Ezechiël 48:1-35

Ezechiël 48:1-35 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

Dit nu zijn de namen der stammen. Van het einde noordwaarts, aan de zijde des wegs van Hethlon, waar men komt te Hamath, Hazar-Enon, de landpale van Damaskus, noordwaarts aan de zijde van Hamath (ook zal hij den ooster- en westerhoek hebben), zal Dan één snoer hebben. En aan de landpale van Dan, van den oosterhoek tot den westerhoek toe, Aser één. En aan de landpale van Aser, van den oosterhoek af tot den westerhoek toe, Nafthali één. En aan de landpale van Nafthali, van den oosterhoek tot den westerhoek toe, Manasse één. En aan de landpale van Manasse, van den oosterhoek tot den westerhoek toe, Efraïm één. En aan de landpale van Efraïm, van den oosterhoek tot den westerhoek toe, Ruben één. En aan de landpale van Ruben, van den oosterhoek tot den westerhoek toe, Juda één. Aan de landpale nu van Juda, van den oosterhoek tot den westerhoek toe, zal het hefoffer zijn, dat gijlieden zult offeren, vijf en twintig duizend meetrieten in breedte, en de lengte, als van een der andere delen, van den oosterhoek tot den westerhoek toe; en het heiligdom zal in het midden deszelven zijn. Het hefoffer, dat gijlieden den HEERE zult offeren, zal wezen de lengte van vijf en twintig duizend, en de breedte van tien duizend. En daarin zal het heilig hefoffer zijn voor de priesteren, noordwaarts de lengte van vijf en twintig duizend, en westwaarts de breedte van tien duizend, en oostwaarts de breedte van tien duizend, en zuidwaarts de lengte van vijf en twintig duizend; en het heiligdom des HEEREN zal in het midden deszelven zijn. Het zal zijn voor de priesteren, die geheiligd zijn uit de kinderen van Zadok, die Mijn wacht hebben waargenomen; die niet gedwaald hebben, als de kinderen Israëls dwaalden; gelijk als de andere Levieten gedwaald hebben. En het geofferde van het hefoffer des lands zal hunlieden een heiligheid der heiligheden zijn, aan de landpale der Levieten. Voorts zullen de Levieten tegenover de landpale der priesteren hebben de lengte van vijf en twintig duizend, en de breedte van tien duizend; de ganse lengte zal zijn vijf en twintig duizend, en de breedte tien duizend. En zij zullen daarvan niet verkopen, noch de eerstelingen des lands verwisselen, noch overdragen; want het is een heiligheid den HEERE. Maar de vijf duizend, dat is hetgeen overgelaten is in de breedte, voor aan de vijf en twintig duizend, dat zal onheilig zijn, voor de stad, tot bewoning en tot voorsteden; en de stad zal in het midden daarvan zijn. En dit zullen haar maten zijn: de noorderhoek, vier duizend en vijfhonderd meetrieten; en de zuiderhoek vier duizend en vijfhonderd en van den oosterhoek vier duizend en vijfhonderd; en de westerhoek vier duizend en vijfhonderd. De voorsteden nu der stad zullen zijn, noordwaarts tweehonderd en vijftig, en zuidwaarts tweehonderd en vijftig, en oostwaarts tweehonderd en vijftig, en westwaarts tweehonderd en vijftig. En het overgelatene in de lengte, tegenover het heilig hefoffer, zal zijn tien duizend oostwaarts, en tien duizend westwaarts; en het zal tegenover het heilig hefoffer zijn; en de inkomst daarvan zal wezen tot onderhoud voor degenen, die de stad dienen. En die de stad dienen, zullen haar dienen uit alle stammen Israëls. Het ganse hefoffer zal zijn van vijf en twintig duizend meetrieten, met vijf en twintig duizend; vierkant zult gijlieden het heilig hefoffer offeren, met de bezitting der stad. En het overgelatene zal voor den vorst zijn, van deze en van gene zijde des heiligen hefoffers, en van de bezitting der stad, voor aan de vijf en twintig duizend meetrieten des hefoffers, tot aan de ooster- en westerlandpale, voor aan de vijf en twintig duizend aan de westerlandpale, tegenover