1 Koningen 17:9-24
1 Koningen 17:9-24 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Maak u op, ga heen naar Zarfath, dat bij Sidon is, en woon aldaar; zie, Ik heb daar een weduwvrouw geboden, dat zij u onderhoude. Toen maakte hij zich op, en ging naar Zarfath. Als hij nu aan de poort der stad kwam, ziet, zo was daar een weduwvrouw, hout lezende; en hij riep tot haar, en zeide: Haal mij toch een weinig waters in dit vat, dat ik drinke. Toen zij nu heenging om te halen, zo riep hij tot haar, en zeide: Haal mij toch ook een bete broods in uw hand. Maar zij zeide: Zo waarachtig als de HEERE, uw God, leeft, indien ik een koek heb, dan alleen een hand vol meels in de kruik, en een weinig olie in de fles! En zie ik heb een paar houten gelezen, en ik ga heen, en zal het voor mij en voor mijn zoon bereiden, dat wij het eten, en sterven. En Elia zeide tot haar: Vrees niet, ga heen, doe naar uw woord; maar maak mij vooreerst een kleinen koek daarvan, en breng mij dien hier uit; doch voor u en uw zoon zult gij daarna wat maken. Want zo zegt de HEERE, de God Israëls: Het meel van de kruik zal niet verteerd worden, en de olie der fles zal niet ontbreken, tot op den dag, dat de HEERE regen op den aardbodem geven zal. En zij ging heen, en deed naar het woord van Elia; zo at zij, en hij, en haar huis, vele dagen. Het meel van de kruik werd niet verteerd, en de olie van de fles ontbrak niet, naar het woord des HEEREN, dat Hij gesproken had door den dienst van Elia. En het geschiedde na deze dingen, dat de zoon dezer vrouw, der waardin van het huis, krank werd; en zijn krankheid werd zeer sterk, totdat geen adem in hem overgebleven was. En zij zeide tot Elia: Wat heb ik met u te doen, gij man Gods? Zijt gij bij mij ingekomen, om mijn ongerechtigheid in gedachtenis te brengen, en om mijn zoon te doden? En hij zeide tot haar: Geef mij uw zoon. En hij nam hem van haar schoot, en droeg hem boven in de opperzaal, waar hij zelf woonde, en hij legde hem neder op zijn bed. En hij riep den HEERE aan, en zeide: HEERE, mijn God, hebt Gij dan ook deze weduwe, bij dewelke ik herberge, zo kwalijk gedaan, dat Gij haar zoon gedood hebt? En hij mat zich driemaal uit over dat kind, en riep den HEERE aan, en zeide: HEERE, mijn God, laat toch de ziel van dit kind in hem wederkomen. En de HEERE verhoorde de stem van Elia; en de ziel van het kind kwam weder in hem, dat het weder levend werd. En Elia nam het kind, en bracht het af van de opperzaal in het huis, en gaf het aan zijn moeder; en Elia zeide: Zie, uw zoon leeft. Toen zeide die vrouw tot Elia: Nu weet ik, dat gij een man Gods zijt, en dat het woord des HEEREN in uw mond waarheid is.
1 Koningen 17:9-24 Herziene Statenvertaling (HSV)
Sta op, ga naar Zarfath, dat aan Sidon toebehoort, en woon daar. Zie, Ik heb daar een weduwvrouw geboden om u te onderhouden. Vervolgens stond hij op en ging naar Zarfath. Toen hij bij de ingang van de stad kwam, zie, daar was een vrouw, een weduwe, hout aan het sprokkelen. Hij riep tot haar en zei: Haal toch een beetje water voor mij in deze kruik, zodat ik kan drinken. Toen zij op weg ging om het te halen, riep hij haar na en zei: Breng toch ook een stuk brood voor mij mee. Maar zij zei: Zo waar de HEERE, uw God, leeft! Ik heb geen broodkoek meer, behalve een handvol meel in de pot en een beetje olie in de kruik! En zie, ik ben een paar stukken hout aan het sprokkelen. Zodra ik thuis kom, ga ik het voor mij en voor mijn zoon klaarmaken. Daarna zullen we het opeten en sterven. Maar Elia zei tegen haar: Wees niet bevreesd! Ga, doe overeenkomstig uw woord, maar maak er eerst voor mij een kleine koek van en breng die bij mij. Maak daarna voor u en voor uw zoon iets klaar. Want zo zegt de HEERE, de God van Israël: Het meel in de pot zal niet opraken en in de kruik zal het aan olie niet ontbreken tot op de dag dat de HEERE regen op de aardbodem geven zal. Zij ging en deed overeenkomstig het woord van Elia. Zo at zij, en hij, en haar gezin, vele dagen. Het meel in de pot raakte niet op en in de kruik ontbrak het niet aan olie, overeenkomstig het woord van de HEERE, dat Hij door de dienst van Elia gesproken had. Het gebeurde na deze dingen dat de zoon van deze vrouw, de vrouw des huizes, ziek werd. Zijn ziekte werd zeer ernstig, totdat er in hem geen adem overbleef. Toen zei zij tegen Elia: Hoe heb ik het nu met u, man Gods? Bent u bij mij gekomen om mijn ongerechtigheid in herinnering te brengen en om mijn zoon te doen sterven? Maar hij zei tegen haar: Geef mij uw zoon. Hij nam hem van haar schoot en droeg hem naar boven naar het bovenvertrek, waar hijzelf woonde, en hij legde hem neer op zijn bed. Hij riep de HEERE aan en zei: HEERE, mijn God, hebt U dan ook deze weduwe, bij wie ik als vreemdeling verblijf, zoveel kwaad gedaan dat U haar zoon gedood hebt? En hij strekte zich driemaal over het kind uit en riep de HEERE aan, en zei: HEERE, mijn God, laat toch de ziel van dit kind in hem terugkeren. De HEERE luisterde naar de stem van Elia en de ziel van het kind keerde in hem terug, en het werd weer levend. Elia nam het kind op, bracht het vanuit het bovenvertrek naar beneden in huis, en gaf het aan zijn moeder. Toen zei Elia: Zie, uw zoon leeft. Toen zei die vrouw tegen Elia: Nu weet ik dat u een man Gods bent en dat het woord van de HEERE in uw mond waarheid is.
