Spreuken 1:1-33
Spreuken 1:1-33 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
De spreuken van Salomo, den zoon van David, den koning van Israël, Om wijsheid en tucht te weten; om te verstaan redenen des verstands; Om aan te nemen onderwijs van goed verstand, gerechtigheid, en recht, en billijkheden; Om den slechten kloekzinnigheid te geven, den jongeling wetenschap en bedachtzaamheid. Die wijs is, zal horen, en zal in lere toenemen; en die verstandig is, zal wijzen raad bekomen; Om te verstaan een spreuk en de uitlegging, de woorden der wijzen en hun raadselen. De vrees des HEEREN is het beginsel der wetenschap; de dwazen verachten wijsheid en tucht. Mijn zoon! hoor de tucht uws vaders, en verlaat de leer uwer moeder niet; Want zij zullen uw hoofd een aangenaam toevoegsel zijn, en ketenen aan uw hals. Mijn zoon! indien de zondaars u aanlokken, bewillig niet; Indien zij zeggen: Ga met ons, laat ons loeren op bloed, ons versteken tegen den onschuldige, zonder oorzaak; Laat ons hen levend verslinden, als het graf; ja, geheel en al, gelijk die in den kuil nederdalen; Alle kostelijk goed zullen wij vinden, onze huizen zullen wij met roof vullen. Gij zult uw lot midden onder ons werpen; wij zullen allen een buidel hebben. Mijn zoon! wandel niet met hen op den weg; weer uw voet van hun pad. Want hun voeten lopen ten boze; en zij haasten zich om bloed te storten. Zekerlijk, het net wordt tevergeefs gespreid voor de ogen van allerlei gevogelte; En deze loeren op hun eigen bloed, en versteken zich tegen hun zielen. Zo zijn de paden van een iegelijk, die gierigheid pleegt; zij zal de ziel van haar meester vangen. De opperste Wijsheid roept overluid daarbuiten; Zij verheft Haar stem op de straten. Zij roept in het voorste der woelingen; aan de deuren der poorten spreekt Zij Haar redenen in de stad; Gij slechten! hoe lang zult gij de slechtigheid beminnen, en de spotters voor zich de spotternij begeren, en de zotten wetenschap haten? Keert u tot Mijn bestraffing; ziet, Ik zal Mijn Geest ulieden overvloediglijk uitstorten; Ik zal Mijn woorden u bekend maken. Dewijl Ik geroepen heb, en gijlieden geweigerd hebt; Mijn hand uitgestrekt heb, en er niemand was, die opmerkte; En gij al Mijn raad verworpen, en Mijn bestraffing niet gewild hebt; Zo zal Ik ook in ulieder verderf lachen; Ik zal spotten, wanneer uw vreze komt. Wanneer uw vreze komt gelijk een verwoesting, en uw verderf aankomt als een wervelwind; wanneer u benauwdheid en angst overkomt; Dan zullen zij tot Mij roepen, maar Ik zal niet antwoorden; zij zullen Mij vroeg zoeken, maar zullen Mij niet vinden; Daarom, dat zij de wetenschap gehaat hebben, en de vreze des HEEREN niet hebben verkoren. Zij hebben in Mijn raad niet bewilligd; al Mijn bestraffingen hebben zij versmaad; Zo zullen zij eten van de vrucht van hun weg, en zich verzadigen met hun raadslagen. Want de afkering der slechten zal hen doden, en de voorspoed der zotten zal hen verderven. Maar die naar Mij hoort, zal zeker wonen, en hij zal gerust zijn van de vreze des kwaads.
