Richteren 2:10-13
Richteren 2:10-13 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
En al datzelve geslacht ook tot zijn vaderen vergaderd was; zo stond er een ander geslacht na hen op, dat den HEERE niet kende, noch ook het werk, dat Hij aan Israël gedaan had. Toen deden de kinderen Israëls, dat kwaad was in de ogen des HEEREN, en zij dienden de Baäls. En zij verlieten den HEERE, hunner vaderen God, Die hen uit Egypteland had uitgevoerd, en volgden andere goden na, van de goden der volken, die rondom hen waren, en bogen zich voor die, en zij verwekten den HEERE tot toorn. Want zij verlieten den HEERE, en dienden den Baäl en Astharoth.
Richteren 2:10-13 Herziene Statenvertaling (HSV)
en ook heel die generatie met zijn vaderen verenigd was, stond er na hen een andere generatie op, die de HEERE niet kende, en evenmin de daden die Hij voor Israël verricht had. Toen deden de Israëlieten wat slecht was in de ogen van de HEERE en zij dienden de Baäls. Zij verlieten de HEERE, de God van hun vaderen, Die hen uit het land Egypte had geleid, en gingen achter andere goden aan, goden van de volken die rondom hen woonden. Zij bogen zich voor hen neer en verwekten de HEERE tot toorn. Want zij verlieten de HEERE en dienden de Baäl en de Astartes.
Richteren 2:10-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Nadat ook dat gehele geslacht tot zijn vaderen vergaderd was, kwam na hen een ander geslacht op, dat de HERE niet kende, noch het werk, dat Hij voor Israël gedaan had. Toen deden de Israëlieten wat kwaad is in de ogen des HEREN en gingen de Baäls dienen. Zij verlieten de HERE, de God hunner vaderen, die hen uit het land Egypte geleid had, liepen andere goden achterna uit de goden der volken rondom hen, bogen zich daarvoor neer en krenkten de HERE. Wanneer zij de HERE verlieten en de Baäl en de Astartes dienden
Richteren 2:10-13 Het Boek (HTB)
Maar na verloop van tijd waren die tijdgenoten ook gestorven en de volgende generatie kende de HERE niet, zij hadden de grote wonderen die Hij voor Israël had gedaan, niet meegemaakt. De Israëlieten begonnen dingen te doen die de HERE uitdrukkelijk had verboden en gingen afgoden vereren. Zij dachten niet meer aan de HERE, de God die hun voorouders hadden vereerd en aanbeden, de God die hen ook uit Egypte had geleid. Zij aanbaden de afgoden van de omringende volken en knielden er zelfs voor. Toen werd de HERE boos op Israël. Ze hadden immers Hém verlaten en Baäl en de afgodsbeelden van Astarte aanbeden!
Richteren 2:10-13 BasisBijbel (BB)
Ook alle mensen van zijn tijd stierven. De Israëlieten die nu in het land leefden, kenden de Heer niet zelf. Ze hadden niet zelf gezien wat de Heer voor Israël had gedaan. Ze begonnen te leven op een manier die de Heer niet goed vindt: ze gingen andere goden aanbidden. Ze verlieten de God van hun voorvaders die hen uit Egypte had bevrijd. Ze gingen de goden van de volken om hen heen aanbidden. Zo maakten ze de Heer kwaad. Want ze aanbaden Baäl en Astarot in plaats van de Heer.