Leviticus 19:11-13
Leviticus 19:11-13 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Gij zult niet stelen, en gij zult niet liegen, noch valselijk handelen, een iegelijk tegen zijn naaste. Gij zult niet valselijk bij Mijn Naam zweren; want gij zoudt den Naam uws Gods ontheiligen; Ik ben de HEERE. Gij zult uw naaste niet bedriegelijk verdrukken, noch beroven; des dagloners arbeidsloon zal bij u niet vernachten tot aan den morgen.
Leviticus 19:11-13 Herziene Statenvertaling (HSV)
U mag niet stelen, u mag niet liegen en iemand mag zijn naaste niet bedriegen. U mag geen valse eed afleggen in Mijn Naam, en zo de Naam van uw God ontheiligen. Ik ben de HEERE. U mag uw naaste niet afpersen en niet beroven. Het arbeidsloon van de dagloner mag niet de nacht bij u overblijven tot de volgende morgen.
Leviticus 19:11-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Gij zult niet stelen, gij zult niet liegen en gij zult elkander niet bedriegen. Gij zult bij mijn naam niet vals zweren en zo de naam van uw God ontheiligen: Ik ben de HERE. Gij zult uw naaste niet afpersen en gij zult niet roven; het loon van een dagloner zal niet de nacht bij u overblijven tot de morgen.
Leviticus 19:11-13 Het Boek (HTB)
U mag niet stelen, liegen of elkaar bedriegen. Zweer geen valse eed, want daarmee ontheiligt u de naam van uw God, want Ik ben de HERE. U mag niet roven of iemand iets afpersen en u moet de arbeiders die u hebt gehuurd, op tijd betalen. Als u een van hen nog loon schuldig bent, laat er dan niet nog een nacht overheen gaan voordat u hem uitbetaalt.
Leviticus 19:11-13 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Jullie mogen niet stelen, niet liegen en elkaar niet bedriegen. Zweer niet bij Mij als het niet waar is wat je zegt, want daarmee beledig je Mij. Ik ben de Heer. Jullie mogen niemand geld afpersen en niemand beroven. Iemand die een dag voor je heeft gewerkt, moet je op diezelfde dag betalen.