Jeremia 13:1-27
Jeremia 13:1-27 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Alzo heeft de HEERE tot mij gezegd: Ga henen, en koop u een linnen gordel, en doe dien aan uw lenden, maar breng hem niet in het water. En ik kocht een gordel naar het woord des HEEREN, en ik deed dien aan mijn lenden. Toen geschiedde des HEEREN woord ten tweeden male tot mij, zeggende: Neem den gordel, dien gij gekocht hebt, die aan uw lenden is, en maak u op, en ga henen naar den Frath, en versteek dien aldaar in de klove ener steenrots. Zo ging ik henen, en verstak dien bij den Frath, gelijk als de HEERE mij geboden had. Het geschiedde nu ten einde van vele dagen, dat de HEERE tot mij zeide: Maak u op, ga henen naar den Frath, en neem den gordel van daar, dien Ik u geboden heb aldaar te versteken. Zo ging ik naar den Frath, en groef, en nam den gordel van de plaats, alwaar ik dien verstoken had; en ziet, de gordel was verdorven en deugde nergens toe. Toen geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende: Zo zegt de HEERE: Alzo zal Ik verderven de hovaardij van Juda, en die grote hovaardij van Jeruzalem. Ditzelve boze volk, dat Mijn woorden weigert te horen, dat in het goeddunken zijns harten wandelt, en andere goden navolgt, om die te dienen, en voor die zich neder te buigen; dat zal worden gelijk deze gordel, die nergens toe deugt. Want gelijk als een gordel kleeft aan de lenden eens mans, alzo heb Ik het ganse huis Israëls en het ganse huis van Juda aan Mij doen kleven, spreekt de HEERE, om Mij te zijn tot een volk, en tot een naam, en tot lof, en tot heerlijkheid; maar zij hebben niet gehoord. Daarom zeg dit woord tot hen: Zo zegt de HEERE, de God Israëls: Alle flessen zullen met wijn gevuld worden. Dan zullen zij tot u zeggen: Weten wij niet zeer wel, dat alle flessen met wijn gevuld zullen worden? Maar gij zult tot hen zeggen: Zo zegt de HEERE: Ziet, Ik zal alle inwoners dezes lands, zelfs de koningen, die op Davids troon zitten, en de priesters, en de profeten, en alle inwoners van Jeruzalem, opvullen met dronkenschap. En Ik zal hen in stukken slaan, den een tegen den ander, zo de vaders als de kinderen te zamen, spreekt de HEERE; Ik zal niet verschonen noch sparen, noch Mij ontfermen, dat Ik hen niet zou verderven. Hoort en neemt ter ore, verheft u niet; want de HEERE heeft het gesproken. Geeft eer den HEERE, uw God, eer dat Hij het duister maakt, en eer uw voeten zich stoten aan de schemerende bergen; dat gij naar licht wacht, en Hij datzelve tot een schaduw des doods stelle, en tot een donkerheid zette. Zult gijlieden dat dan nog niet horen, zo zal mijn ziel in verborgene plaatsen wenen vanwege den hoogmoed, en mijn oog zal bitterlijk tranen, ja, van tranen nederdalen, omdat des HEEREN kudde gevankelijk is weggevoerd. Zeg tot den koning en tot de koningin: Vernedert u, zet u neder; want uw ganse hoofdsieraad, de kroon uwer heerlijkheid, is nedergedaald. De steden van het zuiden zijn toegesloten, en er is niemand, die ze opent; het ganse Juda is weggevoerd, het is geheel en al weggevoerd. Hef uw ogen op, en zie, die daar van het noorden komen! waar is de kudde, die u gegeven was, de schapen uwer heerlijkheid? Wat zult gij zeggen, wanneer Hij bezoeking over u doen zal, daar gij hen geleerd hebt tot vorsten, tot een hoofd over u te zijn; zullen u de smarten niet aangrijpen, als een barende vrouw? Wanneer gij dan in uw hart zult zeggen: Waarom zijn mij deze dingen bejegend? Om de veelheid uwer ongerechtigheid, zijn uw zomen ontdekt, en uw hielen hebben geweld geleden. Zal ook een Moorman zijn huid veranderen? of een luipaard zijn vlekken? Zo zult gijlieden ook kunnen goed doen, die geleerd zijt kwaad te doen. Daarom zal Ik hen verstrooien als een stoppel, die doorgaat, door een wind der woestijn. Dit zal uw lot, het deel uwer maten zijn van Mij, spreekt de HEERE; gij, die Mij hebt vergeten, en op leugen vertrouwt. Zo zal Ik ook uw zomen ontbloten boven uw aangezicht, en uw schande zal gezien worden. Uw overspelen en uw hunkeringen, de schandelijkheid uws hoerdoms, op heuvelen, in het veld; Ik heb uw verfoeiselen gezien; wee u, Jeruzalem! zult gij niet rein worden? Hoe lang nog na dezen?
