Markus 10:1-31

Markus 10:1-31 HSV

En toen Hij opgestaan was, ging Hij vandaar naar het gebied van Judea, door het Overjordaanse; en de menigten kwamen opnieuw bij Hem samen, en zoals Hij gewoon was, onderwees Hij hun opnieuw. En de Farizeeën kwamen naar Hem toe en vroegen Hem, om Hem te verzoeken, of het een man geoorloofd is zijn vrouw te verstoten. Maar Hij antwoordde en zei tegen hen: Wat heeft Mozes u geboden? En zij zeiden: Mozes heeft toegestaan een echtscheidingsbrief te schrijven en haar te verstoten. En Jezus antwoordde hun: Vanwege de hardheid van uw hart heeft hij dat gebod voor u geschreven. Maar vanaf het begin van de schepping heeft God hen mannelijk en vrouwelijk gemaakt. Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zich aan zijn vrouw hechten; en die twee zullen tot één vlees zijn, zodat zij niet meer twee zijn, maar één vlees. Dus, wat God samengevoegd heeft, laat de mens dat niet scheiden. En thuis stelden Zijn discipelen Hem hierover opnieuw vragen. En Hij zei tegen hen: Wie zijn vrouw verstoot en met een andere trouwt, pleegt overspel tegen haar. En als een vrouw haar man verstoot en met een andere trouwt, pleegt zij ook overspel. En ze brachten kinderen bij Hem, opdat Hij hen zou aanraken, maar de discipelen bestraften degenen die hen bij Hem brachten. Maar toen Jezus dat zag, nam Hij het hun zeer kwalijk en zei tegen hen: Laat de kinderen bij Mij komen en verhinder hen niet, want voor zodanigen is het Koninkrijk van God. Voorwaar, Ik zeg u: wie het Koninkrijk van God niet ontvangt als een kind, zal het beslist niet binnengaan. En Hij omarmde hen, legde de handen op hen en zegende hen. En toen Hij naar buiten ging om op weg te gaan, snelde er iemand naar Hem toe, viel voor Hem op de knieën en vroeg Hem: Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven? En Jezus zei tegen hem: Waarom noemt u Mij goed? Niemand is goed behalve Eén, namelijk God. U kent de geboden: U zult geen overspel plegen; u zult niet doden; u zult niet stelen; u zult geen vals getuigenis afleggen; u zult niemand benadelen; eer uw vader en uw moeder. Maar hij antwoordde Hem: Meester, al deze dingen heb ik in acht genomen van mijn jeugd af. En Jezus keek hem aan en had hem lief, en Hij zei tegen hem: Eén ding ontbreekt u: ga heen, verkoop alles wat u hebt en geef het aan de armen en u zult een schat hebben in de hemel; en kom dan, neem het kruis op en volg Mij. Maar hij werd treurig over dat woord en ging bedroefd weg, want hij had veel bezittingen. En terwijl Hij rondkeek, zei Jezus tegen Zijn discipelen: Hoe moeilijk kunnen zij die rijkdommen bezitten, het Koninkrijk van God binnengaan! En de discipelen verbaasden zich over Zijn woorden. Maar Jezus antwoordde opnieuw en zei tegen hen: Kinderen, hoe moeilijk is het dat zij die op rijkdommen vertrouwen, het Koninkrijk van God binnengaan! Het is gemakkelijker dat een kameel door het oog van een naald gaat, dan dat een rijke het Koninkrijk van God binnengaat. En zij stonden nog meer versteld en zeiden tegen elkaar: Wie kan dan zalig worden? Maar Jezus keek hen aan en zei: Bij de mensen is het onmogelijk, maar niet bij God, want bij God zijn alle dingen mogelijk. En Petrus begon tegen Hem te zeggen: Zie, wij hebben alles verlaten en zijn U gevolgd. En Jezus antwoordde: Voorwaar, Ik zeg u: er is niemand die huis of broers of zusters of vader of moeder of vrouw of kinderen of akkers verlaten heeft omwille van Mij en om het Evangelie, of hij ontvangt honderdvoudig, nu in deze tijd, huizen en broeders en zusters en moeders en kinderen en akkers, met vervolgingen, en in de wereld die komt, het eeuwige leven. Maar veel eersten zullen de laatsten zijn, en veel laatsten de eersten.