Numeri 22:22,24-35

Numeri 22:24-35 Het Boek (HTB)

De Engel van de HERE stond nu tussen twee muren op de weg, waar aan weerszijden wijngaarden lagen. Toen de ezelin de Engel van de HERE daar zag staan, drukte ze zich tegen de muur, zodat Bileams voet beklemd raakte. Dat leverde de ezelin opnieuw slaag op. De Engel van de HERE ging naar een plaats waar de weg zo smal was dat de ezelin er niet meer door kon. Toen de ezelin dat zag, ging ze op de weg liggen! Maar nu werd Bileam pas goed boos en hij ranselde de ezelin af met zijn stok. Toen liet de HERE de ezelin spreken! ‘Wat heb ik misdaan dat u mij nu al drie keer hebt geslagen?’ vroeg zij Bileam. ‘Omdat je een spelletje met mij speelt!’ schreeuwde Bileam boos. ‘Als ik een zwaard bij me had, zou ik je doden!’ ‘Heb ik zoiets ooit eerder in mijn leven gedaan?’ vroeg de ezelin. ‘Nee,’ moest Bileam toegeven. Toen opende de HERE Bileams ogen en hij zag de Engel van de HERE met het getrokken zwaard op de weg staan. Toen boog Bileam het hoofd en liet zich op de grond vallen. ‘Waarom hebt u uw ezelin driemaal geslagen?’ vroeg de Engel van de HERE hem. ‘Ik ben gekomen om u tegen te houden, want u bevindt zich op een weg die Ik u niet heb gewezen. Driemaal zag de ezelin Mij staan en ontliep zij Mij. Als zij dat niet had gedaan, was u nu dood en zou Ik haar hebben laten leven.’ Toen bekende Bileam: ‘Ik heb gezondigd. Ik was mij er niet van bewust dat U op de weg stond. Ik zal naar huis teruggaan als U dat wilt.’ Maar de Engel van de HERE zei: ‘Ga met die mannen mee, maar zeg alleen dat wat Ik u opdraag te zeggen.’ Zo reisde Bileam met de mannen verder.

Numeri 22:24-35 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

Daarop ging de Engel des HEREN staan in een holle weg tussen wijngaarden, waar een muur was aan beide zijden. Toen de ezelin de Engel des HEREN zag, drukte zij zich tegen de muur aan, zodat zij Bileams voet tegen de muur klemde; toen sloeg hij haar opnieuw. De Engel des HEREN ging andermaal verder en ging staan op een enge plaats, waar geen ruimte was om rechts of links uit te wijken. Toen de ezelin de Engel des HEREN zag, ging zij onder Bileam liggen; toen ontbrandde de toorn van Bileam en hij sloeg de ezelin met de stok. Nu opende de HERE de mond der ezelin, en zij zeide tot Bileam: Wat heb ik u gedaan, dat gij mij nu driemaal geslagen hebt? En Bileam zeide tot de ezelin: Omdat gij de spot met mij drijft; had ik een zwaard in mijn hand, dan zou ik u nu zeker doden. Maar de ezelin zeide tot Bileam: Ben ik niet uw ezelin, waarop gij uw leven lang tot op deze dag hebt gereden? Ben ik ooit gewoon geweest u zó te behandelen? En hij zeide: Neen. Toen opende de HERE de ogen van Bileam; hij zag de Engel des HEREN met getrokken zwaard in de hand op de weg staan en hij knielde neer en wierp zich op zijn aangezicht. De Engel des HEREN zeide tot hem: Om welke reden hebt gij uw ezelin nu driemaal geslagen? Zie, Ik ben uitgegaan als een tegenstander, want deze weg voert bij Mij ten ondergang. Toen de ezelin Mij zag, is zij nu driemaal voor Mij uitgeweken; ware zij voor Mij niet uitgeweken, voorwaar, dan zou Ik nu juist u gedood en haar in het leven hebben gelaten. Toen zeide Bileam tot de Engel des HEREN: Ik heb gezondigd, omdat ik niet wist, dat Gij U op de weg tegenover mij gesteld hadt, en nu, indien het kwaad is in uw ogen, wil ik wel omkeren. Maar de Engel des HEREN zeide tot Bileam: Ga met die mannen mede, doch alleen het woord, dat Ik tot u spreken zal, zult gij spreken. Daarop ging Bileam met de vorsten van Balak mede.