Jeremia 13:1-27 Herziene Statenvertaling (HSV)
Zo heeft de HEERE tegen mij gezegd: Ga voor u een linnen gordel kopen, doe hem om uw middel en laat hem niet in het water komen. Ik kocht de gordel overeenkomstig het woord van de HEERE, en deed hem om mijn middel. Toen kwam het woord van de HEERE voor de tweede keer tot mij: Neem de gordel die u gekocht hebt, die om uw middel zit, en sta op, ga naar de Eufraat en verberg hem daar in de kloof van een rots. Ik ging en verborg hem bij de Eufraat, zoals de HEERE mij geboden had. Nu gebeurde het na verloop van vele dagen, dat de HEERE tegen mij zei: Sta op, ga naar de Eufraat en neem vandaar de gordel mee, waarvan Ik u had geboden hem daar te verbergen. Ik ging naar de Eufraat, zocht ernaar, en nam de gordel weg van de plaats waar ik hem verborgen had. En zie, de gordel was vergaan. Hij deugde nergens meer voor. Toen kwam het woord van de HEERE tot mij: Zo zegt de HEERE: Zo zal Ik de trots van Juda en de grote trots van Jeruzalem doen vergaan. Dit boosaardige volk, dat weigert naar Mijn woorden te luisteren, dat hun verharde hart volgt, andere goden achternagaat om hen te dienen en zich voor hen neer te buigen – dat zal worden als deze gordel, die nergens meer voor deugt. Want zoals een gordel gehecht zit aan het middel van een man, zo heb Ik heel het huis van Israël en heel het huis van Juda aan Mij gehecht, spreekt de HEERE, zodat het Mij zal zijn tot een volk, tot een naam en tot lof en tot luister, maar zij hebben niet geluisterd. Zeg daarom dit woord tegen hen: Zo zegt de HEERE, de God van Israël: Elke kruik wordt gevuld met wijn. Zij zullen dan tegen u zeggen: Weten wij niet zeer goed dat elke kruik met wijn gevuld wordt? Zeg dan tegen hen: Zo zegt de HEERE: Zie, Ik ga alle inwoners van dit land, zelfs de koningen die in de plaats van David op zijn troon zitten, de priesters en de profeten en alle inwoners van Jeruzalem vullen tot zij dronken zijn. Ik zal hen stukslaan, de een tegen de ander, de vaders samen met de kinderen, spreekt de HEERE, Ik zal geen medelijden hebben, niet ontzien en Mij niet ontfermen, maar hen te gronde richten. Luister en neem ter ore, doe niet uit de hoogte, want de HEERE heeft gesproken. Geef eer aan de HEERE, uw God, voordat Hij het duister maakt, en voordat in de schemering uw voeten zich stoten aan de bergen, en u uitziet naar licht, maar Hij het tot een schaduw van de dood maakt, het verandert in donkerte. Als u dan nog niet luistert, zal mijn ziel wenen op verborgen plaatsen vanwege de hoogmoed, bitter schreien, ja, tranen stromen er uit mijn ogen naar beneden, want de kudde van de HEERE is gevangen weggevoerd. Zeg tegen de koning en tegen de koningin-moeder: Verneder u, ga op de laagste plaats zitten, want wat op uw hoofd is, uw sierlijke kroon, is neergevallen. De steden in het Zuiderland zijn gesloten, niemand is er