Spreuken 1:1-33 Herziene Statenvertaling (HSV)
De spreuken van Salomo, de zoon van David, de koning van Israël, om bekend te worden met wijsheid en vermaning, om woorden vol inzicht te begrijpen, om vermaning die inzicht biedt, aan te nemen, gerechtigheid, recht en billijkheid, om aan onverstandigen schranderheid te geven, aan een jongeman kennis en bedachtzaamheid. Wie wijs is, zal horen en inzicht vermeerderen, en wie verstandig is, zal wijze raad verwerven om een spreuk en een spreekwoord te begrijpen, woorden van wijzen en hun raadsels. De vreze des HEEREN is het beginsel van de kennis, dwazen verachten wijsheid en vermaning. Mijn zoon, luister naar de vermaning van je vader en veronachtzaam het onderricht van je moeder niet, want ze zijn een bevallige krans om je hoofd, en schakels van een ketting om je hals. Mijn zoon, als zondaars jou willen verleiden, bewillig er dan niet in. Als zij zeggen: Ga met ons mee, laten wij loeren op bloed, zonder reden een onschuldige belagen, laten wij hen levend verslinden, zoals het graf, volledig, zoals hen die in de kuil neerdalen. Allerlei kostbare bezittingen zullen wij vinden, onze huizen zullen wij vullen met buit. Je zult je lot in ons midden werpen, wij zullen allen tezamen één buidel hebben – Mijn zoon, ga niet met hen op weg, weerhoud je voet van hun pad, want hun voeten snellen naar het kwaad en zij haasten zich om bloed te vergieten. Voorzeker, het net wordt tevergeefs gespannen voor de ogen van al wat vleugels bezit. Zíj loeren op hun eigen bloed, zij belagen hun eigen leven. Zo zijn de paden van allen die op winstbejag uit zijn, dat ontneemt zijn bezitters het leven. Buiten roept de hoogste Wijsheid luid, op de pleinen laat Zij Haar stem klinken. Zij roept boven het rumoer uit, aan de ingangen van de poorten in de stad spreekt Zij Haar woorden uit. Hoelang zult u, onverstandigen, onverstand liefhebben, zullen spotters spotternij voor zich begeren en dwazen kennis haten? Keert u zich tot Mijn bestraffing, zie, Ik zal Mijn Geest over u uitstorten, Mijn woorden u bekendmaken. Omdat Ik riep, maar u weigerde, Mijn hand uitstrekte, maar niemand er acht op sloeg, omdat u al Mijn raad verwierp, Mijn bestraffing niet hebt gewild, daarom zal Ik ook lachen om uw ondergang, u bespotten wanneer uw angst komt, wanneer uw angst komt als een verwoesting, uw ondergang eraan komt als een wervelwind, wanneer benauwdheid en nood over u komen. Dan zullen zij tot Mij roepen, maar Ik zal niet antwoorden. Zij zullen mij ernstig zoeken, maar zullen Mij niet vinden, omdat zij de kennis hebben gehaat en de vreze des HEEREN niet hebben verkozen. Zij hebben Mijn raad niet gewild, al Mijn bestraffingen hebben zij verworpen. Zij zullen van de vruchten van hun weg eten, en verzadigd worden van hun eigen opvattingen, want de afvalligheid van de onverstandigen zal hen doden en de zorgeloze rust van de dwazen zal hen ombrengen. Maar wie naar Mij luistert, zal veilig wonen, hij zal vrij zijn van angst voor het kwaad.
Spreuken 1:1-33 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
De spreuken van Salomo, den zoon van David, den koning van Israël, Om wijsheid en tucht te weten; om te verstaan redenen des verstands; Om aan te nemen onderwijs van goed verstand, gerechtigheid, en recht, en billijkheden; Om den slechten kloekzinnigheid te geven, den jongeling wetenschap en bedachtzaamheid. Die wijs is, zal horen, en zal in lere toenemen; en die verstandig is, zal wijzen raad bekomen; Om te verstaan een spreuk en de uitlegging, de woorden der wijzen en hun raadselen. De vrees des HEEREN is het beginsel der wetenschap; de dwazen verachten wijsheid en tucht. Mijn zoon! hoor de tucht uws vaders, en verlaat de leer uwer moeder niet; Want zij zullen uw hoofd een aangenaam toevoegsel zijn, en ketenen aan uw hals. Mijn zoon! indien de zondaars u aanlokken, bewillig niet; Indien zij zeggen: Ga met ons, laat ons loeren op bloed, ons versteken tegen den onschuldige, zonder oorzaak; Laat ons hen levend verslinden, als het