Johannes 6:25-49

Johannes 6:25-49 BasisBijbel (BB)

Toen ze Hem aan de overkant van het meer vonden, vroegen ze Hem: "Meester, wanneer bent U hier aangekomen?" Jezus antwoordde: "Luister goed! Jullie zoeken Mij niet omdat jullie Mij wonderen hebben zien doen. Maar jullie zoeken Mij omdat jullie brood van Mij hebben gekregen en genoeg hebben kunnen eten. Maar jullie moeten je niet zo druk maken over gewoon eten. Gewoon eten is ook weer gauw verdwenen. Zoek liever naar het eten dat eeuwig leven geeft. De Mensenzoon kan dat aan jullie geven. Want God de Vader heeft Mij daarvoor de macht en het recht gegeven." Toen vroegen ze Hem: "Wat wil God dan dat we doen?" Jezus antwoordde: "God wil dat jullie geloven in de Man die Hij heeft gestuurd." Ze antwoordden Hem: "Welk bewijs geeft U ons dat we in U moeten geloven? Waaraan kunnen we dat zien? Wat voor teken geeft U ons? Onze voorouders hebben in de woestijn manna gegeten. Dat staat in de Boeken: 'Hij gaf hen brood uit de hemel te eten.' Kunt U iets doen wat bijzonderder is dan dat?" Jezus antwoordde: "Luister goed! Ik zeg jullie dat Mozes jullie niet het echte brood uit de hemel heeft gegeven. Mijn hemelse Vader geeft jullie het echte brood uit de hemel. Want alleen het brood dat uit de hemel komt en leven geeft aan de mensen, is het echte brood van God." Toen zeiden ze tegen Hem: "Heer, wilt U ons dan altijd van dat brood geven?" Jezus antwoordde: "IK BEN dat echte brood dat levend maakt. Iedereen die bij Mij komt, zal nooit meer honger hebben. En iedereen die in Mij gelooft, zal nooit meer dorst hebben. Maar jullie geloven Mij niet, ook al hebben jullie Mij gezien. Dat heb Ik jullie al eerder gezegd. Maar iedereen die de Vader aan Mij geeft, zal naar Mij toe komen. En Ik zal niemand die naar Mij toe komt, wegsturen. Want Ik ben niet uit de hemel gekomen om te doen wat Ik Zelf wil, maar om te doen wat God wil. Want Hij heeft Mij gestuurd. En Hij wil dat er niemand verloren gaat van de mensen die Hij Mij heeft gegeven. Hij wil dat Ik hen allemaal op de laatste dag uit de dood terugroep en weer levend maak. Want mijn Vader wil dat iedereen die Mij ziet en in Mij gelooft, het eeuwige leven zal hebben. En Ik zal hem op de laatste dag uit de dood terugroepen en weer levend maken." De Joden mopperden erover dat Hij had gezegd dat Hij het echte brood uit de hemel was. Ze zeiden tegen elkaar: "Dit is toch Jezus, de zoon van Jozef? We kennen zijn vader en moeder toch? Hoe kan Hij dan zeggen dat Hij uit de hemel is gekomen?" Jezus zei tegen hen: "Mopper maar niet tegen elkaar. Iemand kan alleen naar Mij toe komen als de Vader hem helpt. En dan zal Ik hem op de laatste dag weer levend maken. In de Boeken van de profeten staat: 'En ze zullen allemaal God leren kennen.' Iedereen die naar de Vader heeft geluisterd en Hem heeft leren kennen, zal naar Mij toe komen. Ik bedoel niet dat iemand de Vader gezien heeft. Alleen de Man die bij God vandaan komt, heeft de Vader gezien. Luister goed! Ik zeg jullie: als jullie in Mij geloven, hebben jullie het eeuwige leven. IK BEN het brood dat leven geeft. Jullie voorouders hebben in de woestijn manna gegeten en ze zijn uiteindelijk gestorven.

