Jeremia 9:10-24
Jeremia 9:10-24 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Ik zal een geween en een weeklage opheffen over de bergen, en een klaaglied over de herdershutten der woestijn; want zij zijn afgebrand, dat er niemand doorgaat, en men hoort er geen stem van vee; van de vogelen des hemels aan tot de beesten toe zijn zij weggezworven, doorgegaan! En Ik zal Jeruzalem stellen tot steenhopen, tot een woning der draken; en de steden van Juda zal Ik stellen tot een verwoesting, zonder inwoner. Wie is de wijze man, die dit versta? En tot wien heeft de mond des HEEREN gesproken, dat hij het verkondige, waarom het land vergaan en afgebrand zij als een woestijn, dat er niemand doorgaat? En de HEERE zeide: Omdat zij Mijn wet, die Ik voor hun aangezicht gegeven had, verlaten hebben, en naar Mijn stem niet gehoord, noch daarnaar gewandeld hebben; Maar hebben gewandeld naar het goeddunken huns harten, en naar de Baäls, hetwelk hun vaders hun geleerd hadden. Daarom zegt de HEERE der heirscharen, de God Israëls, alzo: Ziet, Ik zal dit volk spijzen met alsem, en Ik zal hen drenken met gallewater; En Ik zal hen verstrooien onder de heidenen, die zij niet gekend hebben, zij noch hun vaders; en Ik zal het zwaard achter hen zenden, totdat Ik hen verteerd zal hebben. Zo zegt de HEERE der heirscharen: Merkt daarop, en roept klaagvrouwen, dat zij komen; en zendt henen naar de wijze vrouwen, dat zij komen. En haasten, en een weeklage over ons opheffen, dat onze ogen van tranen nederdalen, en onze oogleden van water vlieten. Want er is een stem van weeklage gehoord uit Sion: Hoe zijn wij verstoord! wij zijn zeer beschaamd, omdat wij het land hebben verlaten, omdat zij onze woningen hebben omgeworpen. Hoort dan des HEEREN woord, gij vrouwen! en uw oor ontvange het woord Zijns monds, en leert uw dochters weeklagen, en elke een haar metgezellin klaagliederen. Want de dood is geklommen in onze vensteren, hij is in onze paleizen gekomen, om de kinderkens uit te roeien van de wijken, de jongelingen van de straten. Spreek: Zo spreekt de HEERE: Ja, een dood lichaam des mensen zal liggen, als mest op het open veld, en als een garve achter den maaier, die niemand opzamelt. Zo zegt de HEERE: Een wijze beroeme zich niet in zijn wijsheid, en de sterke beroeme zich niet in zijn sterkheid; een rijke beroeme zich niet in zijn rijkdom; Maar die zich beroemt, beroeme zich hierin, dat hij verstaat, en Mij kent, dat Ik de HEERE ben, doende weldadigheid, recht en gerechtigheid op de aarde; want in die dingen heb Ik lust, spreekt de HEERE.
Jeremia 9:10-24 Herziene Statenvertaling (HSV)
Ik zal een geween en een rouwklacht aanheffen over de bergen, een klaaglied over de weiden van de woestijn, want zij zijn afgebrand zodat niemand erdoorheen trekt, en men hoort nergens het blaten van het vee. Van de vogels in de lucht tot de dieren op het land toe zijn zij gevlucht, zijn zij weggegaan. Ik zal van Jeruzalem steenhopen maken, een verblijfplaats van jakhalzen, Ik zal van de steden van Juda een woestenij maken, zodat niemand er meer woont. Wie is de wijze man die dit begrijpt, tot wie de mond van de HEERE heeft gesproken, dat hij het bekend kan maken? Waarom is het land vergaan, verwoest als de woestijn, zodat niemand erdoorheen trekt? De HEERE zegt: Omdat zij Mijn wet verlaten hebben die Ik hun had voorgehouden, en niet geluisterd hebben naar Mijn stem en daarnaar niet hebben gewandeld, maar achter hun verharde hart aan gegaan zijn en achter de Baäls aan, zoals hun vaderen hun dat geleerd hadden, daarom, zo zegt de HEERE van de legermachten, de God van Israël: Zie, Ik geef hun, dit volk, alsem te eten en galwater te drinken. Ik zal hen verspreiden onder de heidenvolken, die zij en hun vaderen niet gekend hebben. Ik zal het zwaard achter hen aan zenden, tot Ik aan hen een einde zal gemaakt hebben. Zo zegt de HEERE van de legermachten: Let op en roep de klaagvrouwen, dat ze komen, stuur boden naar de kundige vrouwen, dat zij komen, en laten zij zich haasten en over ons een rouwklacht aanheffen, zodat de tranen uit onze ogen naar beneden stromen, en onze oogleden van water vloeien. Want uit Sion wordt het geluid van een rouwklacht gehoord: Hoe zijn wij verwoest! Wij schamen ons diep, omdat wij het land hebben moeten verlaten, omdat zij onze woningen omvergeworpen hebben. Hoor dan het woord van de HEERE, vrouwen, laat uw oor het woord uit Zijn mond vernemen. Leer uw dochters een rouwklacht, elke vrouw haar vriendin een klaaglied, want de dood is onze vensters binnengeklommen, onze paleizen binnengekomen, om de kleine kinderen van de straat uit te roeien, de jongemannen van de pleinen. Spreek: Zo spreekt de HEERE: De dode lichamen van de mensen liggen als mest op het open veld, als een graanschoof achter de maaier, die niemand verzamelt. Zo zegt de HEERE: Laat een wijze zich niet beroemen op zijn wijsheid, laat de held zich niet beroemen op zijn sterkte, laat een rijke zich niet beroemen op zijn rijkdom. Maar laat wie zich beroemt, zich daarop beroemen dat hij begrijpt en Mij kent dat Ik de HEERE ben, Die goedertierenheid bewijs, recht en gerechtigheid op de aarde doe, want in die dingen vind Ik vreugde, spreekt de HEERE.
