Jozua 5:11-12
Jozua 5:11-12 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
En zij aten van het overjarige koren des lands, des anderen daags van het pascha, ongezuurde broden en verzengde aren, even op dienzelven dag. En het Manna hield op des anderen daags, nadat zij van des lands overjarige koren gegeten hadden; en de kinderen Israëls hadden geen Manna meer, maar zij aten in hetzelve jaar van de inkomst des lands Kanaän.
Jozua 5:11-12 Herziene Statenvertaling (HSV)
Zij aten de dag na het Pascha van de opbrengst van het land, ongezuurde broden en geroosterd graan, op diezelfde dag. Het manna hield de volgende dag op, nadat zij van de opbrengst van het land gegeten hadden. En de Israëlieten hadden geen manna meer, maar zij aten in dat jaar van de opbrengst van het land Kanaän.
Jozua 5:11-12 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
en zij aten, daags na het Pascha, van de opbrengst van het land, ongezuurde broden en geroost koren, op dezelfde dag. En het manna hield op, daags nadat zij van de opbrengst van het land hadden gegeten. Dus hadden de Israëlieten geen manna meer, maar zij aten dat jaar van wat het land Kanaän opleverde.
Jozua 5:11-12 Het Boek (HTB)
De dag na Pesach aten zij van de opbrengst van het land: ongezuurd brood en geroosterd koren. De volgende dag viel er geen manna meer. De tijd van het manna was voor de Israëlieten voorbij. Vanaf dat ogenblik leefden zij van de opbrengst van het land Kanaän.
Jozua 5:11-12 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
De dag na het Paasfeest aten ze van wat er in het land Kanaän groeide. Ze aten ongegist brood en geroosterd graan. De dag nadat ze voor het eerst gegeten hadden van wat er in het land Kanaän groeide, viel er geen manna meer. Ze kregen dus geen manna meer, maar aten dat jaar van wat er in het land Kanaän groeide.