Johannes 6:25-49 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

En toen zij Hem aan de overkant der zee vonden, zeiden zij tot Hem: Rabbi, wanneer zijt Gij hier gekomen? Jezus antwoordde hun en zeide: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, gij zoekt Mij, niet omdat gij tekenen gezien hebt, maar omdat gij van de broden gegeten hebt en verzadigd zijt. Werkt niet om de spijs, die vergaat, maar om de spijs, die blijft tot in het eeuwige leven, welke de Zoon des mensen u geven zal; want op Hem heeft God, de Vader, zijn zegel gedrukt. Zij zeiden dan tot Hem: Wat moeten wij doen, opdat wij de werken Gods mogen werken? Jezus antwoordde en zeide tot hen: Dit is het werk Gods, dat gij gelooft in Hem, die Hij gezonden heeft. Zij zeiden dan tot Hem: Wat voor teken doet Gij dan, opdat wij mogen zien en U geloven? Wat voor werk doet Gij? Onze vaderen hebben het manna in de woestijn gegeten, zoals geschreven is: Brood uit de hemel gaf Hij hun te eten. Jezus zeide dan tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, niet Mozes heeft u het brood uit de hemel gegeven, maar mijn Vader geeft u het ware brood uit de hemel; want dát is het brood Gods, dat uit de hemel nederdaalt en aan de wereld het leven geeft. Zij zeiden dan tot Hem: Here, geef ons altijd dit brood. Jezus zeide tot hen: Ik ben het brood des levens; wie tot Mij komt, zal nimmermeer hongeren en wie in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten. Maar Ik heb u gezegd, dat gij niet gelooft, ook al hebt gij Mij gezien. Alles wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen, en wie tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen. Want Ik ben van de hemel nedergedaald, niet om mijn wil te doen, maar de wil van Hem, die Mij gezonden heeft. En dit is de wil van Hem, die Mij gezonden heeft, dat Ik van alles wat Hij Mij gegeven heeft, niets verloren late gaan, maar het opwekke ten jongsten dage. Want dit is de wil mijns Vaders, dat een ieder, die de Zoon aanschouwt en in Hem gelooft, eeuwig leven hebbe, en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage. De Joden dan morden over Hem, omdat Hij gezegd had: Ik ben het brood, dat uit de hemel nedergedaald is, en zij zeiden: Is dit niet Jezus, de zoon van Jozef, wiens vader en moeder wij kennen? Hoe zegt Hij nu: Ik ben uit de hemel nedergedaald? Jezus antwoordde en zeide tot hen: Mort niet onder elkander. Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader, die Mij gezonden heeft, hem trekke, en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage. Er is geschreven in de profeten: En zij zullen allen door God geleerd zijn. Een ieder, die het van de Vader gehoord en geleerd heeft, komt tot Mij. Niet, dat iemand de Vader gezien heeft; alleen die van God komt, die heeft de Vader gezien. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie gelooft, heeft eeuwig leven. Ik ben het brood des levens. Uw vaderen hebben in de woestijn het manna gegeten en zij zijn gestorven

Johannes 6:25-49 Het Boek (HTB)

Toen zij Hem daar vonden, vroegen zij: ‘Meester, wanneer bent U hier aangekomen?’ ‘Ik weet wel waarom u Mij zoekt,’ antwoordde Hij. ‘U komt niet om de wonderen die u hebt gezien, maar omdat Ik u volop te eten heb gegeven. Werk niet voor gewoon voedsel, dat vergaat, maar werk voor het voedsel dat blijft en waardoor u eeuwig leven krijgt. Ik, de Mensenzoon, zal u dat geven. Dat heeft God Mij opgedragen.’ Zij vroegen: ‘Hoe kunnen wij doen wat God wil?’ Jezus antwoordde: ‘U moet in Mij geloven. Dat is de wil van God, want Ik ben door Hem gestuurd.’ ‘Bewijs dat dan eens,’ zeiden zij. ‘Geef ons een teken van uw macht. Wat kunt U doen? Onze voorouders hadden in de woestijn steeds te eten. Er staat in de Boeken dat zij van Mozes brood uit de hemel kregen.’ Jezus zei: ‘Dat brood uit de hemel hebben zij niet van Mozes gekregen, maar van mijn Vader. Want het brood van God is Hij die uit de hemel is gekomen. Hij geeft het leven aan deze wereld.’ ‘Here,’ zeiden zij. ‘Dat brood willen wij altijd wel hebben.’ Jezus antwoordde: ‘Ik ben het brood dat leven geeft. Wie bij Mij komt, zal nooit meer honger krijgen. Wie in Mij gelooft, zal nooit meer dorst krijgen. U hebt Mij gezien en toch gelooft u Mij niet. Dat heb Ik u trouwens al eens eerder gezegd. Alle mensen die de Vader Mij geeft, zullen naar Mij toekomen. En als iemand bij Mij komt, zal Ik hem nooit wegsturen. Ik ben niet uit de hemel gekomen om mijn eigen wil te doen, maar de wil van Hem die Mij gestuurd heeft. God wil niet dat Ik één van deze mensen die Hij aan Mij gegeven heeft, verlies, maar dat Ik ze op de laatste dag uit de dood laat opstaan. Mijn Vader wil dat ieder die inziet wie zijn Zoon is en op Hem vertrouwt, eeuwig leven heeft en Ik zal hen op de laatste dag uit de dood opwekken.’ De Joden begonnen onrust te stoken, omdat Hij had gezegd: ‘Ik ben het brood dat uit de hemel is gekomen.’ Zij zeiden tegen elkaar. ‘Die man is niemand anders dan Jezus, de zoon van Jozef. Wij kennen zijn vader en moeder! Hoe durft Hij dan te zeggen dat Hij uit de hemel is gekomen?’ ‘Houd op met dat gemopper,’ zei Jezus. ‘Niemand kan bij Mij komen als de Vader hem niet zover brengt. En op de laatste dag zal Ik hem uit de dood opwekken. De profeet Jesaja heeft geschreven: “Zij zullen allemaal door God onderwezen worden.” Ieder die de stem van God hoort en naar Hem luistert, komt bij Mij. Niet dat ooit iemand de Vader heeft gezien. Alleen Hij die van God vandaan komt, heeft Hem gezien. Luister goed: wie in Mij gelooft, heeft eeuwig leven. Ik ben het brood dat leven geeft. Uw voorouders hebben in de woestijn manna gegeten en zijn toch gestorven.