de andere delen, dat zal voor den vorst zijn; en het heilig hefoffer, en het heiligdom des huizes, zal in het midden daarvan zijn. Van de bezitting nu der Levieten, en van de bezitting der stad af, zijnde in het midden van hetgeen des vorsten zal zijn; wat tussen de landpale van Juda, en tussen de landpale van Benjamin is, zal des vorsten zijn. Aangaande voorts het overige der stammen; van den oosterhoek tot den westerhoek toe, Benjamin één snoer. En aan de landpale van Benjamin, van den oosterhoek tot den westerhoek toe, Simeon één. En aan de landpale van Simeon, van den oosterhoek tot de westerhoek toe, Issaschar één. En aan de landpale van Issaschar, van den oosterhoek tot aan den westerhoek toe, Zebulon één. En aan de landpale van Zebulon, van den oosterhoek tot den westerhoek toe, Gad één. Aan de landpale nu van Gad, aan den zuiderhoek zuidwaarts, daar zal de landpale zijn van Thamar af, naar het twistwater van Kades, voorts naar de beek henen, tot aan de grote zee. Dit is het land, dat gijlieden zult doen vallen in erfenis, voor de stammen Israëls, en dit zullen hun delen zijn, spreekt de Heere HEERE. Voorts zullen dit de uitgangen der stad zijn: van den noorderhoek, vier duizend en vijfhonderd maten. En de poorten der stad zullen zijn naar de namen der stammen Israëls; drie poorten noordwaarts; een poort van Ruben, een poort van Juda, een poort van Levi. En aan den oosterhoek, vier duizend en vijfhonderd maten, en drie poorten: namelijk, een poort van Jozef, een poort van Benjamin, een poort van Dan. De zuiderhoek ook vier duizend en vijfhonderd maten, en drie poorten: een poort van Simeon, een poort van Issaschar, een poort van Zebulon. De westerhoek, vier duizend en vijfhonderd; derzelver poorten drie: een poort van Gad, een poort van Aser, een poort van Nafthali. Rondom achttien duizend; en de naam der stad zal van dien dag af zijn: DE HEERE IS ALDAAR.

Ezechiël 48:1-35 Herziene Statenvertaling (HSV)

Dit zijn de namen van de stammen: Van het uiterste noorden, langs de weg van Hethlon, Lebo-Hamath en Hazar-Enon, de grens van Damascus, naar het noorden langs Hamath, dat zal Dan van de oostzijde tot de westzijde toebehoren: Dan één gebied. En grenzend aan het gebied van Dan, van de oostzijde tot de westzijde: Aser één gebied. En grenzend aan het gebied van Aser, van de oostzijde tot de westzijde: Naftali één gebied. En grenzend aan het gebied van Naftali, van de oostzijde tot de westzijde: Manasse één gebied. En grenzend aan het gebied van Manasse, van de oostzijde tot de westzijde: Efraïm één gebied. En grenzend aan het gebied van Efraïm, van de oostzijde tot de westzijde: Ruben één gebied. En grenzend aan het gebied van Ruben, van de oostzijde tot de westzijde: Juda één gebied. En grenzend aan het gebied van Juda, van de oostzijde tot de westzijde, moet het hefoffer liggen dat u moet brengen: vijfentwintigduizend el breed en even lang als een van de andere delen, van de oostzijde tot de westzijde. Het heiligdom moet in het midden ervan liggen. Het hefoffer dat u de HEERE moet brengen, moet vijfentwintigduizend el lang en tienduizend breed zijn. Voor de volgende personen is het heilige hefoffer bestemd: Voor de priesters: naar het noorden een lengte van vijfentwintigduizend el, naar het westen een breedte van tienduizend el, naar het oosten een breedte van tienduizend el en naar het zuiden een lengte van vijfentwintigduizend el. En het heiligdom van de HEERE moet in het midden ervan liggen. Het zal bestemd zijn voor de priesters die geheiligd zijn uit de zonen van Zadok, die hun taak ten behoeve van Mij vervuld hebben, die niet afgedwaald zijn toen de Israëlieten afdwaalden, zoals de andere Levieten afgedwaald zijn. De heffing van het hefoffer van het