Exodus 3:6-22

Exodus 3:6-22 BB

Ik ben de God van je vader, de God van Abraham, de God van Izaäk en de God van Jakob." Toen verborg Mozes zijn gezicht, want hij was bang om God te zien. De Heer zei: "Ik heb heel goed gezien hoe vreselijk mijn volk lijdt in Egypte. Ik heb gehoord hoe ze het tot Mij uitschreeuwen over hun slavernij. Ik ken hun pijn en verdriet. Daarom ben Ik gekomen om hen uit de macht van de Egyptenaren te bevrijden. Ik zal hen uit Egypte halen. Ik zal hen naar een goed en ruim land brengen, een prachtig en vruchtbaar land. Nu wonen daar nog de Kanaänieten, de Hetieten, de Amorieten, de Perezieten, de Hevieten en de Jebusieten. Ik heb gehoord hoe de Israëlieten het uitschreeuwen. Ik heb gezien hoe vreselijk slecht de Egyptenaren hen behandelen. Daarom stuur Ik jou, Mozes, naar de farao. Jij gaat mijn volk uit Egypte weghalen." Maar Mozes zei: "Ik? Maar dat kan ik helemaal niet! Hoe zou ik naar de farao kunnen gaan? En hoe zou ik het volk uit Egypte kunnen halen?" Toen zei Hij: "Ik ben toch bij je! En Ik zal je bewijzen dat Ik je heb gestuurd: als je het volk uit Egypte hebt meegenomen, zullen jullie Mij op deze berg aanbidden." Toen zei Mozes tegen God: "Maar als ik tegen de Israëlieten zeg: 'De God van jullie voorvaders heeft mij naar jullie toe gestuurd,' dan vragen ze mij misschien: 'Hoe heet Hij dan?' Wat moet ik dan tegen hen zeggen?" Toen zei God tegen Mozes: "Mijn naam is IK BEN. Zeg tegen de Israëlieten: 'IK BEN heeft mij gestuurd. De Heer, de God van jullie voorvaders, de God van Abraham, Izaäk en Jakob, heeft mij naar jullie toe gestuurd.' Dat is voor eeuwig mijn naam. En zo wil Ik voor altijd worden genoemd. Ga. Roep de leiders van het volk Israël bij elkaar en zeg tegen hen: De Heer, de God van jullie voorvaders, de God van Abraham, Izaäk en Jakob, is naar mij toe gekomen. Hij heeft gezegd: 'Ik heb heel goed gezien wat er in Egypte met jullie gebeurt. Ik zal jullie uit de slavernij in Egypte redden. Ik zal jullie brengen naar het land van de Kanaänieten, Hetieten, Amorieten, Perezieten, Hevieten en Jebusieten. Ik zal jullie naar een prachtig en vruchtbaar land brengen.' Ze zullen naar je luisteren. Daarna ga je met de leiders van Israël naar de koning van Egypte. Zeg tegen hem: 'De Heer, de God van de Hebreeën, is naar ons toe gekomen. Laat ons alstublieft drie dagen ver de woestijn in reizen. Want daar willen we aan onze Heer God offers brengen.' Maar Ik weet dat de koning van Egypte jullie niet zal laten gaan. Zelfs niet als Ik hem met geweld daar toe zal dwingen. Daarom zal Ik Egypte straffen met allerlei rampen. Ik zal wonderen bij hen doen. Daarna zal de koning jullie laten gaan. En Ik zal ervoor zorgen dat de Egyptenaren goed zullen zijn voor dit volk. Daardoor zullen jullie niet met lege handen uit Egypte vertrekken. Elke vrouw moet aan haar buurvrouw en huisgenoten vragen om zilveren en gouden voorwerpen. Ook om kleren voor de kinderen. Zo zullen jullie de Egyptenaren beroven."

YouVersion gebruikt cookies om je ervaring te personaliseren. Door onze website te gebruiken ga je akkoord met ons gebruik van cookies zoals beschreven in ons Privacybeleid