1 Koningen 17:9-24 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Maak u gereed, ga naar Sarefat, dat aan Sidon behoort, en houd daar verblijf. Zie, Ik heb daar een weduwe geboden u te verzorgen. Daarop maakte hij zich gereed en ging naar Sarefat. Toen hij bij de stadspoort kwam, zie, daar was een weduwe bezig hout te sprokkelen. Hij riep haar toe en zeide: Haal mij toch in een kruik een weinig water, opdat ik drinke. Toen zij het ging halen, riep hij haar na en zeide: Breng mij ook een bete broods mee. Daarop zeide zij: Zo waar de HERE, uw God, leeft, ik heb geen broodkoek, maar enkel een handvol meel in de pot en een weinig olie in de kruik. En zie, ik ben bezig een paar stukken hout te sprokkelen. Dan wil ik het thuis voor mij en mijn zoon gaan bereiden, en als wij het gegeten hebben, moeten wij maar sterven. Doch Elia zeide tot haar: Vrees niet, ga het thuis bereiden, zoals gij gezegd hebt, doch bereid mij daarvan eerst een kleine koek en breng mij die hier; voor u en uw zoon kunt gij het later bereiden. Want zo zegt de HERE, de God van Israël: Het meel in de pot zal niet opraken, en de olie in de kruik zal niet ontbreken tot op de dag, waarop de HERE regen op de aardbodem geven zal. Daarop ging zij heen en deed, zoals Elia gezegd had, en een tijdlang at zij, evenals hij, en haar huis. Het meel in de pot raakte niet op, en de olie in de kruik ontbrak niet, naar het woord des HEREN, dat Hij door de dienst van Elia gesproken had. Na deze gebeurtenissen werd de zoon van de vrouw des huizes ziek: ja, zijn ziekte werd zeer hevig, totdat er geen adem in hem overbleef. Toen zeide zij tot Elia: Hoe heb ik het met u, man Gods? Gij hebt bij mij intrek genomen om mijn ongerechtigheid in herinnering te brengen, en te maken, dat mijn zoon sterft. Daarop zeide hij tot haar: Geef mij uw zoon. Toen nam hij hem uit haar schoot, droeg hem naar het bovenvertrek, waar hij verblijf hield, en legde hem op zijn bed. Daarop riep hij tot de HERE en zeide: HERE, mijn God! Doet Gij zelfs de weduwe, bij wie ik als vreemdeling vertoef, het onheil aan, haar zoon te laten sterven? Toen strekte hij zich driemaal uit bovenop het kind en riep tot de HERE en zeide: HERE, mijn God! Laat toch de ziel van dit kind in hem terugkeren. En de HERE hoorde naar de stem van Elia, en de ziel van het kind keerde in hem terug, zodat het levend werd. Toen nam Elia het kind, droeg het uit het bovenvertrek naar beneden in huis en gaf het aan zijn moeder. En Elia zeide: Zie, uw zoon leeft. Daarop zeide de vrouw tot Elia: Thans weet ik, dat gij een man Gods zijt, en dat het woord des HEREN in uw mond waarheid is.