Jeremia 9:10-24 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Over de bergen wil Ik een wenende treurzang aanheffen, en over de dreven der steppe een klaaglied; want zij zijn doods geworden, omdat niemand erdoor trekt en men er het blaten van de kudde niet hoort; zowel het gevogelte des hemels als het vee zijn geweken, weggegaan. Ja, Ik zal Jeruzalem maken tot steenhopen, een schuilplaats voor jakhalzen, en Ik zal de steden van Juda maken tot een woestenij, zonder inwoners. Wie is de wijze man, die dit begrijpt, hij, tot wie de mond des HEREN gesproken heeft, dat hij het kan verkondigen? Waarom is het land te gronde gegaan, doods geworden als de woestijn, waar niemand doorheen trekt? De HERE zegt: Omdat zij mijn wet verlaten hebben, die Ik hun had voorgelegd, en niet aan mijn stem gehoor gegeven noch daarnaar gewandeld hebben, maar gewandeld hebben naar de verstoktheid van hun hart, achter de Baäls aan, zoals hun vaderen hun hadden geleerd. Daarom, zo zegt de HERE der heerscharen, de God van Israël: Zie, Ik spijzig hen met alsem, Ik drenk hen met gifsap; Ik verstrooi hen onder de volkeren die zij niet kennen, zij noch hun vaderen, Ik zend hun het zwaard achterna, totdat Ik aan hen een einde zal gemaakt hebben. Zo zegt de HERE der heerscharen: Let op, roept de klaagvrouwen, dat zij komen, zendt tot de wijze vrouwen, dat zij komen, dat zij zich spoeden om over ons een weeklacht aan te heffen, zodat onze ogen van tranen vloeien en onze oogleden van water stromen. Want het geluid van een weeklacht wordt gehoord uit Sion: Hoe zijn wij vernield! Wij zijn ten zeerste te schande geworden, omdat wij het land moeten verlaten, omdat zij onze woningen omwerpen. Hoort dan, gij vrouwen, het woord des HEREN, en laat uw oor in zich opnemen het woord uit zijn mond, leert uw dochters de weeklacht en elkander het klaaglied: De dood is geklommen in onze vensters, hij is gekomen in onze paleizen, om uit te roeien het kind van de straat, de jongelingen van de pleinen; – Spreek, zo luidt het woord des HEREN – zodat vallen de lijken der mensen als mest op het veld en als een garve achter de maaier, die niemand opzamelt. Zo zegt de HERE: De wijze roeme niet op zijn wijsheid, en de sterke roeme niet op zijn kracht, de rijke roeme niet op zijn rijkdom, maar wie roemen wil, roeme hierin, dat hij verstand heeft en Mij kent, dat Ik de HERE ben, die goedertierenheid, recht en gerechtigheid op aarde doe; want daarin heb Ik behagen, luidt het woord des HEREN.
