Marcus 12:28-44

Marcus 12:28-44 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

En een der Schriftgeleerden horende, dat zij te zamen in woorden waren, en wetende, dat Hij hun wel geantwoord had, kwam tot Hem, en vraagde Hem: Welk is het eerste gebod van alle? En Jezus antwoordde hem: Het eerste van al de geboden is: Hoor, Israël! de Heere, onze God, is een enig Heere. En gij zult den Heere, uw God, liefhebben uit geheel uw hart, en uit geheel uw ziel, en uit geheel uw verstand, en uit geheel uw kracht. Dit is het eerste gebod. En het tweede aan dit gelijk, is dit: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelven. Er is geen ander gebod, groter dan deze. En de schriftgeleerde zeide tot Hem: Meester, Gij hebt wel in der waarheid gezegd, dat er een enig God is, en er is geen ander dan Hij; En Hem lief te hebben uit geheel het hart, en uit geheel het verstand, en uit geheel de ziel, en uit geheel de kracht; en den naaste lief te hebben als zichzelven, is meer dan al de brandofferen en de slachtofferen. En Jezus ziende, dat hij verstandelijk geantwoord had, zeide tot hem: Gij zijt niet verre van het Koninkrijk Gods. En niemand durfde Hem meer vragen. En Jezus antwoordde en zeide, lerende in den tempel: Hoe zeggen de Schriftgeleerden, dat de Christus een Zoon van David is? Want David zelf heeft door den Heiligen Geest gezegd: De Heere heeft gezegd tot Mijn Heere: Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden zal gezet hebben tot een voetbank Uwer voeten. David dan zelf noemt Hem zijn Heere, en hoe is Hij zijn Zoon? En de menigte der schare hoorde Hem gaarne. En Hij zeide tot hen in Zijn leer: Wacht u voor de Schriftgeleerden, die daar gaarne willen wandelen in lange klederen, en gegroet zijn op de markten; En de voorgestoelten hebben in de synagogen, en de vooraanzittingen in de maaltijden; Welke de huizen der weduwen opeten, en dat onder den schijn van lang te bidden. Dezen zullen zwaarder oordeel ontvangen. En Jezus, gezeten zijnde tegenover de schatkist, zag, hoe de schare geld wierp in de schatkist; en vele rijken wierpen veel daarin. En er kwam een arme weduwe, die twee kleine penningen daarin wierp, hetwelk is een oort. En Jezus, Zijn discipelen tot Zich geroepen hebbende, zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, dat deze arme weduwe meer ingeworpen heeft, dan allen, die in de schatkist geworpen hebben. Want zij allen hebben van hun overvloed daarin geworpen; maar deze heeft van haar gebrek, al wat zij had, daarin geworpen, haar gansen leeftocht.

Marcus 12:28-44 Herziene Statenvertaling (HSV)

En een van de schriftgeleerden, die hen hoorde redetwisten en wist dat Hij hun goed geantwoord had, kwam naar Hem toe en vroeg Hem: Wat is het eerste van alle geboden? En Jezus antwoordde hem: Het eerste van alle geboden is: Luister, Israël! De Heere, onze God, de Heere is één. En u zult de Heere, uw God, liefhebben met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand en met heel uw kracht. Dit is het eerste gebod. En het tweede, hieraan gelijk, is dit: U zult uw naaste liefhebben als uzelf. Er is geen ander gebod groter dan deze. En de schriftgeleerde zei tegen Hem: Juist, Meester, U hebt naar waarheid gezegd dat God één is, en er is geen ander dan Hij. En Hem lief te hebben met heel het hart en met heel het verstand en met heel de ziel en met heel de kracht, en de naaste lief te hebben als zichzelf, is meer dan alle brandoffers en slachtoffers. En toen Jezus zag dat hij verstandig geantwoord had, zei Hij tegen hem: U bent niet ver van het Koninkrijk van God. En niemand durfde Hem meer iets te vragen. En Jezus antwoordde en zei, terwijl Hij onderwijs gaf in de tempel: Hoe kunnen de schriftgeleerden zeggen dat de Christus een Zoon van David is? Want David zelf heeft door de Heilige Geest gezegd: De Heere heeft gezegd tegen mijn Heere: Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden neergelegd heb als een voetbank voor Uw voeten. David noemt Hem dus zelf zijn Heere en hoe kan Hij dan zijn Zoon zijn? En de grote menigte hoorde Hem graag. En Hij zei tegen hen in Zijn onderricht: Pas op voor de schriftgeleerden, die gesteld zijn op het rondlopen in lange gewaden, op begroetingen op de markten, op de voorste plaatsen in de synagogen en op de ereplaatsen tijdens de maaltijden. Zij verslinden de huizen van de weduwen en voor de schijn bidden zij lang. Dezen zullen een zwaarder oordeel ontvangen. En toen Jezus was gaan zitten tegenover de schatkist, zag Hij hoe de menigte geld in de schatkist wierp; en veel rijken wierpen er veel in. En er kwam één arme weduwe, die er twee kleine munten in wierp, dat is een quadrans. En toen Hij Zijn discipelen bij Zich geroepen had, zei Hij tegen hen: Voorwaar, Ik zeg u dat deze arme weduwe er meer ingeworpen heeft dan allen die iets in de schatkist geworpen hebben. Want zij allen hebben van hun overvloed erin geworpen; maar deze heeft van haar armoede alles wat zij had, erin geworpen, heel haar levensonderhoud.

