Jozua 2:1-12,14-17,19-24

Jozua 2:1-12 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

Jozua, de zoon van Nun, zond van Sittim heimelijk twee verspieders uit met de opdracht: Gaat heen, neemt het land in ogenschouw en Jericho. Zij gingen dan en kwamen in het huis van een hoer, Rachab geheten, waar zij gingen slapen. Toen werd de koning van Jericho gemeld: Zie, er zijn hier hedennacht mannen gekomen van de Israëlieten om het land te verkennen. De koning van Jericho zond daarop een boodschap aan Rachab: Lever de mannen uit, die tot u zijn gekomen, die uw huis binnengegaan zijn, want zij zijn gekomen om het gehele land te verkennen. Maar de vrouw had de beide mannen genomen en hen verborgen, en zij zeide: Zeker, die mannen zijn tot mij gekomen, maar ik wist niet, vanwaar zij waren. Toen de poort bij het invallen van de duisternis gesloten zou worden, zijn die mannen weggegaan; ik weet niet, waarheen die mannen gegaan zijn. Jaagt hen snel achterna, voorzeker zult gij hen inhalen. Zij had hen echter op het dak doen klimmen en hen verborgen onder de vlasstengels, die zij uitgespreid had liggen op het dak. Die mannen nu jaagden hen achterna in de richting van de Jordaan naar de doorwaadbare plaatsen, en men sloot de poort, zodra de achtervolgers eruit gegaan waren. Voordat zij echter gingen slapen, klom zij tot hen op het dak, en zeide tot de mannen: Ik weet dat de HERE u het land gegeven heeft en dat de schrik voor u op ons gevallen is en dat alle inwoners van het land voor u sidderen. Want wij hebben gehoord, dat de HERE de wateren van de Schelfzee voor uw ogen heeft doen opdrogen, toen gij uittoogt uit Egypte, en wat gij gedaan hebt aan de beide koningen der Amorieten aan de overzijde van de Jordaan, Sichon en Og, die gij met de ban geslagen hebt. Toen wij dat hoorden, versmolt ons hart en vanwege u bleef bij niemand meer enige moed over, want de HERE, uw God, is een God in de hemel boven en op de aarde beneden. Nu dan, zweert mij toch bij de HERE, dat, aangezien ik u een weldaad bewezen heb, gij ook aan mijn familie een weldaad zult bewijzen; en geeft mij een betrouwbaar teken

Jozua 2:1-13 Het Boek (HTB)

Daarop stuurde Jozua twee spionnen vanuit het kamp bij Sittim de rivier over om het gebied aan de overkant van de rivier te verkennen, in het bijzonder Jericho. De spionnen vertrokken en gingen het huis binnen van Rachab, een prostituee. Zij wilden daar de nacht doorbrengen. Maar iemand lichtte de koning van Jericho in dat twee Israëlieten, vermoedelijk spionnen, die avond waren aangekomen. De koning stuurde de mannen naar het huis van Rachab met de eis hen uit te leveren. ‘Het zijn spionnen,’ legden zij uit. ‘Zij zijn er door hun leiders op uitgestuurd om te ontdekken hoe zij ons het beste kunnen aanvallen.’ Zij had de mannen echter verborgen en zei tegen de aanvoerder van de groep: ‘Die mannen zijn hier inderdaad geweest, maar ik wist niet waar ze vandaan kwamen. Toen het donker werd, vlak voordat de stadspoorten werden gesloten, hebben zij de stad verlaten en ik weet niet waar ze naartoe gingen. Als u zich haast, kunt u hen waarschijnlijk nog wel inhalen!’ In werkelijkheid had zij de mannen naar het dak gebracht en verborgen onder vlasstengels die daar lagen te drogen. De mannen gingen de vermeende vluchtelingen achterna tot aan de Jordaan. De stadspoorten gingen achter hen dicht. Rachab ging intussen naar het dak om te praten met de mannen, voordat zij gingen slapen. Zij zei: ‘Ik weet heel goed dat uw God mijn land aan u gaat geven. Wij leven in grote angst voor u. Alle inwoners van dit land zijn verlamd door angst en radeloos. Wij hebben namelijk gehoord hoe de HERE voor u een pad door de Rietzee maakte na uw vertrek uit Egypte! En wij weten ook wat u deed met Sichon en Og, de twee Amoritische koningen ten oosten van de Jordaan, hoe u hun land onder de voet liep en hun hele volk uitroeide. Geen wonder dat wij bang zijn! Niemand heeft nog de moed te vechten als hij dat allemaal heeft gehoord. Want uw God regeert als God boven in de hemelen en beneden op de aarde. Ik wil u om één ding smeken: zweer mij bij de naam van uw God dat u bij de verovering van Jericho mij, mijn ouders en mijn broers en zusters met hun gezinnen in leven laat, omdat ik u heb geholpen.’

