Psalmen 27:1-14

Psalmen 27:1-14 BasisBijbel (BB)

Een lied van David. De Heer is mijn licht en mijn redding. Daarom ben ik voor niemand bang. De Heer is mijn kracht. Daarom hoef ik voor niemand bang te zijn. Wanneer mijn vijanden mij bedreigen alsof ze wilde dieren zijn die me willen verscheuren, dan struikelen zij zelf en vallen. Zelfs als er een heel leger op mij af komt, ben ik nog steeds niet bang. Al breekt de strijd tegen mij los, toch blijf ik vertrouwen. Ik vraag maar één ding van de Heer. Dit is wat ik het liefste wil: ik wil alle dagen van mijn leven dicht bij de Heer zijn, om ervan te genieten hoe prachtig en hoe vriendelijk Hij is en om Hem te leren kennen. Als er gevaar dreigt, verbergt Hij mij in zijn huis. Bij Hem ben ik zo veilig als op een hoge rots. Daar sta ik hoog boven de vijanden die me omringen. Daarom wil ik juichend offers brengen in zijn tent en liederen zingen voor de Heer. Hoor, Heer, ik roep luid tot U. Heb medelijden met mij en antwoord mij! U zegt Zelf in mijn hart: "Verlang naar Mij." Ik verlang dan ook naar U, Heer. Stuur me niet weg in uw boosheid. U heeft me altijd geholpen. Stuur me dan nu niet weg, laat me niet in de steek. God, U kan mij redden! Zelfs als mijn vader en moeder me in de steek zouden laten, zult U nog altijd bij me zijn. Leer mij, Heer, wat U wil dat ik doe. Wijs me de juiste weg, want mijn vijanden bedreigen me. Lever me niet aan hen uit! Ze beschuldigen mij van dingen die niet waar zijn. Ze willen me kwaad doen. Wat had ik moeten doen als ik niet zeker had geweten dat de Heer goed is en mij zal redden? Vertrouw op de Heer. Houd moed en Hij zal je weer hoop geven. Ja, verwacht hulp van de Heer.

Psalmen 27:1-14 Herziene Statenvertaling (HSV)

De HEERE is mijn licht en mijn heil, voor wie zou ik vrezen? De HEERE is mijn levenskracht, voor wie zou ik angst hebben? Toen kwaaddoeners op mij afkwamen, om mij levend te verslinden – mijn tegenstanders en mijn vijanden – struikelden zij zelf en vielen. Al belegerde mij een leger, mijn hart zou niet vrezen; al brak er een oorlog tegen mij uit, toch vertrouw ik hierop. Eén ding heb ik van de HEERE verlangd, dát zal ik zoeken: dat ik wonen mag in het huis van de HEERE, al de dagen van mijn leven, om de lieflijkheid van de HEERE te aanschouwen en te onderzoeken in Zijn tempel. Want Hij doet mij schuilen in Zijn hut op de dag van het onheil. Hij verbergt mij in het verborgene van Zijn tent, Hij plaatst mij hoog op een rots. Nu heft mijn hoofd zich omhoog boven mijn vijanden, die mij omringen. Ik zal in Zijn tent offers brengen onder geschal van trompetten; ik zal zingen, ja, ik zal psalmen zingen voor de HEERE. Hoor, HEERE, mijn stem als ik roep; wees mij genadig en antwoord mij. Mijn hart zegt tegen U wat U Zelf zegt: Zoek Mijn aangezicht. Ik zóek Uw aangezicht, HEERE, verberg Uw aangezicht niet voor mij. Wijs Uw dienaar niet af in toorn, U bent mijn hulp geweest; laat mij niet in de steek en verlaat mij niet, o God van mijn heil. Want mijn vader en mijn moeder hebben mij verlaten, maar de HEERE zal mij aannemen. HEERE, leer mij Uw weg, leid mij op een geëffend pad omwille van mijn belagers. Geef mij niet over aan de begeerte van mijn tegenstanders, want valse getuigen zijn tegen mij opgestaan en mensen die briesen van geweld. Als ik toch niet had geloofd dat ik de goedheid van de HEERE zou zien in het land van de levenden, ik was vergaan. Wacht op de HEERE, wees sterk en Hij zal uw hart sterk maken; ja, wacht op de HEERE.