graf; ja, geheel en al, gelijk die in den kuil nederdalen; Alle kostelijk goed zullen wij vinden, onze huizen zullen wij met roof vullen. Gij zult uw lot midden onder ons werpen; wij zullen allen een buidel hebben. Mijn zoon! wandel niet met hen op den weg; weer uw voet van hun pad. Want hun voeten lopen ten boze; en zij haasten zich om bloed te storten. Zekerlijk, het net wordt tevergeefs gespreid voor de ogen van allerlei gevogelte; En deze loeren op hun eigen bloed, en versteken zich tegen hun zielen. Zo zijn de paden van een iegelijk, die gierigheid pleegt; zij zal de ziel van haar meester vangen. De opperste Wijsheid roept overluid daarbuiten; Zij verheft Haar stem op de straten. Zij roept in het voorste der woelingen; aan de deuren der poorten spreekt Zij Haar redenen in de stad; Gij slechten! hoe lang zult gij de slechtigheid beminnen, en de spotters voor zich de spotternij begeren, en de zotten wetenschap haten? Keert u tot Mijn bestraffing; ziet, Ik zal Mijn Geest ulieden overvloediglijk uitstorten; Ik zal Mijn woorden u bekend maken. Dewijl Ik geroepen heb, en gijlieden geweigerd hebt; Mijn hand uitgestrekt heb, en er niemand was, die opmerkte; En gij al Mijn raad verworpen, en Mijn bestraffing niet gewild hebt; Zo zal Ik ook in ulieder verderf lachen; Ik zal spotten, wanneer uw vreze komt. Wanneer uw vreze komt gelijk een verwoesting, en uw verderf aankomt als een wervelwind; wanneer u benauwdheid en angst overkomt; Dan zullen zij tot Mij roepen, maar Ik zal niet antwoorden; zij zullen Mij vroeg zoeken, maar zullen Mij niet vinden; Daarom, dat zij de wetenschap gehaat hebben, en de vreze des HEEREN niet hebben verkoren. Zij hebben in Mijn raad niet bewilligd; al Mijn bestraffingen hebben zij versmaad; Zo zullen zij eten van de vrucht van hun weg, en zich verzadigen met hun raadslagen. Want de afkering der slechten zal hen doden, en de voorspoed der zotten zal hen verderven. Maar die naar Mij hoort, zal zeker wonen, en hij zal gerust zijn van de vreze des kwaads.
Spreuken 1:1-33 Herziene Statenvertaling (HSV)
De spreuken van Salomo, de zoon van David, de koning van Israël, om bekend te worden met wijsheid en vermaning, om woorden vol inzicht te begrijpen, om vermaning die inzicht biedt, aan te nemen, gerechtigheid, recht en billijkheid, om aan onverstandigen schranderheid te geven, aan een jongeman kennis en bedachtzaamheid. Wie wijs is, zal horen en inzicht vermeerderen, en wie verstandig is, zal wijze raad verwerven om een spreuk en een spreekwoord te begrijpen, woorden van wijzen en hun raadsels. De vreze des HEEREN is het beginsel van de kennis, dwazen verachten wijsheid en vermaning. Mijn zoon, luister naar de vermaning van je vader en veronachtzaam het onderricht van je moeder niet, want ze zijn een bevallige krans om je hoofd, en schakels van een ketting om je hals. Mijn zoon, als zondaars jou willen verleiden, bewillig er dan niet in. Als zij zeggen: Ga met ons mee, laten wij loeren op bloed, zonder reden een onschuldige belagen, laten wij hen levend verslinden, zoals het graf, volledig, zoals hen die in de kuil neerdalen. Allerlei kostbare bezittingen zullen wij vinden, onze huizen zullen wij vullen met buit. Je zult je lot in ons midden werpen, wij zullen allen tezamen één buidel hebben – Mijn zoon, ga niet met hen op weg, weerhoud je voet van hun pad, want hun voeten snellen naar het kwaad en zij haasten zich om bloed te vergieten. Voorzeker, het net wordt tevergeefs gespannen voor de ogen van al wat vleugels bezit. Zíj loeren op hun eigen bloed, zij belagen hun eigen leven. Zo zijn de paden van allen die op winstbejag uit zijn, dat ontneemt zijn bezitters het leven. Buiten roept de hoogste Wijsheid luid, op de pleinen laat Zij Haar stem klinken. Zij roept boven het rumoer uit, aan de ingangen van de poorten in de stad spreekt Zij Haar woorden uit. Hoelang zult u, onverstandigen, onverstand liefhebben, zullen spotters spotternij voor zich begeren en dwazen kennis haten? Keert u zich tot Mijn bestraffing, zie, Ik