1 Korinthiërs 14:26-33
1 Korinthiërs 14:26-33 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Wat is het dan, broeders? Wanneer gij samenkomt, een iegelijk van u, heeft hij een psalm, heeft hij een leer, heeft hij een vreemde taal, heeft hij een openbaring, heeft hij een uitlegging; laat alle dingen geschieden tot stichting; En zo iemand een vreemde taal spreekt, dat het door twee, of ten meeste drie geschiede, en bij beurte; en dat één het uitlegge. Maar indien er geen uitlegger is, dat hij zwijge in de Gemeente; doch dat hij tot zichzelven spreke, en tot God. En dat twee of drie profeten spreken, en dat de anderen oordelen. Doch indien een ander, die er zit, iets geopenbaard is, dat de eerste zwijge. Want gij kunt allen, de een na den ander profeteren, opdat zij allen leren, en allen getroost worden. En de geesten der profeten zijn den profeten onderworpen. Want God is geen God van verwarring, maar van vrede, gelijk in al de Gemeenten der heiligen.
1 Korinthiërs 14:26-33 Herziene Statenvertaling (HSV)
Hoe is het dan, broeders? Telkens wanneer u samenkomt, heeft iedereen een psalm, of hij heeft een onderwijzing, of hij heeft een andere taal, of hij heeft een openbaring, of hij heeft een uitleg. Laat alles gebeuren tot opbouw. En als iemand in een andere taal spreekt, laat het dan door twee of hoogstens drie mensen gedaan worden, ieder op zijn beurt, en laat één het uitleggen. Maar als er geen uitlegger is, laat hij dan in de gemeente zwijgen, maar laat hij tot zichzelf spreken en tot God. En laten twee of drie profeten spreken, en laten de anderen het beoordelen. En als aan een ander die daar zit, iets geopenbaard wordt, laat dan de eerste zwijgen. Want u kunt allen, de één na de ander, profeteren, opdat allen leren en allen bemoedigd worden. En de geesten van de profeten zijn aan de profeten zelf onderworpen. Want God is geen God van wanorde, maar van vrede, zoals in alle gemeenten van de heiligen.
1 Korinthiërs 14:26-33 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Hoe staat het dan, broeders? Telkens als gij samenkomt, heeft ieder iets: een psalm of een lering of een openbaring of een tong of een uitlegging; dat alles moet tot stichting geschieden. Indien er in tongen spreken, laten het er twee, ten hoogste drie zijn, ieder op zijn beurt, en laat één uitleg geven. Is er echter geen uitlegger, dan moet men zwijgen in de gemeente, maar tot zichzelf en tot God spreken. Wat de profeten betreft, twee of drie mogen het woord voeren, en de anderen moeten het beoordelen. Maar indien aan een ander, die daar gezeten is, een openbaring ten deel valt, moet de eerste zwijgen. Want gij kunt allen één voor één profeteren, opdat allen lering en allen opwekking erdoor ontvangen. En de geesten der profeten zijn aan de profeten onderworpen, want God is geen God van wanorde, maar van vrede.
1 Korinthiërs 14:26-33 Het Boek (HTB)
Weet u hoe het moet, broeders en zusters? Als u bijeenkomt, neemt ieder deel aan de dienst. De een zingt een lied, de ander onderwijst. De een geeft door wat God hem duidelijk heeft gemaakt, de ander spreekt in klanktalen en weer een ander legt uit wat hij zegt. Maar het moet wel opbouwend zijn. Er mogen niet meer dan twee of drie hardop in een klanktaal spreken en dan niet tegelijk, maar om de beurt. Bovendien moet iemand uitleggen wat het betekent. Als die er niet is, mag u in de gemeente niet hardop in een klanktaal spreken. Doe het dan maar stil voor uzelf en voor God. Er mogen ook niet meer dan twee of drie personen namens God spreken. Bovendien moeten de anderen beoordelen of hun woorden door God zijn ingegeven of niet. Maar als er iemand zit aan wie God ineens iets duidelijk maakt, moet degene die juist aan het woord was, stoppen met spreken. Als het zo gaat, komen allen die woorden van God kunnen doorgeven aan de beurt. Daardoor zullen alle aanwezigen iets leren en bemoedigd worden. Wie woorden van God doorgeven, kunnen daar best even mee wachten tot een geschikt moment. God wil geen wanorde, maar vrede en harmonie in alle gemeenten.
1 Korinthiërs 14:26-33 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Wat moeten jullie dus doen, broeders en zusters? Elke keer als jullie samenkomen, hebben jullie allemaal iets van de Heer gekregen om met de andere mensen te delen. De één komt met een lied. Een ander legt iets uit over het Woord. Weer een ander vertelt iets wat God hem heeft laten zien. En weer een ander spreekt in een taal van de Geest en legt uit wat hij zegt. Maar alles moet zó gebeuren, dat de anderen er iets aan hebben. Als mensen iets in een taal van de Geest willen zeggen, mogen dat er maar twee of drie zijn. Ze moeten om de beurt spreken. En iemand moet het uitleggen. Als er niemand is die het kan uitleggen, moeten ze ook niet tegen de gemeente in talen van de Geest spreken. Ze mogen dan wel voor zichzelf tegen God in een taal van de Geest spreken. Wat betreft de profeten: twee of drie mogen profeteren tot de gemeente. De anderen moeten nagaan of het klopt. Maar als God aan iemand anders die daar is plotseling iets laat zien, moeten de anderen hun mond houden. Op die manier kunnen jullie allemaal één voor één profeteren. Dan hebben alle mensen er iets aan en worden ze erdoor aangemoedigd en opgebouwd. De profeten zijn de baas over hun eigen geest, dus ze kunnen zwijgen als dat nodig is. Want God is geen God van wanorde, maar van vrede.