Numeri 22:24-35 BasisBijbel (BB)

Toen ging de Engel van de Heer op een weg tussen de wijngaarden staan, op een plaats waar aan beide kanten een muur langs de weg was. Toen de ezel de Engel van de Heer zag, drukte hij zich tegen de muur aan, zodat Bileams voet klem kwam te zitten tegen de muur. Hij sloeg de ezel opnieuw. Toen ging de Engel van de Heer verderop staan, op een smalle plek waar geen ruimte was om langs Hem heen te komen. Toen de ezel de Engel van de Heer weer zag, ging hij onder Bileam op de grond liggen. Bileam werd woedend en begon de ezel met zijn stok te slaan. Toen zorgde de Heer ervoor dat de ezel kon praten. De ezel zei tegen Bileam: "Je hebt me nu drie keer geslagen. Wat heb ik verkeerd gedaan?" Bileam antwoordde de ezel: "Je zet mij voor gek! Als ik een zwaard bij me had gehad, zou ik je nu doden." Maar de ezel zei: "Je hebt je hele leven al op mij gereden. Heb ik ooit eerder zo tegen je gedaan?" En hij zei: "Nee." Toen liet de Heer Bileam zien wat de ezel al had gezien. Hij zag de Engel van de Heer met zijn zwaard in de hand op de weg staan. Bileam knielde neer en boog zich met zijn gezicht tot de grond. De Engel van de Heer zei tegen hem: "Waarom heb je je ezel nu drie keer geslagen? Ik sta hier als jouw vijand. Want Ik wil niet dat je deze reis maakt. De ezel zag Mij en is drie keer voor Mij opzij gegaan. Als hij dat niet gedaan had, zou Ik jou nu hebben gedood en de ezel in leven hebben gelaten." Toen zei Bileam tegen de Engel van de Heer: "Ik heb verkeerd gedaan. Ik wist niet dat U op de weg stond. Als U het verkeerd vindt dat ik ga, zal ik teruggaan." Maar de Engel van de Heer zei tegen Bileam: "Ga met die mannen mee. Maar spreek alleen de woorden die Ik je geef." Toen ging Bileam met de leiders van Balak mee.

Numeri 22:24-35 Herziene Statenvertaling (HSV)

Maar de engel van de HEERE ging nu op een nauw pad tussen de wijngaarden staan, met een muur aan de ene en een muur aan de andere kant. Toen de ezelin de engel van de HEERE zag, drukte ze zich tegen de muur aan en drukte Bileams voet tegen de muur; daarom ging hij door met haar te slaan. De engel van de HEERE ging nog verder en ging op een nauwe plaats staan, waar geen weg was om naar rechts of links af te wijken. Toen de ezelin de engel van de HEERE zag, ging ze liggen, onder Bileam. Toen ontstak Bileam in woede en hij sloeg de ezelin met een stok. Toen opende de HEERE de mond van de ezelin en ze zei tegen Bileam: Wat heb ik u misdaan, dat u mij nu driemaal geslagen hebt? Toen zei Bileam tegen de ezelin: Omdat jij de spot met me drijft. Had ik maar een zwaard in mijn hand, dan zou ik je nu doden! De ezelin zei tegen Bileam: Ben ik niet uw ezelin, waarop u gereden hebt sinds u mijn heer werd, tot op deze dag? Was ik ooit gewend u zo te behandelen? Hij zei: Nee! Toen ontsloot de HEERE de ogen van Bileam, zodat hij de engel van de HEERE zag staan op de weg, met zijn uitgetrokken zwaard in zijn hand. En hij knielde en boog zich neer met zijn gezicht ter aarde. De engel van de HEERE zei tegen hem: Waarom hebt u uw ezelin nu driemaal geslagen? Zie, ik ben zelf uitgegaan als uw tegenstander, want deze weg wijkt van mij af. Maar de ezelin heeft mij gezien en driemaal is ze voor mij uitgeweken. Als ze niet voor mij was uitgeweken, zou ik u nu zeker hebben gedood, maar haar zou ik hebben laten leven. Toen zei Bileam tegen de engel van de HEERE: Ik heb gezondigd, want ik wist niet dat u hier stond om mij onderweg te ontmoeten; nu dan, als het slecht is in uw ogen, zal ik wel terugkeren. En de engel van de HEERE zei tegen Bileam: Ga met deze mannen mee, maar alleen het woord dat ik tot u spreken zal, mag u spreken. Daarop ging Bileam met de vorsten van Balak mee.

YouVersion gebruikt cookies om je ervaring te personaliseren. Door onze website te gebruiken ga je akkoord met ons gebruik van cookies zoals beschreven in ons Privacybeleid