zal Mijn Geest over u uitstorten, Mijn woorden u bekendmaken. Omdat Ik riep, maar u weigerde, Mijn hand uitstrekte, maar niemand er acht op sloeg, omdat u al Mijn raad verwierp, Mijn bestraffing niet hebt gewild, daarom zal Ik ook lachen om uw ondergang, u bespotten wanneer uw angst komt, wanneer uw angst komt als een verwoesting, uw ondergang eraan komt als een wervelwind, wanneer benauwdheid en nood over u komen. Dan zullen zij tot Mij roepen, maar Ik zal niet antwoorden. Zij zullen mij ernstig zoeken, maar zullen Mij niet vinden, omdat zij de kennis hebben gehaat en de vreze des HEEREN niet hebben verkozen. Zij hebben Mijn raad niet gewild, al Mijn bestraffingen hebben zij verworpen. Zij zullen van de vruchten van hun weg eten, en verzadigd worden van hun eigen opvattingen, want de afvalligheid van de onverstandigen zal hen doden en de zorgeloze rust van de dwazen zal hen ombrengen. Maar wie naar Mij luistert, zal veilig wonen, hij zal vrij zijn van angst voor het kwaad.
Spreuken 1:1-33 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
De Spreuken van Salomo, de zoon van David, de koning van Israël, om wijsheid en tucht te verkrijgen, om verstandige woorden te verstaan, om de tucht aan te nemen, die verstandig maakt, gerechtigheid en recht en rechtschapenheid; om de onverstandigen schranderheid, de jongeling kennis en bedachtzaamheid te geven. De wijze hore en vermeerdere inzicht en wie verstandig is, verwerve overleg, om te verstaan spreuk en beeldspraak, woorden en raadselen van wijzen. De vreze des HEREN is het begin der kennis; de dwazen verachten wijsheid en tucht. Hoor, mijn zoon, de tucht van uw vader en verwerp de onderwijzing van uw moeder niet; want zij zijn een liefelijke krans voor uw hoofd, een keten voor uw hals. Mijn zoon, indien zondaren u willen verleiden, bewillig niet; indien zij zeggen: Ga met ons, laat ons loeren op bloed, laat ons de onschuldige belagen, ook al geeft hij geen oorzaak; laat ons hen levend verslinden evenals het dodenrijk, met huid en haar, gelijk degenen die in de groeve nederdalen; wij zullen allerlei kostbare dingen vinden, wij zullen onze huizen vullen met buit; gij zult met ons uw aandeel krijgen, één buidel zal er zijn voor ons allen – mijn zoon, ga niet met hen op weg; weerhoud uw voet van hun pad; want hun voeten snellen naar het kwaad en haasten zich om bloed te vergieten. Want tevergeefs is het net uitgespannen voor de ogen van al wat vleugels heeft; zij echter loeren op hun eigen bloed en leggen een hinderlaag voor hun eigen leven. Zo zijn de paden van ieder die hunkert naar onrechtmatige winst, die haar bezitters het leven ontneemt. De Wijsheid roept luide op de straat, op de pleinen verheft zij haar stem, op de hoek der rumoerige straten roept zij, bij de ingangen der poorten, in de stad, spreekt zij haar redenen: Hoelang zult gij, onverstandigen, het onverstand liefhebben, zullen spotters aan spotternij een welgevallen hebben, en dwazen de kennis haten? Keert u tot mijn vermaning! Zie, ik wil mijn geest voor u uitstorten, u mijn woorden bekendmaken. Omdat gij weigerdet, toen ik riep, niemand acht gaf, toen ik mijn hand uitstrekte, gij al mijn raadgevingen in de wind sloegt, en mijn vermaning niet wildet, daarom zal ik ook lachen om uw verderf; ik zal spotten, wanneer uw verschrikking komen zal. Wanneer uw verschrikking zal komen als een storm en uw verderf zal aansnellen als een wervelwind, wanneer benauwdheid en angst over u zullen komen, dan zullen zij tot mij roepen, maar ik zal niet antwoorden, zij zullen mij zoeken, maar mij niet vinden. Omdat zij de kennis hebben gehaat en de vreze des HEREN niet hebben verkozen, mijn raad niet hebben gewild, al mijn vermaningen hebben versmaad, zullen zij eten van de vrucht van hun wandel en verzadigd worden van hun raadslagen. Want de afkerigheid der onverstandigen zal hen doden, de zorgeloosheid der dwazen zal hen te gronde richten. Maar wie naar mij luistert, zal gerust wonen, beveiligd tegen de verschrikking van het onheil.