die opendoet. Heel Juda is weggevoerd, volledig weggevoerd. Sla uw ogen op en zie wie daar uit het noorden komen! Waar is de kudde, u eens gegeven, uw luisterrijke kleinvee? Wat zult u zeggen wanneer Hij u zal straffen, aangezien u zelf hun geleerd hebt om leiders, hoofden over u te zijn? Zullen de weeën u niet aangrijpen zoals een barende vrouw? Wanneer u dan in uw hart zegt: Waarom zijn deze dingen mij overkomen? Vanwege de grootheid van uw ongerechtigheid zijn de zomen van uw kleding opgetild, worden uw hielen overweldigd. Kan ook een Cusjiet zijn huid veranderen, of een luipaard zijn vlekken? Zou ook u dan goed kunnen gaan doen, gewend als u bent om kwaad te doen? Ik zal hen verspreiden als stoppels die wegstuiven door de woestijnwind. Dit zal uw lot zijn, uw deel door Mij u toegemeten, spreekt de HEERE, omdat u Mij hebt vergeten en op leugen vertrouwde. Daarom zal Ik ook de zomen van uw kleding omhoog tillen tot over uw gezicht, zodat uw schande gezien wordt: uw overspeligheid en uw gehinnik, uw schandalige hoererij. Op de heuvels en in het veld heb Ik uw afschuwelijke afgoden gezien. Wee u, Jeruzalem, moet u niet rein worden? Hoelang zal dat nog duren?
Jeremia 13:1-27 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
De HERE zeide tot mij aldus: Ga heen, koop u een linnen gordel en doe die om uw middel, maar laat hem niet in water komen. En ik kocht de gordel naar het woord des HEREN en deed hem om mijn middel. Toen kwam het woord des HEREN andermaal tot mij: Neem de gordel die gij gekocht hebt, die gij om uw middel draagt, en maak u op, ga naar Perat en verberg hem daar in een rotsspleet. Dus ging ik heen en verborg hem in Perat, gelijk de HERE mij geboden had. Nu gebeurde het vele dagen later, dat de HERE tot mij zeide: Maak u op, ga naar Perat en haal vandaar de gordel die Ik u geboden had daar te verbergen. Toen ging ik naar Perat en zag rond en haalde de gordel van de plaats waar ik hem verborgen had, en zie, de gordel was bedorven, hij deugde nergens toe. Toen kwam het woord des HEREN tot mij: Zo zegt de HERE: evenzo zal Ik verderven de glorie van Juda en van Jeruzalem, die groot is. Dit boze volk, dat weigert naar mijn woorden te horen, dat in verstoktheid van hart wandelt, zodat zij andere goden zijn nagelopen om die te dienen en zich daarvoor neder te buigen, dat zal worden gelijk deze gordel, die nergens toe deugt. Want zoals de gordel kleeft aan het middel van een man, zo had Ik het gehele huis van Israël en het gehele huis van Juda aan Mij doen kleven, luidt het woord des HEREN, om Mij te zijn tot een volk, tot een roem, een lof en een sieraad; maar zij hebben geen gehoor gegeven. Spreek ook dit woord tot hen: Zo zegt de HERE, de God van Israël: Alle kruiken zullen met wijn gevuld worden. Als zij tot u zeggen: Weten wij niet heel wel, dat alle kruiken met wijn gevuld zullen