar de afvalligen wonen in het dorre. O God! toen Gij voor het aangezicht Uws volks uittoogt, toen Gij daarhenen tradt in de woestijn; Sela. Daverde de aarde, ook dropen de hemelen voor Gods aanschijn; zelfs deze Sinaï, voor het aanschijn Gods, des Gods van Israël. Gij hebt zeer milden regen doen druipen, o God! en Gij hebt Uw erfenis gesterkt, als zij mat was geworden. Uw hoop woonde daarin; Gij bereiddet ze door Uw goedheid voor den ellendige, o God! De Heere gaf te spreken; der boodschappers van goede tijdingen was een grote heirschaar. De koningen der heirscharen vloden weg, zij vloden weg; en zij, die te huis bleef, deelde den roof uit. Al laagt gijlieden tussen twee rijen van stenen, zo zult gij toch worden als vleugelen ener duive, overdekt met zilver, en welker vederen zijn met uitgegraven geluwen goud. Als de Almachtige de koningen daarin verstrooide, werd zij sneeuwwit als op Zalmon. De berg Basan is een berg Gods; de berg Basan is een bultige berg. Waarom springt gij op, gij bultige bergen? Dezen berg heeft God begeerd tot Zijn woning; ook zal er de HEERE wonen in eeuwigheid. Gods wagenen zijn tweemaal tien duizend, de duizenden verdubbeld. De Heere is onder hen, een Sinaï in heiligheid! Gij zijt opgevaren in de hoogte; Gij hebt de gevangenis gevankelijk gevoerd; Gij hebt gaven genomen om uit te delen onder de mensen; ja, ook de wederhorigen om bij U te wonen, o HEERE God! Geloofd zij de Heere; dag bij dag overlaadt Hij ons. Die God is onze Zaligheid. Sela. Die God is ons een God van volkomene Zaligheid; en bij den HEERE, den Heere, zijn uitkomsten tegen den dood. Voorzeker zal God den kop Zijner vijanden verslaan, den harigen schedel desgenen, die in zijn schulden wandelt. De Heere heeft gezegd: Ik zal wederbrengen uit Basan; Ik zal wederbrengen uit de diepten der zee

Psalmen 68:7-23 Herziene Statenvertaling (HSV)

een God Die eenzamen in een huisgezin plaatst, Die gevangenen uitleidt in voorspoed; maar de opstandigen wonen in een dor land. O God, toen U voor Uw volk uittrok, toen U voortschreed door de wildernis, Sela beefde de aarde, ook droop de hemel voor Gods aangezicht; zelfs deze Sinaï beefde, voor het aangezicht van God, de God van Israël. U hebt zeer milde regen doen druipen, o God; Ú hebt Uw eigendom versterkt, toen het uitgeput raakte. Uw kudde woonde daar; U maakte Uw eigendom door Uw goedheid gereed voor de ellendige, o God. De Heere gaf stof tot spreken; de boodschapsters van goede tijding vormden een groot leger. De koningen van de legermachten vluchtten weg, zij vluchtten weg; maar zij die thuis bleef, deelde de buit uit. Al lag u tussen twee rijen ovenstenen, toch zult u schitteren als vleugels van een duif, overtrokken met zilver en zijn veren met bewerkt groenglanzend goud. Toen de Almachtige de koningen in het land overal verspreidde, sneeuwde het op de berg Zalmon. De berg Basan is een machtige berg, de berg Basan is een berg met vele toppen. Waarom, gebergte met al uw toppen, kijkt u met afgunst naar deze berg, die God als Zijn woning heeft begeerd? Ja, de HEERE zal er voor altijd wonen. De strijdwagens van God zijn tweemaal tienduizend, ontelbare duizenden. De Heere is bij hen, een Sinaï in heiligheid. U bent opgevaren naar omhoog, U hebt gevangenen weggevoerd, U hebt gaven genomen om uit te delen onder de mensen, ja, ook aan opstandigen: om bij U te wonen, HEERE God! Geloofd zij de Heere; dag aan dag overlaadt Hij ons. Die God is onze zaligheid. Sela Die God is ons een God van volkomen zaligheid; bij de HEERE, de Heere, zijn uitkomsten tegen de dood. Ja, God zal de kop van Zijn vijanden verpletteren, de harige schedel van wie met zijn schuldige wandel doorgaat. De Heere heeft gezegd: Ik breng u terug uit Basan; Ik breng u terug uit de diepten van de zee

