1 Thessalonicenzen 2

2
Paulus' omgang met de gemeente
1Want #1 Thess. 1:5,9u weet zelf, broeders, van onze komst bij u dat die niet tevergeefs is geweest.
2Maar, hoewel wij tevoren geleden hadden en #Hand. 16:22in Filippi smadelijk behandeld waren, zoals u weet, hebben wij toch in onze God vrijmoedigheid gekregen om het Evangelie van God #Hand. 17:2tot u te spreken, te midden van veel strijd.
3Want onze vermaning kwam niet voort uit dwaling, of uit onzuivere motieven, en ging ook niet met bedrog gepaard,
4maar, zoals wij door God beproefd zijn om ons het Evangelie toe te vertrouwen, zo spreken wij, #Gal. 1:10niet om mensen te behagen, maar God, Die onze harten beproeft.
5Want wij hebben nooit vleiende woorden gebruikt, zoals u weet, en ook geen voorwendsel voor hebzucht. #Rom. 1:9; 9:1; 2 Kor. 1:23; 11:31; Gal. 1:20; Filipp. 1:8; 1 Tim. 5:21; 2 Tim. 4:1God is getuige!
6Wij zochten ook geen eer van mensen, niet van u, ook niet van anderen, #1 Kor. 9:3; 2 Thess. 3:9hoewel wij, als apostelen van Christus, u tot last hadden kunnen zijn,
7maar wij zijn in uw midden vriendelijk geweest, zoals een voedster haar kinderen koestert.
8Wij waren zo vol verlangen naar u dat wij graag#2:8 graag - Letterlijk: het heeft ons behaagd. met u niet alleen het Evangelie van God wilden delen, maar ook onszelf,#2:8 onszelf - Letterlijk: onze eigen zielen. omdat u ons lief geworden was.
9 # Hand. 18:3; 20:34; 1 Kor. 4:12; 2 Kor. 11:9; 12:13; 2 Thess. 3:8 U herinnert zich immers onze inspanning en moeite, broeders. Want terwijl wij nacht en dag werkten om niemand van u tot last te zijn, hebben wij u het Evangelie van God gepredikt.
10U bent getuige, en God, hoe heilig en rechtvaardig en onberispelijk wij geweest zijn bij u die gelooft.
11Zo weet u hoe wij elk van u afzonderlijk opwekten en aanmoedigden, net als een vader zijn kinderen.
12Wij riepen u ertoe op #Gen. 17:1; 1 Kor. 7:20; Efez. 4:1; Filipp. 1:27; Kol. 1:10waardig te wandelen voor God, Die u roept tot Zijn Koninkrijk en heerlijkheid.
13Daarom danken ook wij God zonder ophouden dat u, toen u van ons het gepredikte Woord van God hebt ontvangen, het ook aangenomen hebt, niet als een mensenwoord, maar (zoals het werkelijk is) als Gods Woord, dat ook werkzaam is in u die gelooft.
14Want u, broeders, bent navolgers geworden van de gemeenten van God die in Judea zijn, in Christus Jezus, omdat ook u hetzelfde geleden hebt van uw #Hand. 17:5,13eigen medeburgers als zij van de Joden,
15 # Hand. 7:52 die zowel de Heere Jezus als #Matt. 23:37; Luk. 13:34hun eigen profeten hebben gedood en ons hebben vervolgd. Zij behagen God niet en zijn alle mensen vijandig gezind.
16 # Hand. 17:13 Zij verhinderen ons tot de heidenen te spreken opdat die zalig zouden worden. Zo maken zij voor altijd de maat van hun zonden vol. En de toorn is over hen gekomen tot het einde.
Paulus' verlangen naar de gemeente
17Maar nu wij, broeders, voor een korte tijd van u gescheiden waren – wat betreft het gezicht, niet wat betreft het hart – hebben wij ons des te meer beijverd om uw gezicht te zien, met grote begeerte.
18 # Rom. 1:13; 15:22 Daarom hebben wij naar u toe willen komen (althans ik, Paulus), een- en andermaal, maar de satan heeft het ons verhinderd.
19 # 2 Kor. 1:14; Filipp. 2:16; 4:1 Want wat is onze hoop of blijdschap of erekroon? Bent ook u dat niet voor het aangezicht van onze Heere Jezus Christus bij Zijn komst?
20U bent immers onze heerlijkheid en blijdschap.

Markering

Deel

Kopiëren

None

Wil je jouw markerkingen op al je apparaten opslaan? Meld je aan of log in

YouVersion gebruikt cookies om je ervaring te personaliseren. Door onze website te gebruiken ga je akkoord met ons gebruik van cookies zoals beschreven in ons Privacybeleid