De tweede brief van Paulus aan de Korintiërs 11:16-23

De tweede brief van Paulus aan de Korintiërs 11:16-23 NBG51

Nog eens: niemand houde mij voor onverstandig; of anders: aanvaardt mij als een onverstandige; dan kan ik ook een weinig roemen. Wat ik zeg, zeg ik niet naar de Here, maar als in onverstand, aangenomen, dat wij mogen roemen. Daar velen roemen naar het vlees, zal ook ik eens roemen. Gij hebt immers gaarne geduld met onverstandigen, omdat gij zo verstandig zijt: gij verdraagt het immers, als iemand u als slaven gebruikt, als iemand u opeet, als iemand beslag op u legt, als iemand groot doet, als iemand u in het aangezicht slaat. Tot mijn schande moet ik erkennen, dat wij te zwak geweest zijn. En toch, wanneer iemand iets durft – ik spreek in onverstand – dan durf ik ook. Hebreeën zijn zij? Ik ook. Israëlieten zijn zij? Ik ook. Nageslacht van Abraham zijn zij? Ik ook. Dienaren van Christus zijn zij? – ik spreek tegen mijn verstand in – ik nog meer: in moeiten veel vaker, in gevangenschap veel vaker, in slagen maar al te zeer, in doodsgevaren menigmaal.

YouVersion gebruikt cookies om je ervaring te personaliseren. Door onze website te gebruiken ga je akkoord met ons gebruik van cookies zoals beschreven in ons Privacybeleid