Marcus 12:28-44 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

En een der schriftgeleerden, tot Hem komende, hoorde, dat zij met elkander redetwistten, en overtuigd, dat Hij hun goed geantwoord had, vroeg hij Hem: Welk gebod is het eerste van alle? Jezus antwoordde: Het eerste is: Hoor, Israël, de Here, onze God, de Here is één, en gij zult de Here, uw God, liefhebben uit geheel uw hart en uit geheel uw ziel en uit geheel uw verstand en uit geheel uw kracht. Het tweede is dit: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. Een ander gebod, groter dan deze, bestaat niet. En de schriftgeleerde zeide tot Hem: Inderdaad, Meester, naar waarheid hebt Gij gezegd, dat Hij één is en dat er geen ander is dan Hij. En Hem lief te hebben uit geheel het hart en uit geheel het verstand en uit geheel de kracht, en de naaste lief te hebben als zichzelf, is meer dan alle brandoffers en slachtoffers. En Jezus, ziende, dat hij verstandig geantwoord had, zeide tot hem: Gij zijt niet verre van het Koninkrijk Gods. En niemand durfde Hem meer iets vragen. En Jezus antwoordde bij zijn onderwijs in de tempel en zeide: Hoe zeggen de schriftgeleerden, dat de Christus een zoon van David is? David zelf heeft door de heilige Geest gezegd: De Here heeft gezegd tot mijn Here: Zet U aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden onder uw voeten gelegd heb. David zelf noemt Hem Here, en hoe kan Hij dan zijn zoon zijn? En het merendeel van de schare hoorde Hem gaarne. En Hij zeide in zijn onderwijs: Wacht u voor de schriftgeleerden, die gesteld zijn op het wandelen in lange gewaden en op begroetingen op de markten, en op erezetels in de synagogen en eerste plaatsen bij de maaltijden, die de huizen der weduwen opeten en voor de schijn lange gebeden uitspreken: dezen zullen een zwaarder oordeel ontvangen. En Hij ging tegenover de offerkist zitten en zag met aandacht, hoe de schare kopergeld wierp in de offerkist. En vele rijken wierpen er veel in. En er kwam een arme weduwe, die er twee koperstukjes in wierp, dat is een duit. En Hij riep zijn discipelen en zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, deze arme weduwe heeft het meeste in de offerkist geworpen van allen, die er iets in geworpen hebben. Want allen hebben erin geworpen van hun overvloed, maar zij heeft van haar armoede erin geworpen, al wat zij had, haar ganse levensonderhoud.

Marcus 12:28-44 Het Boek (HTB)

