Titus, deel tweeVoorbeeld

De roeping om God te verheerlijken geldt voor iedereen

“Vermaan de slaven dat zij hun eigen meester onderdanig zijn en dat zij hun in alles welbehaaglijk zijn, zonder tegen te spreken, dat ze niets ontvreemden, maar hun alle goede trouw bewijzen, opdat zij het onderwijs van God, onze Zaligmaker, in alles tot sieraad mogen strekken” (Titus 2:9-10, HSV).

Vandaag lezen we alweer over een gevoelig maatschappelijk thema: slavernij. Daar gaan onze nekharen van overeind staan! En dat is terecht. De Bijbel biedt voldoende aanknopingspunten voor de visie dat slavernij verkeerd is en afgeschaft moet worden. Mensenhandelaars worden bijvoorbeeld hard aangepakt in Exodus 21:16 en 1 Timotheüs 1:10. Ieder mens is evenveel waard en niemand heeft het recht een ander mens als zijn bezit te beschouwen.

Waarom worden slaven dan door Paulus aangespoord onderdanig te zijn en hun meester niet tegen te spreken? Waarom moeten ze trouw hun werk doen in zo’n onrechtvaardig maatschappelijk systeem?

Het is belangrijk om hier onderscheid te maken tussen het systeem van slavernij (dat toen heel gebruikelijk, maar wel verkeerd was) en de houding van een slaaf binnen dat systeem. De verandering die nodig is, moet bij de slavenhouders vandaan komen (zie bijvoorbeeld Efeze 6:9 en Filemon 1:16). Zo lang iemand echter in dit systeem gevangen zit en zijn positie niet kan veranderen, moet hij binnen dit systeem het goede doen en leven als een heilige. De roeping om een voorbeeld te zijn en door je gedrag God te verheerlijken, geldt voor iedereen, ongeacht je sociale status.

Denk nooit dat jij geen invloed hebt of dat jouw leven er niet toe doet! Ook in moeilijke of oneerlijke omstandigheden ben jij geroepen om 'een sieraad te zijn' voor het Evangelie!