Johannes 6:25-49 Herziene Statenvertaling (HSV)

En toen zij Hem gevonden hadden aan de overkant van de zee, zeiden zij tegen Hem: Rabbi, wanneer bent U hier gekomen? Jezus antwoordde hun en zei: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: U zoekt Mij, niet omdat u tekenen gezien hebt, maar omdat u van de broden gegeten hebt en verzadigd bent. Werk niet om het voedsel dat vergaat, maar om het voedsel dat blijft tot in het eeuwige leven, dat de Zoon des mensen u geven zal; want Hem heeft God de Vader verzegeld. Zij zeiden dan tegen Hem: Wat moeten wij doen, opdat wij de werken van God mogen verrichten? Jezus antwoordde en zei tegen hen: Dit is het werk van God: dat u gelooft in Hem Die Hij gezonden heeft. Zij zeiden dan tegen Hem: Welk teken doet U dan, opdat wij het zien en U geloven? Wat voor werk verricht U? Onze vaderen hebben het manna gegeten in de woestijn, zoals geschreven is: Hij gaf hun het brood uit de hemel te eten. Jezus dan zei tegen hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Niet Mozes heeft u het brood uit de hemel gegeven, maar Mijn Vader geeft u het ware brood uit de hemel. Want het brood van God is Hij Die uit de hemel neerdaalt en aan de wereld het leven geeft. Zij zeiden dan tegen Hem: Heere, geef ons altijd dat brood. En Jezus zei tegen hen: Ik ben het Brood des levens; wie tot Mij komt, zal beslist geen honger hebben, en wie in Mij gelooft, zal nooit meer dorst hebben. Maar Ik heb u gezegd dat u Mij wel gezien hebt, en toch gelooft u niet. Alles wat de Vader Mij geeft, zal tot Mij komen; en wie tot Mij komt, zal Ik beslist niet uitwerpen. Want Ik ben uit de hemel neergedaald, niet opdat Ik Mijn wil zou doen, maar de wil van Hem Die Mij gezonden heeft. En dit is de wil van de Vader, Die Mij gezonden heeft, dat Ik van alles wat Hij Mij gegeven heeft, niets verloren laat gaan, maar het doe opstaan op de laatste dag. En dit is de wil van Hem Die Mij gezonden heeft, dat ieder die de Zoon ziet en in Hem gelooft, eeuwig leven heeft, en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag. De Joden dan morden over Hem, omdat Hij gezegd had: Ik ben het brood dat uit de hemel neergedaald is. En zij zeiden: Is Hij niet Jezus, de zoon van Jozef, van wie wij de vader en moeder kennen? Hoe kan Hij dan zeggen: Ik ben uit de hemel neergedaald? Jezus antwoordde dan en zei tegen hen: Mor niet onder elkaar. Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader, Die Mij gezonden heeft, hem trekt; en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag. Er is geschreven in de profeten: En zij zullen allen door God onderwezen zijn. Ieder dan die het van de Vader gehoord en geleerd heeft, komt tot Mij. Niet dat iemand de Vader gezien heeft, behalve Hij Die van God is; Híj heeft de Vader gezien. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Wie in Mij gelooft, heeft eeuwig leven. Ik ben het Brood des levens. Uw vaderen hebben het manna gegeten in de woestijn en zij zijn gestorven.

YouVersion gebruikt cookies om je ervaring te personaliseren. Door onze website te gebruiken ga je akkoord met ons gebruik van cookies zoals beschreven in ons Privacybeleid