land zal voor hen allerheiligst zijn, tegen het gebied van de Levieten aan. De Levieten zullen, evenwijdig aan het gebied van de priesters, een lengte van vijfentwintigduizend el en een breedte van tienduizend el krijgen. De totale lengte zal vijfentwintigduizend el zijn en de breedte tienduizend el. Zij mogen er niets van verkopen, niets omruilen en het beste deel van het land mogen zij niet aan anderen overdragen, want het is heilig voor de HEERE. Maar de vijfduizend el die in de breedte overblijft tegenover de vijfentwintigduizend, dat zal niet-heilig gebied zijn, bestemd voor de stad, om erin te wonen en als weidegrond. En de stad moet in het midden ervan liggen. Dit zijn de afmetingen ervan: aan de noordzijde vijfenveertighonderd el, aan de zuidzijde vijfenveertighonderd, aan de oostzijde vijfenveertighonderd en aan de westzijde vijfenveertighonderd. En de stad zal weidegrond hebben van tweehonderdvijftig el naar het noorden, van tweehonderdvijftig naar het zuiden, van tweehonderdvijftig naar het oosten en van tweehonderdvijftig naar het westen. Wat overblijft in de lengte, evenwijdig aan het heilige hefoffer, zal tienduizend el naar het oosten en tienduizend naar het westen zijn. Het zal evenwijdig aan het heilige hefoffer zijn. De opbrengst ervan zal bestemd zijn als voedsel voor hen die de stad dienen. Wat hen betreft die de stad dienen: zij mogen die uit alle stammen van Israël dienen. Heel het hefoffer zal vijfentwintigduizend bij vijfentwintigduizend el zijn, een vierkant. U moet het heilige hefoffer brengen met inbegrip van het bezit van de stad. Wat dan overblijft, zal voor de vorst zijn: het gebied aan deze kant en aan de andere kant van het heilige hefoffer en van het bezit van de stad, langs de vijfentwintig duizend el van het hefoffer tot de oostgrens, en naar het westen langs de vijfentwintigduizend naar de westgrens, evenwijdig aan de andere delen, zal voor de vorst zijn. Het heilig hefoffer en het tempelheiligdom zullen in het midden ervan zijn. Afgezien van het bezit van de Levieten en het bezit van de stad, dat ligt te midden van dat wat van de vorst is, zal het gebied tussen de grens van Juda en de grens van Benjamin voor de vorst zijn. Vervolgens de overige stammen, van de oostzijde tot de westzijde: Benjamin één gebied. En grenzend aan het gebied van Benjamin, van de oostzijde tot de westzijde: Simeon één gebied. En grenzend aan het gebied van Simeon, van de oostzijde tot de westzijde: Issaschar één gebied. En grenzend aan het gebied van Issaschar, van de oostzijde tot de westzijde: Zebulon één gebied. En grenzend aan het gebied van Zebulon, van de oostzijde tot de westzijde: Gad één gebied. En grenzend aan het gebied van Gad, aan de zuidzijde naar het zuiden, ligt dan het gebied van Tamar, naar het water van Meribath-Kades, langs het beekdal tot aan de Grote Zee. Dit is het land dat u de stammen van Israël als erfelijk bezit moet doen toevallen, en dit zal het land zijn dat hun toebedeeld is, spreekt de Heere HEERE. Dit zijn de uitgangen van de stad: aan de noordzijde is de maat vijfenveertighonderd el. De poorten van de stad zullen overeenkomstig de namen zijn van de stammen van Israël: drie poorten naar het noorden: één de Rubenpoort, één de Judapoort en één de Levipoort. En aan de oostzijde is de maat vijfenveertighonderd el, met drie poorten: namelijk één de Jozefpoort, één de Benjaminpoort en één de Danpoort. De zuidzijde: de maat is vijfenveertighonderd el, met drie poorten: één de Simeonpoort, één de Issascharpoort en één de Zebulonpoort. De westzijde: vijfenveertighonderd el, met drie bijbehorende poorten: één de Gadpoort, één de Aserpoort en één de Naftalipoort. Achttienduizend el rondom. En de naam van de stad zal vanaf die dag zijn: DE .