1 Koningen 17:8-24 Het Boek (HTB)
De HERE zei tegen hem: ‘Ga naar het dorp Sarfath, vlakbij Sidon. Daar woont een weduwe die u zal verzorgen. Ik heb haar daarvoor opdracht gegeven.’ Dus ging Elia naar Sarfath en toen hij bij de poorten van de stad kwam, zag hij een vrouw die bezig was hout te sprokkelen. Hij vroeg haar een beker water. Terwijl zij wegliep om het te halen, riep hij haar achterna: ‘Neem ook wat brood mee, als u wilt.’ Maar zij zei: ‘Ik zweer bij de HERE, uw God, dat ik geen kruimeltje brood in huis heb. Alles wat ik nog heb, is een handvol meel en een klein bodempje olie. Ik heb net wat hout gesprokkeld om voor de laatste keer een maaltijd te kunnen maken. Daarna zullen mijn zoon en ik sterven van de honger.’ Maar Elia stelde haar gerust en zei: ‘Wees maar niet bang. Maak die laatste maaltijd van u maar klaar, maar bak eerst wat brood voor mij. Daarna kunt u voor u en uw zoon wat klaarmaken. De HERE, de God van Israël, zegt namelijk dat altijd voldoende meel in de pot en olie in uw kruik zal zijn tot het moment dat de HERE weer regen laat vallen.’ Zij deed wat Elia had gezegd en met zijn drieën aten zij net zo lang van de voorraad meel en olie als nodig was. Want hoeveel zij ook gebruikten, er zat steeds genoeg meel in de pot en olie in de kruik, precies zoals de HERE door Elia had laten beloven. Maar op een dag werd de zoon van de vrouw erg ziek en stierf ten slotte. ‘Man van God,’ zei de vrouw, ‘wat hebt u mij aangedaan? Bent u hier gekomen om mij te straffen voor mijn zonden, door mijn zoon te laten sterven?’ ‘Geef hem maar aan mij,’ antwoordde Elia. Hij nam het dode lichaam van de jongen mee naar boven en legde hem in de logeerkamer waar hij zelf sliep. Toen riep hij tot de HERE: ‘O HERE, mijn God, waarom hebt U deze weduwe bij wie ik verblijf, zo getroffen en haar zoon gedood?’ Hij ging driemaal languit boven op de jongen liggen en riep naar de HERE: ‘Ach HERE, mijn God, laat dit kind alstublieft weer levend worden.’ De HERE verhoorde het gebed van Elia, de ziel van het kind keerde terug en hij werd weer levend. Elia nam hem mee naar beneden en gaf hem aan zijn moeder. ‘Kijk, hij leeft,’ zei hij. ‘Nu weet ik zeker dat u een profeet bent,’ zei zij, ‘en dat alles wat u zegt, van de HERE afkomstig is!’
1 Koningen 17:9-24 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
"Ga in Zarfat wonen, bij Sidon. Ik heb daar een weduwe bevolen om voor je te zorgen." Zo vertrok Elia naar Zarfat. Toen hij bij de stadspoort aankwam, was daar een weduwe takken aan het verzamelen. Hij riep tegen haar: "Haal alsjeblieft een kruik met een beetje water voor me, zodat ik kan drinken." Toen ze het ging halen, riep hij haar na: "Breng ook wat brood voor me mee!" De vrouw antwoordde: "Ik zweer bij uw Heer God dat ik geen brood heb. Ik heb nog maar een handvol meel en een klein beetje olie. Ik ben nu wat takken aan het verzamelen om thuis voor mij en mijn zoon een brood te bakken. Als dat op is moeten we maar sterven." Maar Elia zei tegen haar: "Wees niet bang. Ga thuis dat brood bakken zoals je hebt gezegd. Maar maak eerst voor mij een kleine koek en breng mij die. Voor jou en je zoon kun je later bakken. Want dit zegt de Heer, de God van Israël: het meel in de pot zal niet opraken en er zal genoeg olie in de kruik zijn tot de dag dat de Heer het weer zal laten regenen." De vrouw ging naar huis en deed wat Elia haar had gezegd. Een tijd lang had ze te eten, met Elia en haar gezin. Het meel in de pot raakte niet op en er zat altijd genoeg olie in de kruik, zoals de Heer door Elia had gezegd. Na een poosje werd de zoon van de vrouw ziek. Hij werd steeds zieker en uiteindelijk stierf hij. De vrouw zei tegen Elia: "Hoe zit dat nu met jou, profeet? Je bent zeker bij mij in huis komen wonen met de bedoeling dat God zich zou herinneren wat ik allemaal verkeerd heb gedaan. En nu heeft Hij voor straf mijn zoon gedood." Maar hij zei tegen haar: "Geef me je zoon." Hij tilde hem van haar schoot, droeg hem naar de bovenkamer waar hij woonde en legde hem op het bed. Toen riep hij tot de Heer: "Heer mijn God! Doet U zelfs de weduwe kwaad bij wie ik hier mag wonen? U heeft haar zoon laten sterven!" Daarna ging hij drie keer languit bovenop het kind liggen en riep tegen de Heer: "Heer mijn God! Laat alstublieft het leven weer in dit kind terugkomen!" En de Heer deed wat Elia Hem gevraagd had. Het leven kwam in het kind terug. Elia tilde het kind op, droeg het naar beneden en gaf het aan zijn moeder. Hij zei: "Kijk, je zoon leeft." Toen zei de vrouw tegen Elia: "Nu weet ik dat je een profeet van God bent. Wat jij zegt is echt het woord van de Heer."