Jeremia 9:10-24 Het Boek (HTB)
Treurend en huilend kijk Ik naar de bergen en weilanden, want die liggen er verlaten bij. Er is geen levende ziel meer te bekennen. Weg is het geloei van het vee, weg zijn de vogels en de wilde dieren. Ze zijn allemaal gevlucht. Ik zal van Jeruzalem één grote steenhoop maken, een schuilplaats voor de jakhalzen. De steden van Juda zullen er verlaten en levenloos bijliggen.’ Wie is wijs genoeg om dit alles te begrijpen? Waar is Gods vertrouweling die dit allemaal kan uitleggen? Waarom is het land één wildernis waar niemand doorheen durft te reizen? ‘Omdat,’ antwoordt de HERE, ‘mijn volk mijn geboden heeft verlaten en mijn wetten niet heeft nageleefd. Ze deden hun eigen zin en vereerden verschillende afgoden, zoals de vaders hun kinderen leerden.’ Daarom zegt de HERE, de God van Israël: ‘Kijk, Ik zal hun bitter voedsel te eten en vergif te drinken geven. Ik zal hen over de hele wereld verspreiden zodat zij vreemdelingen zijn in verre landen, en Ik zal hen met het zwaard achtervolgen tot Ik hen volledig heb vernietigd.’ De HERE van de hemelse legers zegt: ‘Snel, haal klaagvrouwen hier! Begin snel met uw rouwklachten, zodat onze tranen stromen. Hoor hoe Jeruzalem vertwijfeld huilt.’ Dit is het einde! Wat een schande! Wij moeten onze huizen en ons land verlaten, alles is totaal vernield! Luister naar de woorden van God, treurende vrouwen. Leer uw dochters te rouwen en leer het ook elkaar. Want door de ramen is de dood onze huizen binnengeslopen. Hij heeft de jeugd laten sterven, de kinderen op straat en de jonge mannen op de pleinen. ‘Vertel hun dit,’ zegt de HERE: ‘Lijken liggen als mest over de akkers verspreid, als schoven achter de maaier en niemand zal ze verzamelen.’ De HERE zegt: ‘Laat de wijze man niet pochen op zijn wijsheid, de sterke niet op zijn kracht en de rijke niet op zijn rijkdom. Laten zij zich er alleen op beroemen dat zij Mij werkelijk kennen. Dat zij weten dat Ik de HERE ben, een God van liefde die de aarde rechtvaardig regeert, want in deze dingen heb Ik genoegen.’
Jeremia 9:10-24 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Jeremia zegt: "Ik wil een treurlied zingen over de bergen. Ik zal huilen over de graslanden in de dalen. Want ze zijn afgebrand. Alles is zo doods als een woestijn. Er is niemand meer. Er is geen geblaat van vee meer te horen. Alle vogels en dieren zijn verdwenen." De Heer zegt: "Ik zal Jeruzalem veranderen in een hoop stenen. Het zal een plek worden waar de jakhalzen komen schuilen. Ik zal de steden van Juda helemaal verwoesten. Er zal niemand meer wonen." Jeremia zegt: "Wie is wijs genoeg om dit te begrijpen? Kan degene tegen wie de Heer dit gezegd heeft het ook uitleggen? Waarom is het land vernietigd en verbrand? Waarom is het land zo doods geworden als een woestijn? Waarom woont er niemand meer?" De Heer zegt: "Omdat ze zich niet gehouden hebben aan de wet die Ik hun had gegeven. Omdat ze niet naar Mij hebben willen luisteren en niet hebben geleefd zoals Ik het wil. Omdat ze koppig en ongehoorzaam hebben gedaan wat ze zelf wilden. Omdat ze andere goden hebben aanbeden. Dat hebben ze van hun ouders geleerd. Daarom laat Ik hen bittere kruiden eten en bittere gal drinken, zegt de Heer van de hemelse legers, de God van Israël. Ik zal hen verspreiden onder andere volken die zij en hun ouders niet kenden. En Ik zal hun vijanden achter hen aan sturen, totdat Ik hen helemaal vernietigd heb." Dit zegt de Heer van de hemelse legers: "Let op en roep de klaagvrouwen! Zorg dat ze zo gauw mogelijk komen. Vraag hun om treurliederen voor jullie te zingen. Laat de tranen over jullie wangen stromen. Want uit Jeruzalem is gehuil en gejammer te horen: 'De stad is vernietigd! We zijn verloren! We moeten ons land verlaten! Ze hebben al onze steden verwoest!' Luister, klaagvrouwen, naar wat de Heer zegt. Leer dit klaaglied. Leer het ook aan jullie dochters en vriendinnen: 'De dood is door onze ramen naar binnen geklommen. Hij is onze paleizen binnen gekomen. Hij heeft de kinderen in de straten gedood, de jonge mensen op de pleinen vermoord. De Heer zegt: De lijken van de mensen liggen overal, als mest op het veld, als korenhalmen die achter de maaier op de grond vallen, en door niemand worden opgeraapt.' " De Heer zegt: "Laten wijze mensen maar niet blij zijn over hun wijsheid. Laten sterke mensen maar niet blij zijn over hun kracht. Laten rijke mensen maar niet blij zijn over hun rijkdom. Maar als iemand blij wil zijn, laat hij er dan blij over zijn dat hij Mij kent. Dat hij weet dat Ik de Heer ben, dat Ik goed en liefdevol ben en dat Ik rechtvaardig over de aarde heers. Want dat zijn de dingen waar Ik van geniet, zegt de Heer.