Ezechiël 48:1-35 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

Dit nu zijn de namen der stammen. Van het noordelijke einde, langs de weg van Chetlon, totdat men komt te Hamat en Chasar-Enon, terwijl het gebied van Damascus noordwaarts ligt, ter zijde van Hamat, van de oostzijde tot de zee: Dan één deel; naast het gebied van Dan van de oostzijde tot de westzijde: Aser één deel; naast het gebied van Aser van de oostzijde tot de westzijde: Naftali één deel; naast het gebied van Naftali van de oostzijde tot de westzijde: Manasse één deel; naast het gebied van Manasse van de oostzijde tot de westzijde: Efraïm één deel; naast het gebied van Efraïm van de oostzijde tot de westzijde: Ruben één deel; naast het gebied van Ruben van de oostzijde tot de westzijde: Juda één deel; en naast het gebied van Juda, van de oostzijde tot de westzijde, moet de heffing liggen, die gij zult geven: vijfentwintigduizend (el) breed en de lengte als een der delen van de oostzijde tot de westzijde, en het heiligdom zal in het midden daarvan zijn. De heffing welke gij de HERE geven zult, zal vijfentwintigduizend (el) lang en tienduizend (el) breed zijn. En voor de volgenden zal de heilige heffing zijn; voor de priesters: noordwaarts vijfentwintigduizend (el) en westwaarts een breedte van tienduizend (el); oostwaarts is de breedte tienduizend (el) en zuidwaarts is de lengte vijfentwintigduizend (el); en het heiligdom des HEREN zal in het midden ervan liggen. Het geheiligde deel zal zijn voor de priesters, uit de zonen van Sadok, die mijn dienst in acht genomen hebben, die niet afgedwaald zijn, toen de Israëlieten afdwaalden, zoals de Levieten afgedwaald zijn; voor hen zal het een heffing zijn uit de heffing van het land, een allerheiligst gebied naast dat der Levieten. De Levieten krijgen, evenwijdig aan het gebied der priesters, een lengte van vijfentwintigduizend (el) en een breedte van tienduizend (el). De gehele lengte is vijfentwintigduizend (el) en de breedte tienduizend (el); zij mogen daarvan niets verkopen noch verruilen; zij mogen het beste deel van het land niet aan anderen overdragen, want het is de HERE heilig. Doch vijfduizend (el), het overschot in de breedte langs de vijfentwintigduizend, dat is niet heilig, maar bestemd voor de stad, tot woonplaats en tot open veld, en de stad zal in het midden daarvan liggen. Dit zullen haar afmetingen zijn: de noordzijde vierduizend vijfhonderd (el), de zuidzijde vierduizend vijfhonderd, de oostzijde vierduizend vijfhonderd en de westzijde vierduizend vijfhonderd; en de stad zal een open veld hebben: noordwaarts tweehonderd vijftig (el), zuidwaarts tweehonderd vijftig, oostwaarts tweehonderd vijftig en westwaarts tweehonderd vijftig. Het overschot in de lengte evenwijdig aan de heilige heffing: tienduizend (el) oostwaarts en tienduizend westwaarts; dat zal evenwijdig zijn aan de heilige heffing, en de opbrengst daarvan zal zijn tot onderhoud van hen die in de stad arbeiden. Zij die in de stad arbeiden uit alle stammen Israëls, zullen dit bewerken. De gehele heffing zal vijfentwintigduizend bij vijfentwintigduizend (el) zijn; als een vierkant moet gij de heilige heffing bepalen met inbegrip van het bezit der stad. Het overige echter is voor de vorst: het gebied aan weerszijden van de heilige heffing en het bezit der stad, langs de vijfentwintigduizend (el) van de heffing tot aan de oostgrens, en westwaarts langs de vijfentwintigduizend (el) tot aan de westgrens, evenwijdig aan de stamgebieden, zal voor de vorst zijn. En de heilige heffing en het heiligdom van het huis zullen in het midden daarvan zijn. Uitgezonderd het bezit der Levieten en het bezit der stad, die liggen tussen wat van de vorst is, zal