worden? zeg dan tot hen: Zo zegt de HERE: Zie, Ik vul alle inwoners van dit land, zowel de koningen, die op de troon van David zitten, als de priesters, de profeten, en alle inwoners van Jeruzalem, met dronkenschap, en Ik zal hen tegen elkander aan stukken slaan, vaders en zonen tezamen, luidt het woord des HEREN; Ik zal geen deernis hebben, noch sparen, noch Mij erbarmen, dat Ik hen niet zou verderven. Hoort en leent het oor, verheft u niet, want de HERE spreekt. Bewijst de HERE uw God, eer, voordat Hij het donker doet worden, voordat uw voeten zich stoten aan de bergen in de schemering, en gij op licht hoopt, maar Hij dat tot diepe duisternis maakt, in donkerheid verandert. Maar indien gij er niet naar horen wilt, zal mijn ziel in het verborgene moeten wenen om de trots en mijn oog bitter schreien, ja van tranen vloeien, omdat de kudde des HEREN is weggevoerd. Zeg tot de koning en tot de gebiedster: Zet u op de laagste plaats, want uw sierlijke kroon is u van het hoofd gevallen. De steden van het Zuiden zijn gesloten en niemand doet open; ontvolkt is Juda geheel en al, volkomen ontvolkt. Sla uw ogen op en zie wie daar komen uit het Noorden; waar is de kudde, u gegeven, uw prachtig kleinvee? Wat zult gij zeggen, als Hij over u tot een hoofd stelt hen, die gij aan u hadt gewend als minnaars? Zullen u dan geen weeën aangrijpen gelijk een barende vrouw? En als gij bij uzelf zegt: Waarom treft mij dit! – om de grootte uwer ongerechtigheid zijn uw slippen opgetild, uw hielen ontbloot. Kan een Ethiopiër zijn huid veranderen, of een panter zijn vlekken? Dan zoudt gij ook in staat zijn goed te doen, gij, die gewend zijt kwaad te doen. Ja, Ik zal hen verstrooien als kaf, wegstuivend in de woestijnwind. Dat is uw lot, het deel door Mij u toegemeten, luidt het woord des HEREN, daar gij Mij hebt vergeten en op de leugen uw betrouwen gesteld. Ja, Ik zelf zal uw slippen omhoog tillen tot aan uw aangezicht, zodat uw schande wordt gezien: uw echtbreuk en uw gehinnik, uw schandelijke ontucht. Op de heuvels in het veld heb Ik uw gruwelen gezien; wee u, Jeruzalem, hoelang zal het nog duren, eer gij rein wordt?
Jeremia 13:1-27 Het Boek (HTB)
De HERE zei tegen mij: ‘Koop een linnen riem en doe die om, maar zorg dat hij niet nat wordt.’ Ik kocht een riem en deed hem om mijn middel. Toen sprak de HERE opnieuw tegen mij en zei: ‘Neem de riem mee naar de Eufraat en verberg hem daar in een grot tussen de rotsen.’ Dat deed ik, ik verborg de riem, zoals de HERE mij had opgedragen. Een hele tijd later zei de HERE tegen mij: ‘Ga weer naar de rivier en haal de riem op.’ Ik deed dat en groef de riem op uit de grot waarin ik hem had verborgen. Maar hij was helemaal verrot en viel uit elkaar. Hij was onbruikbaar geworden! Toen zei de HERE: ‘Dit laat zien hoe Ik de trots van Juda en Jeruzalem zal breken. Dit slechte volk weigert naar Mij te luisteren, volgt zijn eigen zondige verlangens en vereert afgoden. Daarom zal het net als deze riem totaal onbruikbaar worden. Zoals een riem rond de heupen van een man vastzit, zo zaten Juda en Israël aan Mij vast,’ zegt de HERE. ‘Zij waren mijn volk en deden mijn naam eer aan. Maar toen keerden zij Mij de rug toe. Zeg hun dit: de HERE, de God van Israël zegt: al uw kruiken moeten vol zitten met wijn. En zij zullen antwoorden: natuurlijk, we weten zelf ook wel dat kruiken gevuld moeten zijn. Zeg dan tegen hen: dit is wat de HERE u te zeggen heeft: Ik zal ieder die in dit land woont dronken maken, de koning die op de troon van David zit, de priesters, de profeten en heel Jeruzalem. Ik zal vaders en zonen tegen elkaar aan stukken slaan,’ zegt de HERE. ‘Ik zal niet toelaten dat medelijden of genade hen van de totale verwoesting redden. Och, was u maar niet zo trots en koppig! Dan zou u wel luisteren naar de woorden van de HERE. Geef alle eer aan de HERE, uw God, voordat het te laat is. Voordat Hij een diepe, ondoordringbare duisternis op u laat neerdalen, zodat u struikelt op de donkere bergen. Als u dan zoekt naar licht, zult u alleen een vreselijke duisternis vinden. Weigert u nog steeds te luisteren? Dan zal Ik in eenzaamheid huilen om uw trots. Mijn ogen zullen zich met tranen vullen, omdat het volk van de HERE in slavernij zal worden weggevoerd. Zeg tegen de koning en de koningin-moeder: kom van uw tronen af, want uw prachtige kronen worden u afgenomen. Zij zijn niet langer van u. De steden van de Negev tot aan de zuidkant van Jeruzalem hebben hun poorten voor de vijand gesloten. Zij moeten zichzelf verdedigen, want Jeruzalem kan niet helpen. Er woont helemaal niemand meer in Juda. Kijk eens hoe de legers uit het noorden oprukken! Waar is uw kudde, Jeruzalem, de prachtige kudde waarover Ik u de verantwoordelijkheid heb gegeven en waarop u zo trots was? Hoe zult u zich voelen als Ik uw bondgenoten als heersers over u aanstel? U zult kronkelen van pijn als een vrouw die een kind baart. Als u zich afvraagt: “Waarom overkomt mij dit?” dan is dat om uw vele zonden, daarom zijn uw kleren afgerukt en wordt uw eer geschonden. Kan de Ethiopiër zijn huidskleur veranderen? Kan een luipaard zijn vlekken laten verdwijnen? Net zo min kunt u, die zo gewend bent kwaad te doen, beginnen goed te doen. Omdat u Mij uit uw gedachten hebt verbannen en hebt vertrouwd op valse goden, zal Ik u verspreiden als kaf, dat wordt weggeblazen door de woestijnwind. Dit is het lot dat u zichzelf op de hals hebt gehaald en dat Ik u heb toegewezen. Ik zal zorgen dat uw naaktheid en schande door iedereen gezien worden. Ik heb het allemaal gezien: uw overspel en uw begeren, uw ontrouw tegenover Mij en uw afschuwelijke afgoderij in de velden en op de heuvels. Pas op Jeruzalem! Hoelang duurt het nog voordat u weer rein wordt?’
