Zoek resultaten voor: jongsten dage

Het evangelie naar Johannes 11:24 (NBG51)

Marta zeide tot Hem: Ik weet, dat hij zal opstaan bij de opstanding ten jongsten dage.

Het evangelie naar Johannes 6:54 (NBG51)

Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage.

Het evangelie naar Johannes 6:44 (NBG51)

Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader, die Mij gezonden heeft, hem trekke, en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage.

Het evangelie naar Johannes 12:48 (NBG51)

Wie Mij verwerpt en mijn woorden niet aanneemt, heeft een, die hem oordeelt: het woord, dat Ik heb gesproken, dat zal hem oordelen ten jongsten dage.

Het evangelie naar Johannes 6:40 (NBG51)

Want dit is de wil mijns Vaders, dat een ieder, die de Zoon aanschouwt en in Hem gelooft, eeuwig leven hebbe, en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage.

Het evangelie naar Johannes 6:39 (NBG51)

En dit is de wil van Hem, die Mij gezonden heeft, dat Ik van alles wat Hij Mij gegeven heeft, niets verloren late gaan, maar het opwekke ten jongsten dage.

Het evangelie naar Johannes 11:23 (NBG51)

Jezus zeide tot haar: Uw broeder zal opstaan.

Het evangelie naar Johannes 6:55 (NBG51)

Want mijn vlees is ware spijs en mijn bloed is ware drank.

Het evangelie naar Johannes 11:25 (NBG51)

Jezus zeide tot haar: Ik ben de opstanding en het leven; wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven,

Het evangelie naar Johannes 6:43 (NBG51)

Jezus antwoordde en zeide tot hen: Mort niet onder elkander.

Het evangelie naar Johannes 12:49 (NBG51)

Want Ik heb niet uit Mijzelf gesproken, maar de Vader, die Mij heeft gezonden, heeft zelf Mij een gebod gegeven, wat Ik zeggen en spreken moet.

Het evangelie naar Johannes 6:45 (NBG51)

Er is geschreven in de profeten: En zij zullen allen door God geleerd zijn. Een ieder, die het van de Vader gehoord en geleerd heeft, komt tot Mij.

Het evangelie naar Johannes 6:53 (NBG51)

Jezus dan zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij gij het vlees van de Zoon des mensen eet en zijn bloed drinkt, hebt gij geen leven in uzelf.

Het evangelie naar Johannes 12:47 (NBG51)

En indien iemand naar mijn woorden hoort, maar ze niet bewaart, Ik oordeel hem niet, want Ik ben niet gekomen om de wereld te oordelen, doch om de wereld te behouden.

Het evangelie naar Johannes 6:38 (NBG51)

Want Ik ben van de hemel nedergedaald, niet om mijn wil te doen, maar de wil van Hem, die Mij gezonden heeft.

Het evangelie naar Johannes 6:41 (NBG51)

De Joden dan morden over Hem, omdat Hij gezegd had: Ik ben het brood, dat uit de hemel nedergedaald is,

Genesis 42:19 (NBG51)

Indien gij eerlijke lieden zijt, laat dan één broeder van u gevangen blijven in het huis van bewaring, maar gaat gij heen, neemt koren mee voor de honger uwer gezinnen.

De brief aan de Hebreeën 8:10 (NBG51)

Want dit is het verbond, waarmede Ik Mij verbinden zal aan het huis Israëls na die dagen, spreekt de Here: Ik zal mijn wetten in hun verstand leggen, en Ik zal die in hun harten schrijven, en Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn.

Genesis 48:19 (NBG51)

Maar zijn vader weigerde het en zeide: Ik weet het, mijn zoon, ik weet het; ook hij zal tot een volk worden en ook hij zal groot worden; nochtans zal zijn jongere broeder groter zijn dan hij, en diens nageslacht zal een volheid van volken worden.

Genesis 48:20 (NBG51)

En hij zegende hen te dien dage en zeide: Met u zal Israël zegen toewensen door te zeggen: God make u als Efraïm en als Manasse. En hij plaatste Efraïm vóór Manasse.

Deuteronomium 21:16 (NBG51)

dan mag hij, wanneer hij zijn bezit aan zijn zonen vermaakt, aan de zoon der beminde niet het eerstgeboorterecht geven ten nadele van de zoon der niet-beminde, de eerstgeborene.

Genesis 42:17 (NBG51)

En hij zette hen gezamenlijk drie dagen lang in hechtenis.

Deuteronomium 21:15 (NBG51)

Wanneer een man twee vrouwen heeft, van wie hij de ene bemint en de andere niet, en zij hebben hem zonen gebaard, zowel de beminde als de niet-beminde, en de eerstgeboren zoon is van de niet-beminde,

Deuteronomium 21:17 (NBG51)

Maar de eerstgeborene, de zoon van de niet-beminde, moet hij erkennen door hem een dubbel deel te geven van alles wat het zijne zal blijken te zijn, want deze is de eersteling van zijn kracht: hem behoort het eerstgeboorterecht.

YouVersion gebruikt cookies om je ervaring te personaliseren. Door onze website te gebruiken ga je akkoord met ons gebruik van cookies zoals beschreven in ons Privacybeleid