Leviticus 16:29-34
Leviticus 16:29-34 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
En dit zal voor u tot een eeuwige inzetting zijn: gij zult in de zevende maand, op den tienden der maand, uw zielen verootmoedigen, en geen werk doen, inboorling noch vreemdeling, die in het midden van u als vreemdeling verkeert. Want op dien dag zal hij voor u verzoening doen, om u te reinigen; van al uw zonden zult gij voor het aangezicht des HEEREN gereinigd worden. Dat zal u een sabbat der rust zijn, opdat gij uw zielen verootmoedigt; het is een eeuwige inzetting. En de priester, dien men gezalfd, en wiens hand men gevuld zal hebben, om voor zijn vader het priesterambt te bedienen, zal de verzoening doen, als hij de linnen klederen, de heilige klederen, zal aangetrokken hebben. Zo zal hij het heilige heiligdom verzoenen, en de tent der samenkomst, en het altaar zal hij verzoenen; desgelijks voor de priesteren, en voor al het volk der gemeente zal hij verzoening doen. En dit zal u tot een eeuwige inzetting zijn, om voor de kinderen Israëls van al hun zonden, eenmaal des jaars, verzoening te doen. En men deed, gelijk als de HEERE Mozes geboden had.
Leviticus 16:29-34 Herziene Statenvertaling (HSV)
Dit is voor u tot een eeuwige verordening: u moet in de zevende maand, op de tiende dag van de maand, uzelf verootmoedigen en geen enkel werk doen, de ingezetene niet, en de vreemdeling die in uw midden verblijft, evenmin. Want op deze dag wordt voor u verzoening gedaan om u te reinigen. Van al uw zonden wordt u voor het aangezicht van de HEERE gereinigd. Het is voor u sabbat, een dag van volledige rust, opdat u uzelf verootmoedigt. Dit is een eeuwige verordening. En de priester die men gezalfd en gewijd heeft om in de plaats van zijn vader als priester te dienen, moet de verzoening doen, als hij de linnen kleren, de heilige kleren, heeft aangetrokken. Zo moet hij het heilige heiligdom verzoenen. De tent van ontmoeting en het altaar moet hij verzoenen en hij moet voor de priesters en voor heel het volk van de gemeente verzoening doen. Dit is voor u tot een eeuwige verordening om voor de Israëlieten eenmaal per jaar verzoening te doen voor al hun zonden. En men deed zoals de HEERE Mozes geboden had.
Leviticus 16:29-34 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Dit zal u tot een altoosdurende inzetting zijn: in de zevende maand op de tiende der maand zult gij u verootmoedigen en generlei werk doen, zomin de geboren Israëliet als de vreemdeling, die in uw midden vertoeft. Want op deze dag zal over u verzoening gedaan worden, om u te reinigen; van al uw zonden zult gij gereinigd worden voor het aangezicht des HEREN. Het zal u een volkomen sabbat zijn en gij zult u verootmoedigen, het is een altoosdurende inzetting. En de verzoening zal de priester doen, die men gezalfd heeft en die men gewijd heeft, om in zijns vaders plaats het priesterambt te bekleden; hij zal de linnen klederen, de heilige klederen, aantrekken; het heilige der heiligen zal hij verzoenen, ook de tent der samenkomst en het altaar zal hij verzoenen, en over de priesters en het ganse volk der gemeente verzoening doen. En dit zal u een altoosdurende inzetting zijn, ten einde verzoening te doen over de Israëlieten om al hun zonden, eenmaal in het jaar. En hij deed, zoals de HERE Mozes bevolen had.
Leviticus 16:29-34 Het Boek (HTB)
Dit is een wet die altijd van kracht blijft: op de tiende dag van de zevende maand mag u niet werken. Het moet een dag zijn van zelfonderzoek en vasten voor de HERE. Dit geldt zowel voor de geboren Israëliet als voor de buitenlander die bij u woont. Want op deze dag wordt verzoening gedaan over uw zonden, u wordt voor de HERE van uw zonden gereinigd. Het is een sabbat van volledige rust, die in ingetogenheid moet worden doorgebracht. Dit is een altijd geldende wet. In de volgende generaties zal deze ceremonie worden uitgevoerd door de gezalfde hogepriester, de tot priester gewijde opvolger van Aäron. Hij moet de heilige linnen kleren aantrekken en verzoening doen voor het Heilige der Heiligen, de tabernakel, het altaar, de priester en het volk. Dit zal een altijd geldende wet voor u zijn. Zo zult u eenmaal per jaar verzoening doen voor de zonden van het volk Israël.’
Leviticus 16:29-34 BasisBijbel (BB)
Verder is het volgende een eeuwige wet voor jullie: op de tiende dag van de zevende maand moeten jullie spijt hebben van de verkeerde dingen die jullie hebben gedaan. Daarom mogen jullie die dag niet werken. Dat geldt voor de mensen die als Israëliet geboren zijn én voor de vreemdelingen die bij jullie wonen. Want op die dag moet er vergeving voor jullie gevraagd worden, om jullie te reinigen. Jullie zullen dan gereinigd worden van alles wat jullie tegen Mij verkeerd gedaan hebben. Het is een heilige rustdag. Die dag mag niemand werken. Dit is een eeuwige wet. Elke volgende hogepriester moet op die dag vergeving voor jullie vragen. Hij moet de heilige linnen priesterkleren aantrekken. Daarin moet hij om reiniging vragen voor het heiligdom achter het gordijn. Ook voor de tent van ontmoeting, het altaar, de priesters en het hele volk. Het is een eeuwige wet. Eén keer per jaar moet de hogepriester om vergeving vragen voor alle Israëlieten, voor alles wat ze tegen Mij verkeerd gedaan hebben." En Aäron deed wat de Heer aan Mozes bevolen had.