Jeremia 13:1-27 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
De Heer zei tegen mij: "Ga een linnen gordel kopen en doe die om. Zorg dat hij niet nat wordt." Ik kocht een linnen gordel, zoals de Heer gezegd had, en deed hem om. Toen zei de Heer tegen mij: "Houd deze gordel om en ga naar de rivier de Eufraat. Verberg hem daar in een rotsspleet." Dus ging ik naar de Eufraat en deed wat de Heer me had gezegd. Na een hele tijd zei de Heer tegen mij: "Ga naar de Eufraat en haal de gordel op die je daar hebt verborgen." Ik ging naar de Eufraat en haalde de gordel uit de plaats waar ik hem had verborgen. Ik zag dat hij helemaal bedorven was. Hij was nergens meer voor te gebruiken. Toen zei de Heer tegen mij: "Dit zegt de Heer: Ik zal de trots van Juda en Jeruzalem net zo vernietigen als deze gordel. Dit volk is slecht, want het weigert naar Mij te luisteren. Ze doen wat ze zelf willen. Ze zijn andere goden gaan aanbidden. Dit volk is net zo bedorven als deze gordel. Want net zoals een gordel dicht om het middel van een man zit, zo had Ik het koninkrijk Israël en het koninkrijk Juda dicht naar Mij toe getrokken. Ze zouden mijn eigen volk zijn. Ik had trots op hen willen zijn. Ze hadden mijn sieraad moeten zijn. Maar dat is niet gebeurd, want ze hebben niet naar Mij willen luisteren." De Heer zegt: "Omdat ze niet naar Mij hebben willen luisteren, moet je tegen hen zeggen: 'Dit zegt de Heer, de God van Israël: Alle kruiken zullen met wijn worden volgegoten.' Ze zullen tegen je zeggen: 'Dat weten we toch wel, dat alle kruiken met wijn worden volgegoten?' Zeg dan tegen hen: 'Dit zegt de Heer: Let op, Ik zal alle bewoners van dit land volgieten met wijn. Alle mensen, de koningen uit de familie van David, de priesters, de profeten en de bewoners van Jeruzalem, zal Ik dronken voeren. Daarna zal Ik hen tegen elkaar slaan, zodat ze allemaal breken, jong en oud. Zonder medelijden, zonder genade. Niets zal Mij nog tegenhouden om hen helemaal te vernietigen.' " Jeremia zegt: "Luister! Spits je oren. Wees niet langer trots, want de Heer zal doen wat Hij heeft gezegd! Heb ontzag voor de Heer God, vóórdat Hij het om jullie heen donker laat worden. Vóórdat jullie in het donker zullen struikelen over de rotsen. Jullie hopen wel dat het licht zal worden, maar Hij zal het aardedonker maken. Het zal het duister van de dood zijn. Maar als jullie nog steeds niet willen luisteren, zal ik me wel verbergen. Ik zal in de eenzaamheid over jullie huilen. Mijn tranen zullen stromen omdat jullie zo trots zijn. Want door jullie trots zullen jullie, het volk van de Heer, gevangen uit dit land worden meegenomen. De Heer zei tegen mij: "Ga zeggen tegen de koning en de moeder van de koning: Kom van uw troon af en ga op een gewone stoel zitten. Want uw prachtige kroon is van uw hoofd gevallen. Uw eer is verdwenen. De poorten van de steden van het Zuiden zullen worden gesloten en niemand zal ze nog open doen. Iedereen uit Juda zal worden meegenomen. Iedereen. Kijk, de vijand komt er al aan vanuit het noorden. Waar is uw volk? De prachtige kudde waar u voor moest zorgen? Jeruzalem, wat zul je zeggen als één van de vele landen waarmee je allerlei verbonden sloot, nu opeens je heerser wordt? Het is je eigen schuld. Wat zul je een pijn lijden! Je zal je afvragen: 'Waarom overkomt mij dit?' Het antwoord is: omdat je je als een hoer hebt gedragen en niet trouw aan Mij gebleven bent. Daarom word je helemaal geplunderd en word je behandeld als een slavin. Kan een Ethiopiër de kleur van zijn huid veranderen? Kan een luipaard de vlekken op zijn vacht veranderen? Nee. En net zó kun jij niet veranderen. Jij kan geen goede dingen doen. Je hebt alleen maar geleerd om slechte dingen te doen. Daarom zal Ik je bewoners verstrooien als stof dat wordt weggeblazen door de woestijnwind. Dat is de straf die Ik je geef, zegt de Heer, omdat je Mij vergeten bent en liever op andere goden vertrouwt. Jeruzalem, Ik zal je jurk zó ver stukscheuren, dat je blote billen te zien zijn. Ik zal iedereen laten weten dat je ontrouw aan Mij bent. Je hebt je als een hoer gedragen. Want Ik heb al je godenbeelden en altaren op de heuvels wel gezien! Pas maar op, Jeruzalem! Hoelang zal het nog duren voordat je je weer fatsoenlijk gedraagt?"