wat tussen de grens van Juda en die van Benjamin ligt, voor de vorst zijn. Wat nu de overige stammen betreft, van de oostzijde tot de westzijde: Benjamin één deel; naast het gebied van Benjamin, van de oostzijde tot de westzijde: Simeon één deel; naast het gebied van Simeon, van de oostzijde tot de westzijde: Issakar één deel; naast het gebied van Issakar, van de oostzijde tot de westzijde: Zebulon één deel; naast het gebied van Zebulon, van de oostzijde tot de westzijde: Gad één deel; en naast het gebied van Gad aan de zuidzijde, naar het zuiden toe, loopt de grens van Tamar over het water van Meribat-Kades, langs de beek tot de grote zee. Dit is het land, dat gij ten erfdeel moet verloten onder de stammen Israëls, en dit zijn hun delen, luidt het woord van de Here HERE. En dit zijn de uitgangen der stad: aan de noordzijde, die vierduizend vijfhonderd (el) lang is, – de poorten der stad dragen de namen der stammen Israëls – drie poorten op het noorden: een Rubenpoort, een Judapoort en een Levipoort; aan de oostzijde, die vierduizend vijfhonderd (el) lang is, ook drie poorten: een Jozefpoort, een Benjaminpoort en een Danpoort; aan de zuidzijde, die vierduizend vijfhonderd (el) lang is, ook drie poorten: een Simeonpoort, een Issakarpoort en een Zebulonpoort; en aan de westzijde, die vierduizend vijfhonderd (el) lang is, eveneens drie poorten: een Gadpoort, een Aserpoort en een Naftalipoort. De omtrek is achttienduizend (el) en de naam der stad zal voortaan zijn: de HERE is aldaar.

Ezechiël 48:1-35 Het Boek (HTB)

‘ “Hier volgen de stammen en het gebied dat elke stam moet krijgen. Voor Dan: vanaf de noordwestelijke grens bij de Middellandse Zee tot aan Hethlon en Labweh en vandaar tot Hazar-Enon op de grens, tussen Damascus in het zuiden en Hamath in het noorden. Dit zijn de oostelijke en westelijke grenzen. Asers gebied ligt ten zuiden van dat van Dan en heeft dezelfde oostelijke en westelijke grenzen. Naftaliʼs gebied ligt weer ten zuiden van dat van Aser, met dezelfde grenzen in het oosten en het westen. Dan volgt Manasse, ten zuiden van Naftali, met ook weer dezelfde grenzen in het oosten en het westen. Hierna volgen, in zuidelijke richting, de gebieden van Efraïm, Ruben en Juda, die allen dezelfde west- en oostgrenzen hebben. Ten zuiden van Juda is het land dat u de HERE moet geven en dat bestemd is voor de tempel. Het heeft dezelfde oost- en westgrenzen als de stamgebieden en de tempel ligt midden in het gebied. Het tempelgebied zal 11,25 kilometer lang en 9 kilometer breed zijn. Een strook land van 11,25 kilometer lang en 4,5 kilometer breed, van noord naar zuid, omringt de tempel. Dat is bestemd voor de heilige priesters: dat zijn de nakomelingen van Zadok die Mij gehoorzaamden en niet zondigden toen de Israëlieten en de rest van de Levieten dat wel deden. Dat is hun speciale aandeel wanneer het land wordt opgedeeld, een bijzonder heilig stuk land. Naast dit gebied ligt dat waar de andere Levieten kunnen wonen. Dat zal dezelfde afmeting hebben als het eerste. Samen zijn zij 11,25 kilometer lang en 9 kilometer breed. Geen enkel deel van dit uitzonderlijke land mag ooit worden verkocht, verhandeld of door anderen worden gebruikt, want het is eigendom van de HERE: het is heilig. De strook land van 11,25 kilometer lang en 2,25 kilometer breed ten zuiden van het tempelgebied is voor algemeen gebruik en bedoeld voor huizen, weiden en parken met een stad in het midden. De stad zelf moet ruim twee kilometer lang en breed worden. Rond de stad zal een strook grond van 112,5 meter zich in alle richtingen uitstrekken. Dit kan worden gebruikt als weidegrond. Buiten de stad, langs het heilige gebied, zal zich over een lengte van 4,5 