Psalmen 27:1-14 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

De HERE is mijn licht en mijn heil, voor wie zou ik vrezen? De HERE is mijns levens veste, voor wie zou ik vervaard zijn? Toen boosdoeners op mij afkwamen om mijn vlees te eten – mijn tegenstanders en mijn vijanden – zijn zij zelf gestruikeld en gevallen. Al legert zich een leger tegen mij, mijn hart vreest niet; al verheft zich een krijg tegen mij, nochtans blijf ik vertrouwen. Eén ding heb ik van de HERE gevraagd, dit zoek ik: te verblijven in het huis des HEREN al de dagen van mijn leven, om de liefelijkheid des HEREN te aanschouwen, en om te onderzoeken in zijn tempel. Want Hij bergt mij in zijn hut ten dage des kwaads, Hij verbergt mij in het verborgene van zijn tent, Hij plaatst mij hoog op een rots. En nu heft mijn hoofd zich op boven mijn vijanden rondom mij; daarom wil ik in zijn tent offeren offers met geschal, ik wil zingen, ja psalmzingen de HERE. Hoor, HERE, hoe ik luide roep, wees mij genadig en antwoord mij. Van Uwentwege zegt mijn hart: Zoekt mijn aangezicht. Ik zoek uw aangezicht, HERE. Verberg uw aangezicht niet voor mij, wijs uw knecht niet af in toorn, Gij waart mijn hulp; verwerp mij niet en verlaat mij niet, o God mijns heils. Al hebben mijn vader en moeder mij verlaten, toch neemt de HERE mij aan. Onderwijs mij, HERE, uw weg en leid mij op een effen pad om mijner belagers wil; geef mij niet prijs aan de lust van mijn tegenstanders, want valse getuigen staan tegen mij op, en hij die geweld blaast. O, als ik niet had geloofd des HEREN goedheid te zullen zien in het land der levenden! Wacht op de HERE, wees sterk, uw hart zij onversaagd; ja wacht op de HERE.

Psalmen 27:1-14 Het Boek (HTB)

De HERE is mijn licht en mijn redder. Voor wie zou ik dan bang zijn? De HERE is mijn levenskracht. Zou ik dan nog angst voor iemand hebben? Toen de misdadigers, mijn vijanden, kwamen om mij te vernietigen, zijn zij zelf gestruikeld en gevallen. Al komt een heel leger op mij af, ik word niet bang. Al wordt er oorlog tegen mij gevoerd, ik blijf toch vertrouwen! Ik heb de HERE slechts één ding gevraagd, daar gaat mijn hele hart naar uit: dat ik mijn hele leven in het huis van de HERE mag blijven. Om de lieflijkheid van de HERE te kunnen zien en steeds meer over Hem te leren in zijn tempel. Want wanneer kwade tijden aanbreken, verbergt Hij mij in zijn hut. Hij verstopt mij in zijn tent, op een plaats die niemand kent. Hij zet mij hoog op een rots. Daarom kan ik mijn hoofd opheffen. Ik kijk over al mijn vijanden heen. Daarom wil ik Hem offers brengen met luid trompetgeschal. Ik wil zingen voor de HERE, psalmen zingen voor Hem. Luister HERE, hoe ik hardop naar U roep! Wees zo goed mij te antwoorden en geef mij genade. U Zelf laat mijn hart naar U vragen. Ik wil U zoeken, HERE. Verberg U niet voor mij en stuur mij niet toornig weg. U bent altijd mijn hulp. Laat mij niet in de steek en stoot mij niet van U af, God van mijn heil. Al zouden mijn vader en moeder mij in de steek laten, de HERE laat mij nooit alleen. Leer mij uw bedoelingen, HERE, en laat mij op een vlakke weg lopen, zodat mijn vijanden mij niet kunnen pakken. Geef mij niet over aan mijn tegenstanders. Er wordt vals tegen mij getuigd en geweldenaars bedreigen mij. Gelukkig wist ik zeker dat de goedheid van de HERE mij zou redden. Hij spaarde mijn leven! Wees sterk en wacht op de HERE. Laat uw hart sterk zijn en krachtig door altijd op de HERE te wachten.

Psalmen 27:1-14

Psalmen 27:1-14 HTBPsalmen 27:1-14 HTB

YouVersion gebruikt cookies om je ervaring te personaliseren. Door onze website te gebruiken ga je akkoord met ons gebruik van cookies zoals beschreven in ons Privacybeleid