Johannes 18:17-27

Johannes 18:17-27 HSV

Het dienstmeisje dan, de portierster, zei tegen Petrus: Bent ook u niet een van de discipelen van deze Mens? Hij zei: Dat ben ik niet. En de slaven en de dienaars hadden een kolenvuur gemaakt, omdat het koud was, en stonden zich te warmen. Petrus stond zich bij hen te warmen. De hogepriester dan ondervroeg Jezus over Zijn discipelen en over Zijn onderricht. Jezus antwoordde hem: Ik heb openlijk gesproken tot de wereld; Ik heb altijd onderwezen in de synagoge en in de tempel, waar de Joden altijd samenkomen, en Ik heb niets in het verborgen gesproken. Waarom ondervraagt u Mij? Ondervraag hen die gehoord hebben wat Ik tot hen gesproken heb; zie, dezen weten wat Ik gezegd heb. En toen Hij dit zei, gaf een van de dienaars die daarbij stond, Jezus een slag in het gezicht en zei: Antwoordt U zo de hogepriester? Jezus antwoordde hem: Als Ik verkeerd gesproken heb, bewijs dan wat er verkeerd is; maar als het terecht was, waarom slaat u Mij dan? Annas nu had Hem gebonden naar Kajafas, de hogepriester, gezonden. En Simon Petrus stond zich te warmen. Zij zeiden dan tegen hem: Bent ook u niet een van Zijn discipelen? Hij ontkende het en zei: Dat ben ik niet. Een van de dienaren van de hogepriester, die familie was van hem bij wie Petrus het oor afgeslagen had, zei: Heb ik u niet met Hem in de hof gezien? Petrus dan ontkende het opnieuw. En meteen kraaide de haan.