kilometer een gebied uitstrekken dat als tuin kan worden gebruikt, bestemd voor algemeen gebruik. Het moet bewerkt worden door mensen die in de stad werken, ongeacht uit welk deel van Israël ze komen. Het hele gebied, inclusief de heilige gebieden en de stadsgrond, is 11,25 kilometer in het vierkant. Het land aan weerszijden van dit gebied, zich uitstrekkend tot aan de westelijke en oostelijke grenzen van Israël, zal voor de koning zijn. Deze grond, gelegen tussen de stamgebieden van Juda en Benjamin, is 11,25 kilometer in het vierkant, aan weerszijden van het gebied van de tempel en de stad. De gebieden die aan de rest van de stammen moeten worden uitgegeven, zijn als volgt: Benjamins gebied strekt zich uit over de hele breedte van Israël. Ten zuiden daarvan ligt het gebied van Simeon, in het westen en oosten eveneens grenzend aan de landsgrenzen. Daarna komt Issachar, met weer diezelfde grenzen. Dan volgt Zebulon met een gebied dat eveneens over de hele breedte van het land ligt. Ten slotte komt dan het gebied van Gad, dat dezelfde grenzen in het westen en het oosten heeft, maar waarvan de zuidgrens van Tamar, via de bronnen bij Meribath-Kades en langs de loop van de beek van Egypte naar de Middellandse Zee loopt. Dit zijn de erfenissen die onder de stammen moeten worden verdeeld,” aldus de Oppermachtige HERE. “Elke stadspoort zal een naam dragen die herinnert aan een van de stammen van Israël. Aan de noordkant, met een ruim twee kilometer lange muur, zullen drie poorten zijn, genoemd naar Ruben, Juda en Levi. Aan de oostkant, met een eveneens ruim twee kilometer lange muur, zullen de poorten worden genoemd naar Jozef, Benjamin en Dan. De zuidelijke muur, met dezelfde lengte, zal poorten met de namen Simeon, Issachar en Zebulon hebben. De poorten in de ruim twee kilometer lange westelijke muur zullen worden genoemd naar Gad, Aser en Naftali. De totale omtrek van de stad bedraagt 8,1 kilometer. En deze stad, de woonplaats van God, zal De HERE is daar heten.” ’

Ezechiël 48:1-35 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)

De Heer zei: "Zó moet het land verdeeld worden. De grenzen van het land lopen in het noorden langs de weg van Hetlon tot aan Hazar-Enon, met Damaskus en Hamat aan het noorden daarvan. In dat gebied krijgt de stam van Dan een stuk grond dat vanaf de oostgrens tot aan de zee komt. De stam van Dan krijgt één deel. Langs het gebied van de stam van Dan, van het oosten tot het westen, krijgt de stam van Aser één deel. Langs het gebied van de stam van Aser, van het oosten tot het westen, krijgt de stam van Naftali één deel. Langs het gebied van de stam van Naftali, van het oosten tot het westen, krijgt de stam van Manasse één deel. Langs het gebied van de stam van Manasse, van het oosten tot het westen, krijgt de stam van Efraïm één deel. Langs het gebied van de stam van Efraïm, van het oosten tot het westen, krijgt de stam van Ruben één deel. Langs het gebied van de stam van Ruben, van het oosten tot het westen, krijgt de stam van Juda één deel. Langs het gebied van de stam van Juda begint het deel dat voor Mij is. Het moet 25.000 el breed zijn en van oost tot west moet het net zo lang zijn als de delen die de stammen krijgen. Het heiligdom zal in het midden liggen. Het eerste deel daarvan is 25.000 el (13,25 km) lang en 10.000 el (5,3 km) breed. In dat noordelijke deel zullen de priesters wonen. Daarlangs ligt het heiligste deel. Dat gebied zal aan de noordkant 25.000 el (13,25 km) lang zijn, aan de oostkant 10.000 el breed, aan de zuidkant 25.000 el (13,25 km) lang en aan de westkant 10.000 el (5,3 km) breed. De tempel van de Heer zal in het midden van dat gebied liggen. In dit gebied zullen de priesters