Spreuken 1:1-33 Het Boek (HTB)
Dit zijn de spreuken van Salomo, zoon van David en koning van Israël. Hij schreef deze spreuken om de mensen te leren hoe zij moesten leven. Hoe zij moesten handelen in allerlei omstandigheden. Want hij wilde dat zij verstandig zouden zijn en eerlijk en oprecht in hun hele levenswijze. ‘Ik wil de eenvoudige wijsheid geven,’ zei hij. ‘En ik wil de jonge mensen waarschuwen voor problemen die zij in hun leven zullen ontmoeten.’ Zo kan een wijze nog wijzer worden en merkt een verstandig mens dat er nog veel te leren valt, voordat hij deze spreuken goed begrijpt en weet wat er achter de woorden van een wijze schuilt. Maar de basis van alle kennis is het eerbiedig ontzag voor de HERE. Alleen dwazen schatten Gods lessen en wijsheid niet op hun waarde. Mijn zoon, luister naar de wijze lessen van je vader. Zoek je houvast in wat je moeder je geleerd heeft. Dat zal je in het leven verder helpen. Mijn zoon, als zondaars proberen je over te halen, doe dan niet met hen mee. Ook niet als zij zeggen: ‘Kom op, we nemen er een stel te pakken, wat maakt het uit als zij onschuldig zijn? Wij maken hen af en jagen ze de dood in. Zij hebben genoeg geld en spullen, dus wij kunnen een flinke slag slaan. Reken maar dat jij je deel krijgt, want de buit is voor ons allemaal.’ Mijn zoon, trek niet met zulke mensen op. Blijf liever bij hen uit de buurt. Zij hebben weinig goeds in de zin en gebruiken maar al te graag geweld. Als een vogel het vangnet ziet, vliegt hij weg. Maar deze mannen niet. Zij stellen hun leven in de waagschaal en vormen zo een bedreiging voor zichzelf. Want wie zich zo probeert te verrijken, gaat aan die gewelddadige hebzucht ten onder. De wijsheid is niet moeilijk te vinden en wordt als het ware van de daken geschreeuwd. Zij is te horen in de drukte op de straten, op de plaatsen waar mensen samen zijn. Op de toegangswegen van de stad roept zij: ‘Slechte mensen, hoelang blijft u nog prat gaan op uw slechtheid? En spotters, hoelang blijft u genieten van uw eigen sneren? Hoelang blijven dwazen de wijsheid negeren? Laat mijn vermaning een les voor u zijn. Want ik zal u laten zien wat ik wil en wat ik denk. Als verfrissend water stromen mijn woorden u tegemoet. Ik riep, maar u luisterde niet en niemand zag hoe ik mijn hand uitstak. Mijn raad hebt u naast u neergelegd en mijn vermaning wees u van de hand. Daarom zal ik lachen wanneer u valt en de spot met u drijven als u in het nauw zit. Mijn spotgelach zal u in de oren klinken, wanneer uw leven snel en meedogenloos wordt verwoest en u niets anders overblijft dan angst en uitzichtloosheid. Ja, dan zullen ze mij roepen, maar geen antwoord krijgen. Zij zullen hun best doen mij te vinden, maar zonder resultaat. Zij wilden immers niets weten van kennis en inzicht, van eerbiedig ontzag voor de HERE? Zij legden mijn adviezen naast zich neer en wezen mijn vermaningen af. Daarom moeten zij de gevolgen dragen en ondervinden wat zij zich op de hals hebben gehaald. Want hun onwil wordt hun dood en hun voorspoed zal bedrieglijk blijken, ook die kan hun val niet voorkomen. Maar wie wel naar mij luistert, hoeft zich nergens zorgen om te maken en hoeft niet bang te zijn voor het kwaad.’
