Jesaja 38:10-20

Jesaja 38:10-20 HSV

Zelf zei ik: Op de helft van mijn dagen moet ik heengaan; in de poorten van het graf word ik beroofd van de rest van mijn jaren. Ik zei: Ik zal de HEERE, de HEERE, niet zien in het land van de levenden; ik zal de mensen niet meer aanschouwen onder de inwoners van de wereld. Mijn levenstijd is opgebroken, van mij weggerukt, als een tent van een herder; ik heb mijn leven opgerold, zoals een wever doet, Hij snijdt mij af van het weefgetouw. Voordat de dag tot nacht wordt, zult U aan mij een einde gemaakt hebben. Ik stelde het me voor, tot de morgen toe: als een leeuw, zo zal Hij al mijn beenderen breken. Voordat de dag tot nacht wordt, zult U aan mij een einde gemaakt hebben. Als een zwaluw of kraanvogel, zo piepte ik, ik kirde als een duif. Mijn ogen waren smekend opgeslagen naar omhoog: Heere, ik word neergedrukt; wees U mijn Borg! Wat zal ik spreken? Zoals Hij mij heeft gezegd, heeft Híj het gedaan. Nu mag ik al mijn jaren gerust verdergaan, de bitterheid van mijn ziel te boven gekomen. Heere, bij deze dingen leeft men, en in al deze dingen is het leven van mijn geest. Want U hebt mij gezond gemaakt en mij genezen. Zie, tot vrede is de bitterheid voor mij bitter geweest, want Ú hebt mijn ziel lieflijk omhelsd, van het graf van de ontbinding vandaan gehaald. Want U hebt al mijn zonden achter Uw rug geworpen. Immers, het graf zal U niet loven, de dood U niet prijzen; wie in de kuil neerdalen, zullen op Uw waarheid niet hopen. De levende, de levende, die zal U loven, zoals ik vandaag. De vader zal zijn kinderen met Uw waarheid bekendmaken. De HEERE was er om mij te verlossen. Daarom zullen wij mijn snarenspel doen klinken, al de dagen van ons leven, in het huis van de HEERE.

YouVersion gebruikt cookies om je ervaring te personaliseren. Door onze website te gebruiken ga je akkoord met ons gebruik van cookies zoals beschreven in ons Privacybeleid