Een bijbelgeleerde die stond te luisteren, hoorde hoe raak Jezus de Sadduceeën antwoordde. Hij kwam dichterbij en vroeg: ‘Wat is het belangrijkste gebod?’ Jezus antwoordde: ‘Dat is: “Luister Israël, de Here is onze God, de Here is één. Heb de Here, uw God, lief met heel uw hart, met heel uw ziel, met heel uw verstand en met heel uw kracht.” En het gebod dat daarna komt, is dit: “Heb uw naaste net zo lief als uzelf.” Belangrijker geboden dan deze twee zijn er niet.’ De bijbelgeleerde zei: ‘Ja, Meester, het is waar wat U zegt. Er is maar één God. Er is geen God behalve Hij. Waar het op aankomt, is dat wij Hem liefhebben met alles wat in ons is en dat wij net zoveel van onze naaste houden als van onszelf. Dat is veel belangrijker dan het brengen van allerlei offers.’ Jezus zag dat de man heel goed begreep waar het om ging en zei tegen hem: ‘U bent niet ver van het Koninkrijk van God.’ Toen Hij dat had gezegd, durfde niemand Hem nog iets te vragen. Terwijl Jezus op het tempelplein stond te spreken, stelde Hij de mensen een vraag. ‘Hoe kunnen de bijbelgeleerden nu zeggen dat de Christus een zoon van David is? David heeft immers zelf gezegd: “God zei tegen mijn Here: Kom naast Mij zitten, aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden aan U onderworpen heb.” De Heilige Geest gaf hem dit in. Als David Hem zijn Here noemt, hoe kan de Christus dan zijn zoon zijn?’ Heel veel mensen stonden geboeid naar Hem te luisteren. Hij waarschuwde hen voor de bijbelgeleerden. ‘Zij houden ervan in deftige kleren rond te lopen om op te vallen,’ zei Hij. ‘Zij vinden het heerlijk om op straat eerbiedig gegroet te worden. In de synagoge en aan tafel zitten zij graag op de voornaamste plaatsen. Maar houd ze in de gaten! Zij maken de weduwen zelfs hun huis afhandig. En voor de vrome schijn zeggen zij lange gebeden op. De straf die zij krijgen, zal daarom zwaarder zijn.’ Hij ging bij een van de collectekisten in de tempel zitten en zag hoe de mensen er geld ingooiden. Er waren nogal wat rijken die er veel in deden. Er kwam ook een arme weduwe. Zij gooide er twee koperen muntjes in. ‘Die arme weduwe heeft meer gegeven dan al die rijke mannen,’ zei Hij tegen zijn leerlingen. ‘Want die rijken hebben gegeven wat zij niet nodig hadden, maar deze vrouw gaf van haar armoede alles wat nodig was voor haar levensonderhoud.’

Marcus 12:28-44 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)

Een wetgeleerde had naar dit gesprek geluisterd. Hij vond dat Jezus een goed antwoord had gegeven. Daarom vroeg hij aan Jezus: "Welke wet uit de wet van Mozes is de belangrijkste van allemaal?" Jezus antwoordde: "De belangrijkste wet is: 'Luister, Israël, de Heer is Eén. Houd van je Heer God met je hele hart en met je hele ziel, met je hele verstand en met alles wat je hebt.' De tweede wet, die net zo belangrijk is, is deze: 'Houd net zoveel van je broeders als van jezelf.' Geen enkele wet is belangrijker dan deze twee." De wetgeleerde zei tegen Hem: "Inderdaad Meester, het is waar wat U zegt. Hij is Eén en er is geen andere God dan Hij. En van Hem houden met je hele hart, met je hele verstand en met alles wat je hebt, en net zoveel van je broeders houden als van jezelf, is belangrijker dan alle brand-offers en vlees-offers die je brengt." Jezus vond dat de man een verstandig antwoord had gegeven. Hij zei tegen hem: "Je bent niet ver van het Koninkrijk van God." En niemand durfde Hem nog iets te vragen. Toen Jezus les aan het geven was in de tempel, zei Hij: "Hoe kunnen de wetgeleerden zeggen dat de Messias een zoon van David is? Want David heeft zelf door de Heilige Geest gezegd: 'De Heer heeft tegen mijn Heer gezegd: Kom naast Mij zitten, totdat Ik al uw vijanden helemaal verslagen heb.' David zelf noemt Hem 'Heer'. Hoe kan Hij dan zijn zoon zijn?" De meeste mensen luisterden graag naar Jezus. Hij vertelde hun ook: "Pas op voor de wetgeleerden. Ze willen graag in mooie kleren lopen en op de markt gegroet worden. Ze houden ervan om bij de maaltijden op de beste plaatsen te zitten. En in de synagogen willen ze op de voorste rij zitten. Maar ze zetten arme weduwen hun huis uit! Zo kunnen die vrouwen amper leven. En om heel godsdienstig te lijken, zeggen ze wel mooie, lange gebeden op. Daarom zullen ze een zwaardere straf krijgen!" Jezus ging in de tempel tegenover de geldkist zitten. Hij keek hoe de mensen er geld in gooiden. Veel rijke mensen gooiden er veel in. Er kwam ook een arme weduwe. Ze gooide er twee koperen muntjes in, samen één duit. Hij riep zijn leerlingen en zei tegen hen: "Luister goed! Ik zeg jullie dat deze arme vrouw het meeste in de geldkist heeft gedaan van allemaal. Want al die andere mensen hebben er iets van hun rijkdom in gegooid. Maar zíj heeft van haar armoede er in gegooid. Ze heeft er alles in gegooid wat ze nodig had om van te leven."