Jeremia 32:30-35

Jeremia 32:30-35 HTB

Want Israël en Juda hebben sinds hun vroegste dagen alleen maar gezondigd, zij hebben Mij diep beledigd met hun slechte daden. Vanaf de tijd dat deze stad werd gebouwd tot nu toe heeft zij niets anders gedaan dan mijn toorn opwekken, daarom ben Ik vastbesloten haar voor mijn ogen weg te vagen. Heel Juda en Israël, hun koningen, leiders, priesters en profeten, alle inwoners hebben Mij diep beledigd met hun zonden. Zij hebben Mij de rug toegekeerd en geweigerd zich om te draaien, voortdurend leerde Ik hun het verschil tussen goed en kwaad, maar zij wilden niet luisteren of gehoorzamen. Zij hebben zelfs mijn eigen tempel verontreinigd door daar hun vreselijke afgoden te aanbidden. Zij hebben altaren voor Baäl gebouwd in het Ben-Hinnomdal. Daar hebben zij zelfs hun kinderen verbrand als offers aan Moloch, iets dat Ik nooit heb bevolen, wat Ik Mij zelfs niet kan voorstellen. Wat een gruwelijk kwaad! En wat heeft Juda daardoor enorm gezondigd!

YouVersion gebruikt cookies om je ervaring te personaliseren. Door onze website te gebruiken ga je akkoord met ons gebruik van cookies zoals beschreven in ons Privacybeleid