Jozua 2:1-12 BasisBijbel (BB)

Jozua stuurde twee verkenners op pad vanuit Sittim. Zij moesten in het geheim het land en de stad Jericho gaan verkennen. Ze gingen naar Jericho en kwamen in het huis van de hoer Rachab. Daar bleven ze overnachten. Maar de koning van Jericho werd gewaarschuwd: "Er zijn vannacht een paar Israëlieten gekomen om het land te verkennen." Toen stuurde de koning soldaten naar Rachab. Zij zeiden tegen haar: "Geef ons die mannen die bij jou in huis zijn, want het zijn spionnen." Maar de vrouw had de twee mannen verborgen. Ze antwoordde: "Ja, er zijn twee mannen bij mij geweest. Maar ik wist niet waar ze vandaan kwamen. Ze zijn weer vertrokken toen het donker begon te worden en de poort zou worden gesloten. Ik weet niet waar ze heen zijn gegaan. Als jullie snel zijn, kunnen jullie hen nog inhalen." Maar ze had hen op het dak laten klimmen. Daar had ze hen verstopt onder stro dat ze daar had liggen. De soldaten vertrokken snel. Ze namen de weg naar de Jordaan, om hen te zoeken bij de ondiepe plaatsen waar je de rivier kon oversteken. Zodra de achtervolgers de stad uit waren, werd de poort gesloten. Voordat de mannen gingen slapen, klom Rachab naar hen toe op het dak. Ze zei tegen hen: "Ik weet dat de Heer jullie dit land heeft gegeven. We zijn allemaal vreselijk bang voor jullie. Want we hebben gehoord dat de Heer het water van de Rietzee voor jullie heeft laten opdrogen toen jullie uit Egypte vertrokken. En we weten dat jullie koning Sihon en koning Og van de Amorieten aan de overkant van de Jordaan hebben overwonnen en gedood. Toen we dat hoorden, werden we doodsbang. De moed is ons in de schoenen gezonken. Want jullie Heer God is een God boven in de hemel en beneden op de aarde. Zweer mij alsjeblieft bij de Heer dat jullie goed zullen zijn voor mij en mijn familie, omdat ik ook goed ben geweest voor jullie.

Jozua 2:1-12 Herziene Statenvertaling (HSV)

Daarna stuurde Jozua, de zoon van Nun, er vanuit Sittim in het geheim twee mannen als verkenners op uit, en zei: Ga op weg, bekijk het land en Jericho. Zij gingen en kwamen in het huis van een vrouw, een hoer, van wie de naam Rachab was, en zij sliepen daar. Toen werd tegen de koning van Jericho gezegd: Zie, er zijn hier deze nacht mannen gekomen van de Israëlieten om het land te verkennen. Daarop stuurde de koning van Jericho boden naar Rachab om te zeggen: Breng de mannen naar buiten die naar u toe gekomen zijn en die uw huis zijn binnengegaan, want zij zijn gekomen om het hele land te verkennen. Maar de vrouw had die beide mannen ontvangen en zij had hen verborgen. Zij zei: Inderdaad zijn er mannen naar mij toe gekomen, maar ik wist niet waar zij vandaan kwamen. En het gebeurde bij het sluiten van de poort, toen het donker was, dat die mannen naar buiten gingen. Ik weet niet waar die mannen heen gegaan zijn. Achtervolg hen snel, u zult hen zeker inhalen. Maar zij had hen op het dak laten klimmen en hen verborgen onder de vlasstengels, die door haar op het dak uitgespreid waren. De mannen achtervolgden hen op de weg naar de Jordaan, tot aan de doorwaadbare plaatsen. En men sloot de poort, nadat hun achtervolgers er waren uitgegaan. Maar voor zij zich te slapen gelegd hadden, klom zij naar hen toe, op het dak, en zei tegen die mannen: Ik weet dat de HEERE u dit land gegeven heeft en dat de schrik voor u op ons gevallen is, en dat al de inwoners van dit land weggesmolten zijn van angst voor u. Want wij hebben gehoord dat de HEERE het water van de Schelfzee voor uw ogen heeft doen opdrogen, toen u uit Egypte ging. En ook wat u hebt gedaan met de twee koningen van de Amorieten, Sihon en Og, die aan de andere zijde van de Jordaan waren, die u met de ban geslagen hebt. Toen wij dat hoorden, smolt ons hart weg van angst, en vanwege u bestaat er geen moed meer in iemand, want de HEERE, uw God, is een God boven in de hemel en beneden op de aarde. Nu dan, zweer mij toch bij de HEERE, omdat ik goedertierenheid aan u bewezen heb, dat u ook goedertierenheid zult bewijzen aan het huis van mijn vader, en geef mij een teken van trouw

YouVersion gebruikt cookies om je ervaring te personaliseren. Door onze website te gebruiken ga je akkoord met ons gebruik van cookies zoals beschreven in ons Privacybeleid