uit de familie van Zadok wonen. Want zij hebben Mij altijd trouw gediend. Ze hebben niet met de andere Levieten meegedaan toen de Israëlieten ontrouw aan Mij werden. Zij zullen binnen het gebied dat van Mij is, een eigen gebied hebben. Het zal apart liggen van het gebied van de andere Levieten. Het is allerheiligst. De andere Levieten mogen wonen in een gebied dat ten noorden van het gebied van de priesters ligt. Hun gebied zal 25.000 el (13,25 km) lang zijn en 10.000 el (5,3 km) breed. Dus de hele lengte zal 25.000 el zijn en de hele breedte zal 10.000 el zijn. Ze mogen daarvan niets verkopen of met iemand anders ruilen. Ze mogen ook niets van de oogst van dat gebied verkopen of weggeven, want het is van Mij. De 5000 el (2,65 km) die in de breedte overblijft langs de grens van 25.000 el (13,25 km), is niet voor Mij. Het is voor gewoon gebruik. Er moet een stad gebouwd worden, met een open ruimte er omheen voor akkers en weiden. De stad moet in het midden van de open ruimte liggen. Dit zijn de maten van de stad: de noordkant, zuidkant, oostkant en westkant van de stad moeten allemaal 4500 el (2,4 km) zijn. Rond de stad moet aan alle kanten een open ruimte zijn van 250 el (132,5 m) voor akkers en weiden. Aan de oostkant en de westkant daarvan blijft dan 10.000 el (5,3 km) over langs het gebied waar de priesters uit de familie van Zadok wonen. Die grond is voor velden en akkers voor de mensen die in de stad wonen en werken. De mensen die in de stad werken, zullen komen uit alle stammen van Israël. Het hele gebied dat voor Mij is, zal een vierkant zijn van 25.000 el (13,25 km) breed en 25.000 el lang. En de stad ligt in dat gebied. De delen die daarnaast dan nog over zijn, zijn voor de koning. Zijn gebied is zo breed als het gebied dat voor Mij is, en loopt aan de oostkant vanaf die grond tot aan de oostgrens, en aan de westkant vanaf die grond tot aan de zee. Het gebied dat voor Mij is en de tempel liggen in het midden van dat gebied. Het gebied van de Levieten en het gebied van de stad liggen dus midden in het gebied van de koning. Alles wat overblijft tussen het gebied van de stam van Juda en het gebied van de stam van Benjamin, zal voor de koning zijn. De rest van de stammen krijgt de volgende gebieden: Langs het gebied dat van Mij is, van het oosten tot het westen, krijgt de stam van Benjamin één deel. Langs het gebied van de stam van Benjamin, van het oosten tot het westen, krijgt de stam van Simeon één deel. Langs het gebied van de stam van Simeon, van het oosten tot het westen, krijgt de stam van Issaschar één deel. Langs het gebied van de stam van Issaschar, van het oosten tot het westen, krijgt de stam van Zebulon één deel. Langs het gebied van de stam van Zebulon, van het oosten tot het westen, krijgt de stam van Gad één deel. Langs het gebied van de stam van Gad loopt de zuidgrens vanaf Tamar naar het water van Meriba bij Kades, langs de Beek van Egypte tot aan de Grote Zee. Dit is het land dat jullie moeten verloten onder de stammen van Israël, en zo moet de grond verdeeld worden, zegt de Heer." + De Heer zei: "De poorten van de stad zullen genoemd worden naar de stammen van Israël. Aan de noordkant, die 4500 el (2,4 km) lang is, komen drie poorten: de Rubenpoort, de Judapoort en de Levipoort. Aan de oostkant, die 4500 el lang is, komen drie poorten: de Jozefpoort, de Benjaminpoort en de Danpoort. Aan de zuidkant, die 4500 el lang is, komen drie poorten: de Simeonpoort, de Issascharpoort en de Zebulonpoort. Aan de westkant, die 4500 el lang is, komen drie poorten: de Gadpoort, de Aserpoort en de Naftalipoort. De omtrek van de stad is 18.000 el (9,5 km) en de naam van de stad zal zijn: 'De Heer is hier' (Jahweh Shammah)."