Psalmen 68:7-23 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

God, die eenzamen in een huisgezin doet wonen, die gevangenen uitleidt in voorspoed; doch weerspannigen wonen in een dor land. O God, toen Gij vóór uw volk uittoogt, toen Gij in de wildernis voortschreedt, sela beefde de aarde, ook dropen de hemelen voor het aangezicht van God; zelfs de Sinai voor het aangezicht van God, de God van Israël. Een regen van milde gaven storttet Gij uit, o God, Gij versterktet uw erfdeel, toen het was uitgeput; uw schare zette zich daarin neder, Gij bereiddet het in uw goedheid voor de ellendige, o God. De Here deed het machtwoord weerklinken; de boodschapsters van goede tijding waren een grote schare. De koningen der legerscharen vluchtten, zij vluchtten, en de vrouwe des huizes verdeelde de buit. Laagt gij niet neer tussen de kooien? – de vleugelen der duiven waren overtogen met zilver, haar slagpennen met glanzend goud – toen de Almachtige de koningen uiteendreef, sneeuwde het door haar op de Salmon. Een gebergte Gods: het gebergte van Basan. Gebergte van Basan, veeltoppig gebergte, waarom ziet gij afgunstig, gij veeltoppige bergen, naar de berg die God Zich ter woning begeerde? Waarlijk, de HERE zal er voor eeuwig wonen. Gods wagens zijn tweemaal tienduizend, duizenden bij duizenden; de Here is van de Sinai het heiligdom binnengegaan. Gij zijt opgevaren naar den hoge; Gij hebt gevangenen meegevoerd; Gij hebt gaven in ontvangst genomen onder de mensen, ja ook van weerspannigen – om daar te wonen, o HERE God. Geprezen zij de Here. Dag aan dag draagt Hij ons; die God is ons heil. sela Die God is ons een God van uitreddingen, bij de HERE Here zijn uitkomsten tegen de dood. Waarlijk, God verplettert het hoofd van zijn vijanden, de harige schedel van wie volhardt in zijn schuldige daden. De Here heeft gezegd: Uit Basan breng Ik weder, Ik breng weder uit de diepten der zee

Psalmen 68:7-23 Het Boek (HTB)

God, die eenzame mensen weer familie geeft en gevangenen bevrijdt en welstand geeft, maar opstandigen laat Hij achter Zich in een dor en droog land. Mijn God, toen U voor ons volk uittrok en ons voorging in de wildernis, toen trilde de aarde en de hemel droop omdat U Zich toonde, zelfs de Sinaï beefde toen zij U zag, U, de God van Israël. U gaf ons een overvloed, vele goede dingen gaf U ons, o God. Toen het land uitgeput was, gaf U het nieuwe kracht. Uw volk putte daaruit. U hielp ons die er zo ellendig aan toe waren, met uw goedheid en trouw. Het machtige woord van de Here werd over ons uitgesproken en het goede nieuws werd ons door velen gebracht. De koningen van de vijandelijke legers vluchtten allemaal en de vrouwen konden de buit verdelen. Zou u tussen de schaapskooien blijven liggen? U zult zijn als duiven met zilveren vleugels en gouden slagpennen. Toen de Almachtige God de koningen verjoeg, leek de berg Salmon wit als sneeuw. De berg van God lijkt op de bergen van Basan, met hun vele toppen. Waarom kijken jullie, toppen van Basan, zo jaloers naar de berg die God uitkoos om er te wonen? Luister, de HERE zal daar voor eeuwig blijven wonen. God bezit vele duizenden strijdwagens. Vanaf de Sinaï is de Here zijn huis binnengegaan. U bent naar de hemel gegaan en hebt gevangenen met U meegenomen. U hebt geschenken ontvangen voor de mensen, zelfs voor de opstandigen onder hen. U wilt bij hen wonen, HERE God. Wij prijzen de Here, elke dag opnieuw staat Hij ons bij. Deze God geeft ons bevrijding. Die God is een God die altijd voor uitkomst zorgt. De Oppermachtige HERE bewaart ons voor de ondergang. Luister, God vernietigt zijn vijanden, Hij doodt de mensen die blijven zondigen. De Here heeft beloofd onze vijanden aan ons over te leveren, waar dan ook vandaan. Al moest Hij hen van de zeebodem weghalen.

Psalmen 68:7-23 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)

Aan eenzame mensen geeft Hij een gezin. Gevangenen bevrijdt Hij. Maar mensen die Hem ongehoorzaam zijn, laat Hij wonen in een dor land. God, toen U vóór uw volk uittrok, dwars door de woestijn, beefde de aarde en stroomde de regen uit de hemel van ontzag voor God. Zelfs de berg Sinaï beefde van ontzag voor God, de God van Israël. U stortte een stroom van goede dingen uit over uw volk, toen uw volk uitgeput was. U maakte hen weer sterk. Zo kregen ze weer nieuwe kracht. U gaf de mensen wat ze nodig hadden, omdat U zo goed bent. De Heer gaf een bevel aan een grote groep boodschappers om overal het goede nieuws te vertellen: "De koningen van de vijanden zijn gevlucht! Hun legers zijn gevlucht! De vrouwen verdelen thuis de buit! Ook al zitten jullie nog thuis tussen de potten, jullie zullen duivenvleugels hebben, bedekt met zilver, bedekt met glanzend goud." Toen de Almachtige God de koningen de bergen in joeg, viel er sneeuw op de berg Zalmon. Bergen van Basan, bergen van God, indrukwekkend en hoog, bergtoppen van Basan, waarom zijn jullie jaloers op de berg die door God is uitgekozen als de plaats waar Hij voor eeuwig wil wonen? God heeft tienduizenden strijdwagens. De Heer is bij hen, zoals op de berg Sinaï. U steeg op naar de hemel. U bevrijdde de krijgsgevangenen. U nam geschenken om uit te delen aan de mensen, zelfs aan mensen die U niet willen dienen. Want U wil bij de mensen wonen. Prijs de Heer! Elke dag is onze God zo ontzettend goed voor ons! Hij redt ons altijd. Onze Heer God redt ons van de dood. God verplettert zijn vijanden. Hij vernietigt de mensen die slechte dingen blijven doen. De Heer heeft gezegd: "Ik zal jullie vijanden aan jullie uitleveren, of Ik ze nu moet halen van de toppen van Basan, of van de bodem van de zee.