Spreuken 1:1-33 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
De wijze spreuken van Salomo, de zoon van David, de koning van Israël. + Hij schreef deze spreuken op om andere mensen wijsheid te leren. Hij wilde hen daarmee opvoeden tot verstandige mensen. Zijn spreuken leren de mensen wat rechtvaardig en eerlijk is. Onverstandige mensen kunnen er verstandig van worden. Jonge mensen kunnen er kennis en wijsheid uit leren. Wijze mensen kunnen er nog wijzer van worden, en verstandige mensen nog verstandiger. Zij zullen deze spreuken en wijsheden van wijze mensen en raadgevers begrijpen. Maar alle wijsheid begint bij een diep ontzag voor de Heer. Wie geen ontzag heeft voor God, wil niets van wijsheid weten. Mijn zoon, luister naar de goede raad van je ouders. Doe iets met hun wijze lessen. Ze zijn een sieraad voor je, zoals een kroon op je hoofd, of een ketting om je hals. Mijn zoon, als slechte mensen tegen je zeggen: "Doe met ons mee!" laat je dan niet door hen overhalen. Als ze tegen je zeggen: "Kom mee, we gaan iemand vermoorden. We overvallen hem en doden hem. Nee, hij heeft ons helemaal niets gedaan. Maar we gaan hem vermoorden. We jagen hem de dood in. Want we zullen bij hem een rijke buit kunnen halen. We kunnen er onze huizen mee vullen! We zullen alles eerlijk verdelen. Jij krijgt je eigen deel." Mijn zoon, doe dan niet met hen mee. Ga niet met hen het slechte pad op. Want ze willen graag kwaad doen. Ze houden ervan om te moorden. Het spreekwoord zegt: "Een vogel die het vangnet ziet hangen, laat zich echt niet zomaar vangen." Maar zij zien het vangnet niet. Ze zien niet dat ze uiteindelijk zelf in de val zullen lopen. Ze zien niet dat het hun uiteindelijk het leven zal kosten. Als mensen op rijkdom loeren, wordt dat uiteindelijk hun dood. De Wijsheid roept luid op de straat. Op de pleinen is haar stem te horen. Daar waar het druk is, roept zij. Ze roept bij de poorten van de stad: "Schurken, hoelang zullen jullie van het kwaad blijven houden? Spotters, hoelang blijven jullie God nog belachelijk maken? Dwazen, hoelang zullen jullie een hekel aan wijsheid blijven hebben? Luister naar mijn woorden! Ik wil mijn wijsheid over jullie uitstorten. Ik wil jullie vertellen wat ik weet. Maar toen ik jullie riep, wilden jullie niet naar me luisteren. Ik wilde jullie helpen, maar jullie wilden niet geholpen worden. Jullie wilden niet luisteren naar mijn goede raad. Jullie wilden niets doen met mijn waarschuwingen. Daarom zal ik om jullie lachen als het slecht met jullie afloopt. Ik zal jullie uitlachen als jullie door rampen worden getroffen. Want die rampen zullen aankomen als een storm. Jullie ondergang komt zo snel op jullie af als een wervelwind. Dan zullen jullie door angst overvallen worden. Pas als jullie in de ellende zitten, zullen jullie mij roepen. Maar dan zal ik niet antwoorden. Jullie zullen me zoeken, maar me niet vinden. Want jullie hebben nooit verstandig willen zijn. Jullie hebben nooit ontzag voor God willen hebben. Jullie hebben niet naar mijn goede raad geluisterd. Jullie hebben niets met mijn waarschuwingen gedaan. Daarom zullen jullie de gevolgen dragen van jullie manier van leven. Jullie zullen de gevolgen dragen van jullie gedrag! Want doordat jullie niet naar goede raad wilden luisteren, zullen jullie worden gedood. Door jullie eigen zorgeloosheid zal het slecht met jullie aflopen. Maar de mensen die naar mij luisteren, zullen in vrede kunnen leven. Er zullen hun geen rampen overkomen."