Jesaja 9:9-17
Jesaja 9:9-17 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
De tichelstenen zijn gevallen, maar met uitgehouwen stenen zullen wij wederom bouwen; de wilde vijgebomen zijn afgehouwen, maar wij zullen ze in cederen veranderen; Want de HEERE zal Rezins tegenpartijders tegen hem verheffen, en Hij zal zijn vijanden samen vermengen: De Syriërs van voren, en de Filistijnen van achteren, dat zij Israël opeten met vollen mond. Om dit alles keert Zijn toorn zich niet af, maar Zijn hand is nog uitgestrekt. Want dit volk keert zich niet tot Dien, Die het slaat, en den HEERE der heirscharen zoeken zij niet. Daarom zal de HEERE afhouwen uit Israël den kop en den staart, den tak en de bieze, op één dag. (De oude en aanzienlijke, die is de kop; maar de profeet, die valsheid leert, die is de staart.) Want de leiders dezes volks zijn verleiders, en die van hen geleid worden, worden ingeslokt. Daarom zal zich de Heere niet verblijden over hun jongelingen, en hunner wezen en hunner weduwen zal Hij zich niet ontfermen, want zij zijn allen te zamen huichelaars en boosdoeners, en alle mond spreekt dwaasheid. Om dit alles keert Zijn toorn zich niet af, maar Zijn hand is nog uitgestrekt. Want de goddeloosheid brandt als vuur, doornen en distelen zal zij verteren, en zal aansteken de verwarde struiken des wouds, die zich verheven hebben als de verheffing des rooks.
Jesaja 9:9-17 Herziene Statenvertaling (HSV)
Bakstenen muren zijn gevallen, maar wij zullen ze weer opbouwen met gehouwen stenen. Wilde vijgenbomen zijn geveld, wij zullen er ceders voor in de plaats zetten. Want de HEERE zal de tegenstanders van Rezin tegen hem opzetten en Hij zal zijn vijanden ophitsen: de Syriërs vanuit het oosten en de Filistijnen vanuit het westen, zodat zij Israël verslinden met heel hun mond. Bij dit alles keert Zijn toorn zich niet af; nog is Zijn hand tegen hen uitgestrekt. Want het volk bekeert zich niet tot Hem Die het slaat, en de HEERE van de legermachten zoeken zij niet. Daarom zal de HEERE van Israël kop en staart, palmtak en riet, op één dag afsnijden. De oudste en aanzienlijke: zij zijn de kop, en de leugen onderwijzende profeet: hij is de staart. Want de leiders van dit volk zijn misleiders: wie door hen worden geleid, worden in verwarring gebracht. Daarom zal de Heere Zich niet verblijden over hun jongemannen, en zal Hij Zich niet ontfermen over hun wezen en hun weduwen, want zij zijn allen huichelaars en kwaaddoeners en elke mond spreekt dwaasheid. Bij dit alles keert Zijn toorn zich niet af; nog is Zijn hand tegen hen uitgestrekt. Want de goddeloosheid brandt als vuur, verteert dorens en distels, steekt het struikgewas in het woud aan, en ze gaan op in een wolk van rook.
Jesaja 9:9-17 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Tichelstenen zijn gevallen, maar met gehouwen stenen herbouwen wij; wilde vijgebomen zijn geveld, maar ceders zetten wij daarvoor in de plaats. Doch de HERE verhief Resins tegenstanders tegen hen en Hij hitste hun vijanden op: Aram in het oosten en de Filistijnen in het westen, zodat zij Israël gulzig verslonden. Ondanks dit alles keert zijn toorn zich niet af en blijft zijn hand uitgestrekt. Doch het volk heeft zich niet bekeerd tot Hem die het sloeg, en het heeft de HERE der heerscharen niet gezocht. Toen sneed de HERE op één dag van Israël kop en staart, palmtak en riet af. De oude en aanzienlijke, die is de kop, en de profeet die leugen onderwijst, die is de staart. De leiders van dit volk waren verleiders en wie zich leiden lieten, werden op een doolweg gebracht. Daarom verheugt de HERE Zich niet over de jonge mannen en ontfermt Hij Zich niet over de wezen en weduwen, want elkeen is een godvergetene en een booswicht en elke mond spreekt dwaasheid. Ondanks dit alles keert zijn toorn zich niet af en blijft zijn hand uitgestrekt. Want goddeloosheid brandt als een vuur, dat dorens en distels verteert en de dichte takken van het woud aansteekt, zodat zij in rookwolken opgaan.
Jesaja 9:7-17 Het Boek (HTB)
De Here heeft gesproken tot het trotse Israël, dat zegt dat het zijn land beter en mooier dan tevoren zal herbouwen, ook al is het nu een puinhoop. De wilde vijgenbomen zijn omgehakt, maar die zullen worden vervangen door ceders! De HERE antwoordt op uw grootspraak door uw vijanden tegen u in het veld te brengen. De Syriërs vanuit het oosten en de Filistijnen vanuit het westen. Zij zullen Israël gulzig verslinden. En zelfs dan zal de toorn van de HERE tegen u nog niet zijn bekoeld. Zijn hand blijft dreigend opgeheven. Want na al deze straffen zult u zich niet bekeren en u niet naar Hem, de HERE van de hemelse legers, toekeren. Daarom zal de HERE in één dag Israël ontdoen van kop en staart, de leiders en de valse profeten. Want de leiders hebben het volk langs dwaalwegen steeds verder naar de ondergang gevoerd. Daarom beleeft de HERE geen genoegen aan hun jonge mannen en heeft Hij zelfs geen medelijden met de weduwen en de wezen. Want zij zijn huichelaars en uit hun monden komt alleen dwaasheid. Daarom is zijn toorn nog niet bekoeld en heeft Hij zijn hand nog dreigend opgeheven. Hij zal al deze verdorvenheid, deze dorens en distels, verbranden. De vlammen zullen ook de bossen in de as leggen en alles zal in rook opgaan.
Jesaja 9:9-17 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
"Muren van gebakken stenen zijn ingestort, maar we zullen ze herbouwen van uitgehakte stenen. De wilde vijgenbomen zijn omgehakt, maar we zullen er cederbomen voor in de plaats zetten." Maar de Heer zal vijanden van koning Rezin van Aram ophitsen tegen Israël. Hij zal Israëls vijanden verzamelen. Van de ene kant valt Aram aan, van de andere kant komen de Filistijnen en samen slokken ze Israël op. Maar nog steeds is de Heer woedend en zijn straf houdt nog niet op. Want het volk gaat nog steeds niet terug naar de Heer die hen strafte. Nog steeds gaan ze niet naar de Heer van de hemelse legers om hulp. Daarom zal de Heer op één dag van Israël de kop en de staart afsnijden, de palmtak en de rietstengel. De leiders zijn de kop en de palmtak, en de leugen-profeten zijn de staart en de rietstengel. De leiders van dit volk zijn slechte leiders: ze leiden dit volk expres de verkeerde kant op. Daardoor loopt het slecht met het volk af. Daarom zal de Heer niet langer blij zijn over de jonge mannen. Hij zal niet langer medelijden hebben met de weeskinderen en de weduwen. Want iedereen is slecht. Niemand trekt zich nog iets van God aan. Alles wat de mensen zeggen, is dwaas. Daarom is de Heer nog steeds woedend en houdt zijn straf nog niet op. Want het kwaad verspreidt zich als een vuur. Het zal dorens en distels verbranden. Daarna zal het vuur de struiken en bomen van het bos in brand zetten. Een dikke rookwolk stijgt op.